Met zijn beschouwing over het veronderstelde onderscheid tussen journalistieke en intellectuele integriteit van het redactionele beleid bij de Volkskrant (De Groene van 19 januari) heeft Jaffe Vink zich mijns inziens in een rivier met meer dan één krokodil gewaagd. Een vraag die zich dwingend opdringt is of er zoiets ongrijpbaars als ‘collectieve integriteit’ bestaat. Vink neemt immers de redactie ‘as such’ op de korrel. Persoonlijk heb ik altijd al moeite genoeg gehad met de voorstelbaarheid van een begrip als ‘collectieve schuld’. Als norm voor ethische of morele onkreukbaarheid lijkt het beginsel van de collectiviteit mij irrationeel. Ik heb me daarom afgevraagd of Vink de door hem gewraakte specimina van aanpak door de redactie van de Volkskrant wellicht effectiever had kunnen analyseren wanneer de beroepsethiek als toetssteen was gehanteerd. En in dat geval direct aan de mate van professionaliteit en beginselvastheid waarmee een krant wordt gemaakt, had gerelateerd.


Met zulk een benadering van de geijkte en afwijkende formele en inhoudelijke aspecten van het redactiebeleid zou Vink waarschijnlijk weinig moeite hebben gehad evident opportunistische tendensen in de berichtgeving van de Volkskrant aan te tonen. Selectiviteit heeft immers ook een component van willekeur in zich. Vanuit die invalshoek is het opportuniteitsbeginsel traceerbaar. Welnu, de kennelijke onderschatting van het nieuwselement in Sloterdijks thesen over wat een dierentuin van een mensenpark onderscheidt, werd volgens Vink gecompenseerd met een nadrukkelijke headliner over de windhandel in eicellen, die uit Amerika was overgewaaid. Een manco aan specifieke expertise en journalistieke professionaliteit degradeerde een nieuwsfeit tot bagatelle en verhief gossip tot sensatie. In zo’n geval zie ik eerder een verwijzing naar het opportuniteitsbeginsel dan een bewijs van falende journalistieke of intellectuele integriteit, zelfs wanneer het ‘opleuken’ van de krant de enige maatstaf was.


Ik vermoed dat sommige lezers, met name de structurele, zich minder zorgen over de integriteit als wel over de identiteit van hun krant maken. Het aanzien van ‘de’ journalist is aan schommelingen onderhevig, die met het reilen en zeilen van de maatschappij en de opstelling van de media tegenover het permanente proces van ups en downs te maken hebben. Het mag dan waar zijn wat The New York Times pretendeert te brengen — ‘all the news that’s fit to print’ —, de lezer heeft zo zijn prioriteiten en die zijn sterk aan persoonlijk wel en wee onderhevig. Welke keuze hij uit het aanbod in zijn krant maakt — hij wil in elke rubriek de waarheid, professioneel en puur geredigeerd. Voor opsmuk en manipulatie van de feiten kan hij bij de boulevardbladen terecht. Daarom heeft Vink in zoverre het gelijk aan zijn kant wanneer hij de berichtgeving over Maxima in de Volkskrant niet kan rijmen met de redactionele identiteit. De integriteit komt pas in het geding wanneer kan worden aangetoond dat de hoofdredactie contraire of verontwaardigde brieven van lezers willens en wetens buiten de daarvoor gereserveerde kolommen houdt. Vink had naar alle waarschijnlijkheid het redactionele beleid van de Volkskrant met meer journalistiek en intellectueel houvast op schijn-integriteit kunnen betrappen wanneer hij, bijvoorbeeld, de inhoudelijke importantie van de op de wekelijkse pagina ‘U’ gepubliceerde selectie van ingezonden brieven met de daarop betrekking hebbende feitelijke en inhoudelijke berichtgeving systematisch en analytisch had vergeleken, inclusief het generaal pardon dat de ombudsman over alle niet daarin opgenomen reacties afsmeekt.



Eindhoven,


LÉON SCHOENMAKERS



Hopen op oorlog



Dankzij het interview met Clifford Cremer (De Groene van 19 januari) hebben wij een beter inzicht gekregen in de beweegredenen en het denkraam, althans het instinct, van de marinier-huurling-hooligan. Dit specimen van de menselijke soort is gewelddadig en gevaarlijk, maar het is geen ongericht projectiel. Zijn vijandsbeeld is scherp omlijnd en altijd te vinden waar sprake is van een andere huidskleur, een andere taal en cultuur en overal waar men socialistische en/of democratische opvattingen huldigt. Dit alles krijgt het etiket communisme opgeplakt en wordt vogelvrij verklaard. Deze vijand moet met wortel en tak worden uitgeroeid en liefhebbers van het ultieme avontuur van het slag van Clifford Cremer staan dan ook te popelen om als echte Rambo’s af te reizen naar Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Niet om de slachtoffers van onderdrukking, van neo-kapitalisme en neo-kolonialisme te helpen, maar om de Sandinisten en het ANC een lesje te leren, want dat zijn allemaal communisten.


Voor het feit dat het ANC in de strijd tegen de onverbiddelijke apartheid geen schone handen heeft kunnen bewaren, kan iedereen begrip opbrengen, behalve mensen als Clifford Cremer. Twintig jaar geleden mocht je geen standpunt tegen de apartheid innemen als je niet in Zuid-Afrika was geweest. Of Clifford er is geweest, zou ik niet weten, maar hij heeft een heel sterk argument: de mening van zijn grootvader, die er is geboren en getogen en die later dienst heeft genomen in de Waffen SS.



Lochem,


M.L. NUIS



 


Is Hij tevreden?



Aanstaande zondag, als we als vaag-vermoeden-christenen (De Groene van 26 januari) weer onder Oosterhuis’ gehoor zitten, zullen we nog eens extra letten op het gehalte van zijn poëzie. Desnoods bellen we na afloop Komrij of het wel in de haak was, want dat gaan we natuurlijk niet zomaar op ons eigen gevoel bepalen. Wie weet bellen we ook de paus even, of hij nog erg moet huilen. Daarna gaan we bij Nico ter Linden op bezoek, natuurlijk met Maarten ’t Hart onder de arm, want wat Maarten zegt is welgedaan, dat weet iedereen. En als we dan nog aarzelen, zullen we de Ene, Enige zelf even vragen of Hij wel of niet tevreden is.



Amsterdam,


JUSTINE AALDERS en WIM BARTELS