Hoezo vrijgemaakt en intelligent? Híj ontmaagde zijn studentes, terwijl zíj in de kroeg tranen van jaloezie in haar wijn liet druppen. Een beetje zielig eigenlijk, en banaal. Mijn illusie over haar groots en meeslepend leven, gevoed door De Beauvoirs dikke delen memoires, moest met deze wetenschap wel in duigen liggen. En dat was ook zo, even.
Schrijversbiografieën zijn ondenkbaar zonder onthullingen. Ze ontlenen er hun bestaansrecht aan. Via zijn literaire werk heeft de schrijver een beeld van zichzelf gecreëerd. Nu gaan we zien of dat klopt met de werkelijkheid. En het klopt nooit. ‘Wie ooit voor Frederik van Eeden heeft gevoeld, raakt door de kennis omtrent diens leven knap bekoeld’, luidde de reactie van Wam de Moor op de biografie van Frederik van Eeden. Jan Fontijn, biograaf van Van Eeden, was na lezing van de biografie van Achterberg door Wim Hazeu niet meer in staat van Achterbergs gedichten te genieten. Zelf is Fontijn nog aan het overwegen of hij de biografie van Maurice Gilliams zal gaan schrijven. Hij twijfelt, want hij is bang hem te ontluisteren.
HET RAADSEL waar iedere biograaf voor komt te staan is dat zijn object held en stumper tegelijkertijd is. Prachtig werk geleverd, alom geëerd en geroemd, en toch niet anders dan de weg van alle vlees gegaan. Klassiekers geschreven vol wereldleed en mededogen, maar tuk op voordeeltjes en te beroerd om zelf ooit de rekening te betalen. Wereldberoemd geworden met het standaardwerk over man-vrouwverhoudingen, maar gekoeioneerd en vernederd in de slaapkamer. ‘Zulke bijzondere boeken, en dan zo'n onbeduidend mannetje’, hoorde ik iemand het optreden van Louis Paul Boon in een televisiedocumentaire becommentariëren.
Onlangs werden twee schrijversportretten gepubliceerd die de onmogelijkheid van de biografenopdracht mooi illustreren: het bijzondere en het onbeduidende, het geschreven en het geleefde leven met elkaar in verband te brengen. Beide boeken werpen ook een interessant licht op de motivatie van de biograaf, de ijverige letterknecht die jaren van zijn leven besteedt aan het doorgronden van dat van een ander. De Franse journaliste Laure Adler schreef Marguerite Duras, een dikke biografie over ‘de meest gelezen schrijfster van Frankrijk’ die twee jaar geleden op 81-jarige leeftijd overleed. De Amerikaanse schrijver van romans en reisboeken Paul Theroux geeft een portret van V.S. Naipaul in het boek dat hij schreef over hun dertigjarige vriendschap, Sir Vidia’s Shadow; A Friendship across Five Continents. Geen echte biografie weliswaar, maar met een vergelijkbare pretentie geschreven: zo is hij, de mens achter de schrijver. Behalve dat beide boeken over iconen van hun tijd gaan, hebben ze een ondertoon van triomf gemeen. De schellen zijn de biograaf van de ogen gevallen en dat zullen we weten ook.
SINDS Laure Adler troost vond bij het verlies van haar baby in een van de romans van Marguerite Duras, liet de schrijfster haar niet meer los. Ze schreef een brief aan Duras om haar te bedanken en een vriendschap was het resultaat. Toen ze na jaren van ontmoetingen en brieven Duras voorstelde haar biografie te schrijven, reageerde die afhoudend. Duras haatte het idee dat iemand anders over haar leven zou schrijven. Bovendien vond ze dat haar biografie al bestond: in haar romans, verhalen en filmscripts.
Na haar dood kreeg Adler via de zoon van Duras vrij toegang tot achttien archiefdozen waar nooit eerder iemand uit geput had. Toen de zoon spijt kreeg, was het al te laat. Grote krantekoppen snelden het verschijnen van de biografie vooruit: ‘Biografe rukt Marguerite Duras masker af.’ ‘Leven als verzetsheld blijkt minder glorieus te zijn.’
De romans die Duras schreef, ontdekte Adler, dienden om verwarring te zaaien en bepaalde episodes uit haar leven te verdonkeremanen. ‘Duras slaagde erin om iedereen in de door haar verzonnen leugens te laten geloven’, schrijft de biograaf bestraffend. Zeven jaar had ze nodig om fictie en werkelijkheid van elkaar te scheiden. Maar nu weten we dan ook eindelijk hoe het écht zit. Aan het beroemde Hiroshima mon amour ligt geen mooie liefdesgeschiedenis ten grondslag, maar een zakelijke transactie van de moeder die dochter Marguerite prostitueerde. Tijdens de oorlogsjaren publiceerde Duras niet alleen dóór, maar had ze ook nog eens een duistere relatie met een lid van de Gestapo. Naarmate ze beroemder werd, was ze onuitstaanbaarder in de omgang. Tegen het eind van haar leven was Duras ziekelijk jaloers - vooral op andere vrouwen - kon ze geen kritiek velen en terroriseerde ze haar jonge minnaar. Daarbij was ze ook nog eens zwaar aan de drank.
Even voor alle duidelijkheid: deze bevindingen heeft Laure Adler niet in een schotschrift neergepend, maar in een studie die meer dan zeshonderd pagina’s omvat. Dat is het verwarrende aan de hele exercitie: al die moeite, die reizen naar alle adressen in binnen- en buitenland, de onleesbare handschriften, de dozen vol knipsels, de manden met vuil ondergoed… Waarom, waartoe?
‘Wat is de waarheid over mij?’ raspte Duras in haar laatste levensjaar. ‘Als jij het weet, vertel het me dan.’ Ze had nog geen vermoeden van de simpele waarheden die haar vriendin-biografe al binnen een paar jaar over haar zou verkondigen. Adler: ‘Ze geloofde op het eind van haar leven in haar eigen legende. Ze wist zelf niet meer wie ze echt was.’
V.S. NAIPAUL is nog in leven en zou zich dus te weer kunnen stellen tegen het beeld dat Paul Theroux van hem neerzet in Sir Vidia’s Shadow. Maar waarschijnlijk zal hij het superieure zwijgen ertoe doen. Wat zou hij er ook op moeten zeggen? Het is maar weinigen gegeven om te reageren zoals Simon Carmiggelt dat ooit deed toen Gerard Reve, met wie hij lange tijd bevriend was geweest, kwaadaardige roddels over hem verspreidde. ‘Ach’, zei Carmiggelt, ‘Gerard weet altijd precies hoe groot het corps van de letter is waarmee zijn uitspraken de volgende dag in de krant staan.’ (De zachtmoedigheid waarmee Carmiggelt dit zei, ondertussen de schouders ophalend, valt weg zodra de woorden op papier zijn gezet. Maar die zachtmoedigheid was groot.)
Theroux was 24 toen hij de elf jaar oudere V.S. Naipaul leerde kennen. Hij gaf les aan de universiteit van Kampala, Oeganda, waar Naipaul een gastcollege kwam geven. Theroux was gezien zijn eigen schrijversaspiraties van meet af aan geïnteresseerd in de toen al beroemde Naipaul. Naipaul liet zich die aandacht aanleunen en kon bovendien daar in Oeganda wel een privé-chauffeur gebruiken. Theroux laveerde meneer en mevrouw Naipaul door Kampala en vatte de moed op om de grote schrijver wat van zijn verhalen te laten lezen. Naipaul moedigde hem aan door te gaan met schrijven. Een vriendschap, met het karakter van een meester-knechtrelatie, was geboren. De knecht werd zelf in de loop der jaren ook beroemd en rijk, maar wie de meester bleef was drie decennia lang duidelijk.
Op de eerste pagina van Sir Vidia’s Shadow is het al zonneklaar dat hier een vadermoord wordt gepleegd. ‘U.V. Pradesh (in het eerste hoofdstuk geeft Theroux nog een schuilnaam aan Naipaul, wat veelzeggend is voor de afstand die hij wil creëren - mp) glimlachte zelden. Hij leed namelijk nogal, of zei althans dat hij dat deed. Leven was een marteling, schrijven was een hel, en hij zei dat hij Afrika haatte. Hij was bang. Veel later legde hij uit aan Julian (Paul - mp) dat hij zich geïntimideerd voelde door “bush people”. Hij was bang opgeslokt te worden door de “bush”, was bang voor “people of the bush”.’
Voor zover de boodschap nog niet duidelijk is, neemt Theroux nog zo'n vierhonderd bladzijden de ruimte om die erin te rammen: Naipaul kan mooie dingen hebben geschreven over gespleten samenlevingen en koloniale erfenissen, maar deep down is hij een racist. Een namaak-Engelsman die niet rust voor hij in de adelstand is verheven en de Nobelprijs heeft ontvangen
HOE DE vriendschap wordt beëindigd, dát ze wordt beëindigd, bewaart Theroux voor het laatst, maar de toon van ressentiment laat weinig te raden over. Wat een snorkerige en miezerige man is die Naipaul. Tiranniek, grof, gierig en vol dédain voor de ploeteraars in deze wereld, door hem kortweg als ‘infys’ weggezet (van inferior). Om bij te schateren van het lachen, dit monument voor een literaire vriendschap, en weg te zetten op het plankje naast Mijn zuster Anna Blaman van Corrie Lührs en Mijn broer Ischa van Mirjam Gorus-Meijer.
Oscar Wilde zei het al: ‘Iedere grote man heeft zijn discipelen, maar het is altijd Judas die de biografie schrijft.’ Juist voor bewonderaars zouden schrijvers beducht moeten zijn, want zij keren als teleurgestelde minnaars huiswaarts. Ze hebben een rekening op zak die nog vereffend moet worden. Het kijkje achter de schermen van het schrijversleven heeft hun niet de aanblik geboden die zij verwachtten en dus stapelt in hun biografie de bewijslast zich op. Een duister mechanisme steekt de kop op: annexatiedrift. De waarheid over iemand willen achterhalen, iemand willen leren kennen tot op het bot, betekent uiteindelijk ook: iemand in je zak kunnen steken.
‘VROEGER WAS Marguerite Duras voor mij een groot schrijfster’, verklaarde Laure Adler in een interview. ‘Iemand die in de koloniën was opgegroeid, een geïnspireerd leven had geleid en veel risico’s had genomen. Nadat ik mijn onderzoek had voltooid, was ze voor mij niet meer dan een vrouwtje dat een slechte jeugd had gehad.’
Brontë-biograaf Juliet Barker rekende in haar lijvige biografie voorgoed af met het serene beeld van Charlotte Brontë, die uit jaloezie en frustratie de manuscripten van haar jongere zus Emily zou hebben vernietigd. Nadat zijn pogingen een biografie over hem te schrijven strandden op tegenwerking, publiceerde Ian Hamilton Op zoek naar J.D. Salinger, waaruit moest blijken hoe paranoïde en bekrompen de geniale schrijver was. Deirdre Bair, die in Simone de Beauvoir een voorbeeldige sterke vrouw gevonden dacht te hebben, doet in haar biografie bijna triomfantelijk een boekje open over het seksuele leven van De Beauvoir, dat aanzienlijk minder vrolijk was dan tot dan toe werd aangenomen.
Na zijn dood is een schrijver zijn leven niet meer zeker. Wat dat betreft is het voorstelbaar dat iemand voorzorgsmaatregelen neemt. Een Nederlandse schrijfster, op gevorderde leeftijd aanbeland, vertelde me zelf alvast haar biograaf te hebben uitgezocht. ‘Want het moet wel een zwaargewicht zijn.’ Voorstelbaar, maar ook nogal megalomaan. Die krijgt het nog voor haar kiezen, straks, als haar dossier wordt gelicht.
NAVRANT voorbeeld van een schrijfster die al vóór haar dood alle controle verliest, is Iris Murdoch. Bewonderaars en critici werden onlangs verrast door het document humain dat Murdochs echtgenoot, John Bayley, het licht deed zien: Iris: A Memoir of Iris Murdoch. Iris Murdoch lijdt aan Alzheimer en is geestelijk volkomen afgetakeld. Dankzij haar even zorgzame als openhartige echtgenoot weten we nu dat de filosofe/schrijfster de hele dag niets liever doet dan voor de televisie zitten en naar Teletubbies kijken.
Het kijkje achter de schermen is het probleem niet. Niemand zit te wachten op een dodelijk saaie reconstructie van een leven aan de hand van iemands agenda. Evenmin worden de contouren van een schrijver er duidelijker op naarmate er meer pagina’s aan zijn voorouders worden besteed. Als er niets onthuld wordt, heeft de biograaf zijn werk niet goed gedaan. Het zijn de banale causaliteitsrelaties die worden gelegd, tussen leven en werk, en tussen meer en minder onbeduidende gebeurtenissen, waardoor veel biografieën zo onverdraaglijk plat zijn. Het is de achterliggende behoefte van de biograaf om zijn object bij de lurven te pakken en terug te zetten in de gelederen, die wat ongemakkelijk maakt.
Grootheid is het probleem. Er valt niet goed mee te leven. Niet voor de grote zelf, niet voor zijn omgeving en niet voor zijn biograaf. Door over een beroemd schrijver te gaan schrijven, wordt een biograaf in spe van een nederige Uriah Heep zo ongeveer Charles Dickens himself. Hij lift een eindje mee en heeft een tijdlang allerlei personages en intriges onder zijn beheer. Prettige bijkomstigheid is dat hij bij voorbaat verzekerd is van aandacht en als het een beetje meezit ook van verkoopsucces. Het pleit voor zijn invoelendheid en intelligentie als hij erin slaagt de afstand tussen hem en de ander te verkleinen en dichter en dichterbij te komen. Door de ander te verkleinen, vergroot hij zichzelf.
Pas stond in The Observer een foto die vanuit de bosjes moet zijn genomen. Grote kop erboven: ‘The Catcher Caught.’ Je ziet een oude man in windjack gebogen over een winkelwagentje. Ook Salinger moet af en toe groente en fruit inslaan. Gewoner kan het niet. Maar dat wij allen kleine zielen zijn, om met Couperus te spreken, wisten we eigenlijk al. ‘Kleine zielen, en de dingen van het leven, ons leven, zijn meestal klein, heel klein en onbeduidend.’ Couperus zag door al die kleine dingen heen de grote dingen schemeren. Maar hij was dan ook een schrijver. Jan Fontijn ging bij het werken aan zijn biografie over Van Eeden door een dal van verwondering en irritatie. Uiteindelijk vond hij dat hij na al die jaren onderzoek het mysterie nog steeds niet had doorgrond. ‘Van Eeden is niet onder één hoedje te vangen.’ Wat een mooie constatering is. Een biograaf zou zo veel beheersing moeten hebben dat hij het raadsel van een schrijversleven onopgelost kan laten. Zichtbaar maken, dat wel, maar laat verder maar zitten. Kleine zielen zijn er al genoeg.