Armand: ‘We hebben een klein, schitterend zaaltje boven De Waag. Biertje erbij, een deejay die de boel opluistert tussen de bedrijven door. Heel informeel allemaal. De beelden die we vertonen worden daardoor veel kwetsbaarder dan wanneer je ze in een museum of galerie zou zien. Als het mensen niet boeit, beginnen ze te kletsen of te lachen. Dat doe je niet in een museum. Kunstenaars en fotografen komen bij ons vaak met ander materiaal dan ze in een galerie zouden tonen. Soms komen ze aanzetten met iets wat ze gevonden hebben. Zoals Hans Aartsen laatst. Die had ooit op koninginnedag een filmpje gekocht dat hij nooit had bekeken. Opeens bedacht hij dat hij het nog ergens moest hebben. Dat liet hij bij ons voor het eerst zien.’
Menno: ‘Première! Verrassingseffect! Het publiek weet niet wat haar te wachten staat. We maken nooit van tevoren het programma bekend.’
Armand: ‘En voor óns is de reactie van het publiek de verrassing.’
Menno: ‘Totáál onvoorspelbaar.’
Jan: ‘De ene keer denk je: dat wordt lachen, terwijl iedereen dan ademloos zit te kijken. De andere keer worden je ogen nat, maar schatert de zaal. Geen touw aan vast te knopen.’
Armand: ‘We laten van alles zien. Dia’s, websites, 8mm-film, 16mm, video. In feite zijn er twee typen beelden: de beelden die letterlijk lost & found zijn, vergeten en opnieuw ontdekt, en beelden waarvan de makers vinden dat een galerie niet de juiste vertoningsplek is. Daardoor hebben we soms nieuw werk van bekende beeldkunstenaars. Op een avond laten we soms twaalf verschillende dingen zien in anderhalf uur. Maar we hebben twee pauzes, dus je krijgt nooit een stijve nek.’
Menno: ‘Het zijn beelden op zoek naar een vertoningsplek, een publiek. Als ze bij ons zijn aangeland, hoeven ze niet meer te zoeken. Pilsje erbij en draaien maar.’
Jan: ‘Het mooie is dat we verdwaalde beelden en kunstzinnige beelden combineren. Daardoor wordt de kunst vaak leuker, terwijl de niet-kunst een kunstzinniger karakter krijgt. Ik heb nu een video van een bekende filmer. Die filmde vanuit zijn zolderraam een zwerver die de hele tijd blikjes in zijn zak probeert te stoppen die er natuurlijk weer uitvallen. Kun je niets mee in een galerie, maar het is echt heel mooi. Dat moet vertoond.’
Menno: ‘De opvatting dat kunst pas kunst is als het het platte leven ontstijgt is volledig achterhaald. Je ziet dat veel kunstenaars met hun werk proberen zo dicht mogelijk de werkelijkheid te benaderen. Reality Art. Dus komen ze met hun beelden vaak bij ons.’
Jan: ‘Het mooie van Lost & Found is dat het een van de weinige gelegenheden is waarbij kunst je kan overkomen.’
Armand: ‘Tijdens het drinken van een pilsje.’
MENNO: ‘Maar soms werkt het niet. Dat koninginnedagfilmpje van Hans Aartsen bleek een marketing-strategie-film van de BBC. De deejay draaide er wel een muziekje onder, maar het hielp niks. Saai.’
Jan: ‘Wat het gek genoeg weer wel heel goed deed waren de vakantiedia’s van Patrick. Hij was met zijn vriendin naar Australië geweest en had daar heel veel dia’s gemaakt. Vooral van zijn vriendin. Die heeft hij laten zien op Lost & Found, met een verhaal erbij. Schitterend. Iedereen vond het mooi.’
Armand: ‘Misschien is dat wel het geheim, dat het vaak zo persoonlijk is wat we vertonen. Niet per se door de beelden, maar omdat degene van wie de beelden zijn die vaak inleidt. Dan krijgen ze een heel persoonlijk karakter.’
Menno: ‘Het is de context hè. Heel belangrijk, ook al is het postmodernistische onzin. De plek, de mensen, het zaaltje en het andere werk waartussen iets wordt vertoond: van onschatbare waarde allemaal. Vanaf de eerste keer was Lost & Found telkens uitverkocht.’
Jan: ‘Kost maar een tientje. Je moet er wel vóór negen uur zijn, want de zaal is niet groot. Er kunnen honderdtwintig mensen in.’
Menno: ‘Het publiek is nooit hetzelfde. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de mensen die hun materiaal laten zien. Dat zijn steeds weer anderen en die nemen hun eigen mensen mee.’
Armand: ‘Da’s heel mooi, want daardoor is de avond ook steeds anders. De ene keer reageert iedereen serieus, de andere keer is de sfeer balorig. Ook al zou je exact dezelfde filmpjes draaien.’
Jan: ‘De context hè.’
ARMAND: ‘Meestal is het eerste deel het zwaarst en daarna wordt het lichter. Aan het eind wordt het vaak lachen.’
Menno: ‘We stellen de avond echt met zijn drieën samen. Dat geeft gek genoeg geen problemen, terwijl we een heel andere achtergrond hebben. Als een van ons erg overtuigd is van de kwaliteit van iets wat hij heeft gevonden, en de andere twee vinden het niks, dan laten we het meestal toch zien.’
Jan: ‘Ik ben kunstenaar, maar ik merk dat ik goed ben in het verzamelen van materiaal dat niet uit de kunstwereld komt. Meer uit een soort schemergebied. Geen pulp, en geen kunst.’
Menno: ‘Ik heb veel gedaan in de mediahoek. Ik beschouw Lost & Found als een medium, als een manier om iets te presenteren. Een tamelijk intiem geheel van mensen die alleen maar kijken en luisteren. Intimate media dus. Heb ik gejat hoor, die term.’
Armand: ‘Als ik een avond in mijn eentje in elkaar zou zetten, zou die er heel anders uitzien dan wanneer Jan of Menno dat zou doen. Ik ben grafisch ontwerper en werk bijna uitsluitend met kunstenaars. Wat ik leuk vind is beginnende kunstenaars een podium te geven. Ik kom dus veel vaker aan met echte kunst.’
Menno: ‘We weten alledrie hoe je zo'n avond met beelden kunt opbouwen. Maar wat je mooi vindt, is persoonlijk. Je hoeft het daarover niet eens te zijn. Als de avond maar goed in elkaar zit, met een goede spanningsopbouw. Uiteindelijk gaat het erom wat we in handen hebben en wat we daarvan willen tonen. Dat zijn de enige criteria waaronder we te lijden hebben.’
Jan: ‘Eigenlijk zijn we een soort theatermakers. We hebben in de loop der tijd veel geleerd over hoe je mensen iets moet presenteren. Het moet allemaal bij elkaar passen. Er moeten raakvlakken zijn.’
Menno: ‘Kwestie van gevoel.’
Jan: ‘Gevoel?’
Armand: ‘We zijn heel integer. We vinden dat we iets goeds maken, dat het de moeite waard is om onze avond te zien. Maar we willen mensen niets meegeven of zo.’
Menno: ‘Waarom doen we het eigenlijk hè, vraag je je af. Misschien overkomt het ons wel, de hele tijd. Van het vinden van het materiaal tot de vertoning.’
Armand: ‘Precies. Voor je het weet hebben we een programma dat nog goed in elkaar zit ook.’
Menno: ‘Zo goed dat we niet aan de subsidiecriteria voldoen. Daar ben ik best trots op. We passen niet in een hokje. Knap gedaan, toch?’
Armand: ‘Ja, maar intussen leiden we wel tweeduizend gulden verlies per avond.’
Menno: ‘Ik hoef geen subsidie zolang die lui die verlenen op grond van een stukje tekst dat we moeten opstellen. Ze moeten gewoon een keer komen kijken. Dan zien ze wat Lost & Found waard is.’