Camp, of flauwe ironie? Helemaal niet. De leden van The Ukulele Orchestra of Great Britain zijn bloedserieus. Ze raken echt niet opgewonden meer van een elektrische gitaar of ingewikkelde sample-machine. Het is nog te vroeg om over een terugkeer naar communistische tijden te spreken, maar feit is wel dat de leden van The Ukulele Orchestra of Great Britain en met hen vele andere jonge Britten de grote industrieën de rug toekeren. Niet alleen de popindustrie maar alle grote industrie. Jonge mensen in vormeloze joggingbroeken, vale T-shirts en merkloze gympen. Geen opsmuk, geen dure dingen, vooral heel gewoon doen.
De muziek. Alternatieve popmuziek bestaat al lang niet meer. Alles wat alternatief heet, is na twee keer knipperen met je ogen alweer mainstream. En alles wat mainstream heet, is nep en gelikt.
Publiciteit is zó… zo ordinair. Ophef maken zoals The Prodigy doet, is kinderachtig. Nog weer meer schokken dan ‘Smack My Bitch Up’ is geforceerd. Moet je ook een clip maken met seks, drugs en geweld. Poeh poeh, hiep hiep hoera voor de decadentie. Gaap!
Dus: de ukulele is geen flauwe grap, maar een - letterlijke - herwaardering van het kleine. Samen mooie muziek maken, gewoon, zonder patserij.
Bij Belle & Sebastian spat het kleine en het bescheidene er bijna vanaf. Het achtkoppig collectief vertoont a-typisch gedrag voor popmuzikanten. Alle bandleden dragen bij aan de compositie. Grote podia boezemen hen weerzin in. Ze brengen geen singles uit van nummers die ook al op hun cd staan, anders moeten de kopers twee keer betalen voor hetzelfde nummer. Ze geven nauwelijks interviews en zeker niet iedereen verschijnt. Publiciteitsfoto’s lijken willekeurig uitgezochte, mooie plaatjes. En ondanks miljoenen-boden tekenden ze voor een klein, pas beginnend platenlabel.
Sufjes? Dat ook weer niet. Vilein is het nummer over de schijnbaar echt bestaande Seymour Stein. Deze platenbons toog naar Schotland om de band tijdens een luxe diner een vet contract voor te houden. Op The Boy With The Arab Strap zingt een jongen over de ‘promises of fame, promises of fortune’ van Seymour Stein: ‘Half a world away/ ticket for a plane/ Record-Company man/ I won’t be coming to dinner’. Ja, de jongen moet die avond gewoon werken. Hij besluit met: ‘Seymour Stein/ Sorry I missed you/ Have a nice flight home.’
Op Belle & Sebastian staat vooral hele mooie muziek. Geen vluchtige, snelle liedjes maar degelijk gecomponeerde deunen. Melodieus en met gevoel voor nuances en kleinere sferen. Veel akoestisch ook, met cello, blokfluit, viool en trompet. En intiem: je schrikt je soms half dood wanneer iemand op normale spreektoon begint en het net lijkt of hij achter je in de huiskamer staat.
Zo veel kleinigheid en anti-publiciteit. Dat gaat vast groots verkopen.
- Sushi 4004 (verzamelalbum). De hoes belooft ‘the return of spectacular japaneseclubpop’. Moderne Japanse muziek blijft een superieure parodie op het Westen. Bindende factor is de combinatie van clubhouse en easy tune die in het Westen mislukte maar in Japan meer dan slaagt.
- DJ Andy Smith - The Document. Steeds meer deejays brengen eigen compilaties uit en soms pakt dat wél goed uit. Op The Document staat de betere hiphop met respect gemixt. Plus zomaar erdoorheen te horen: Tom Jones, Marvin Gay, Barry White en Grandmaster Flash.
- 22 Pistepirrko - Eleven. Volstrekt eigenzinnig Fins popgroepje heeft werkelijk alles opgepakt wat de Japanners nog vergeten waren. Sommige stemmen zijn echt glamrock, sommige snaren zijn als in de Asian underground en er zijn beats zoals in triphop. Maar het klinkt als geen van de drie, het klinkt gewoon heel raar.