Het valt niet mee een samenvatting van Annelies Verbekes kleine roman Slaap! te geven zonder al te veel nadruk te leggen op de melodramatische kanten ervan. De jonge vrouw Maya kan al wekenlang niet meer slapen, ze gaat de straat op, valt de buren lastig, haar vriend verlaat haar, ze maakt kennis met de even zo slapeloze oudere man Benoit de Gieter, die aan een sterk erotisch getinte moederbinding lijdt (zijn moeder was hoer) en in Maya zijn moeder herkent. Nadat De Gieter een poging heeft gedaan Maya te verkrachten, wordt hij gek en belandt in een psychiatrische inrichting, waaruit hij ten slotte wegloopt. Maya is ondertussen stevig aan lager wal geraakt, ze krijgt een ongeluk, belandt in een ziekenhuis waar ze langzaam geneest. Als ze thuiskomt, woont haar zus ineens bij haar. Ze gaat op zoek naar haar slapeloze oudere vriend De Gieter, aan wie ze zich toch sterk gehecht heeft, ondertussen slaapt ze met veel mannen. Ten slotte vinden ze elkaar in een hoerentent. Over de volg orde van al deze heftige gebeurtenissen ben ik achteraf niet meer zo zeker, maar erg veel kan ik er niet naast zitten.
Dit is een soort verhaal dat in de jaren zeventig en tachtig ongetwijfeld door Fassbinder verfilmd zou worden omdat het hem de gelegenheid bood eens flink te schmieren over de verschoppelingen van deze wereld en hem bovendien de kans gaf door pakkende camera-instellingen een mooie, troebele sfeer en een prettig gestoorde ambiance in het leven te roepen. Bij Fassbinder wist je nooit zeker of hij het nu meende of niet, dat vormde voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht van zijn films, bij Annelies Verbekes personages bestaat daarover geen enkele twijfel: ze menen het allemaal oprecht. En zijzelf ook. «Ik luisterde naar het suizen van de wagens en een stem in de verte, misschien twee. Waarom zag ik niets meer? Was het mijn oude schaduw of een voor altijd? En hoelang was het nog? Van alle monsters had ik deze angst nog nooit ontmoet. Hij ving mij op de maat van gierende sirenes. De pijn sloeg mij hard in het gezicht. Waarom kwamen die mensen niet bij mij? Dachten ze dat het te laat was?» Verbeke houdt van grote woorden en grote gedachten, ze meent dat ze daarmee grote emoties bij de lezers kan oproepen. De verte, de pijn, angst, monsters, die mensen, te laat dit boek wil het hiervan hebben, maar het is de vraag of al die grote woorden en gebaren niet toch hoofdzakelijk bij de schrijfster ervan bleven hangen.
Het is duidelijk dat zij zelf volkomen meegesleept en overmand is door alle woorden, begrippen en gebeurtenissen. En dat zij ervan overtuigd is met Maya, Benoit de Gieter en nog zo wat andere «vertrapten» een paar heldhaftige en bijzondere types te hebben gecreëerd die tegenwicht moeten bieden aan al die burgerlijke figuren waarmee ons dagelijks leven zo jammerlijk is gevuld, om over onszelf maar te zwijgen. Maar of dit bombardement van uitvergrote emoties ook werkelijk bij lezers, ik bedoel natuurlijk bij mij, inlevende gevoelens van betrokkenheid en pijn en medeleven met al deze vertrapten der aarde oproept is de vraag. Ik moest er af en toe ook hartelijk bij lachen, wat beslist niet de bedoeling was, ik kon er gewoon niks aan doen, en vermoedelijk zegt dat toch ook meer over mij dan over het gevoelsleven van de personages in dit boek.
Vooral de geschiedenis van de ongelukkige Benoit de Vlieger neemt wel eens proporties aan die de grenzen van het sentimentele verre te buiten gaan. De goede moeder die tegelijkertijd hoer is en gedwongen wordt haar zoon te verlaten. Het expliciet uitgewerkte verdriet dat zich vervolgens van hem meester maakt, het goede schoolkameraadje Stan dat later succesvol hoteleigenaar blijkt te zijn en zich over hem ontfermt, de uitgesponnen geschiedenis van zijn relatie met letterlijk een nachtvlinder die ten slotte jammerlijk sterft. Ik zat erbij en keek ernaar, tevergeefs wachtend op details, op precisie, op een stijl die emoties verbergt achter scherpe formuleringen. Je treft op het ogenblik wel vaker romans aan over mensen die vreemd in het leven staan, die zich willen onttrekken aan de dagelijkse banaliteit van het bestaan en daartoe soms zelfs destructieve zoektochten ondernemen. Een nieuwe romantiek kondigt zich wellicht aan. Zie bijvoorbeeld ook het werk van Esther Gerritsen. Maar verrassende literatuur levert het nog niet op: men kiest te veel voor expliciet uitgewerkte emoties en niet voor het gelispel en het gefluister.
Misschien kun je Verbekes roman toch het best zien als een sprookje met een prinses erin die niet kan slapen (De prinses op de erwt!) en een prins die door zijn moeder is verlaten en haar terugvindt in de gedaante van de slapeloze prinses. In sprookjes gaat het niet, net zo min als in dit verhaal, om de stijl, niet om de uitgebalanceerde typeringen, niet om het detail, maar vooral om het grote gebaar en de rake symboliek, om de zoektocht naar een prettig bestaan dat zich uiteindelijk op de laatste pagina aandient.