Beuys

Kees ’t Hart is van mening dat je niet om het werk van Joseph Beuys heen kunt. In het verslag van zijn bezoek aan de Documenta in Kassel (in De Groene van 3 augustus) noemt hij diens naam dan ook een keer of tien en hij ziet in het werk van veel moderne buitenlandse kunstenaars de hand van de in 1986 overleden meester. ’t Hart heeft Beuys in 1977 ontmoet zonder een gesprek met hem te voeren. Jammer, want Beuys was met opzet zo’n honderd dagen Documenta aanspreekbaar voor geïnteresseerden, die uit de hele wereld op hem af kwamen.

Beuys was gefixeerd op, naast zijn beeldende werk, cultuur. Wie zijn filosofische betogen wilde aanhoren, kon zich vervoegen bij tal van gelegenheden. Na Kassel kwam hij dagenlang naar Arnhem, waar hij participeerde in Workshop Behaviour. De reeds wereldvermaarde man was onvermoeibaar bezig om beginnende kunstenaars, filosofen en wereldverbeteraars te ontmoeten, aan te moedigen en van kritiek te voorzien. Hij was de eerste die mijn theorie over de parallel tussen kunsttheorie en menselijk gedrag (op het pamflet Colourlike is Lifelike) wilde bevestigen. Maar ook probeerde hij maatschappelijke veranderingen te bevorderen, zoals bleek in zijn acties voor de Grünen. De praktijk was gecompliceerder. Toen bleek dat zich bij de oprichting, net als in ons land, een combinatie presenteerde van uiterst linkse en uiterst rechtse groepen, stokte zijn inzet. Het was daarom dat Joseph samen met mij de poster Kein Grün ohne Rot maakte, daarmee het inhoudelijk schisma van de nieuwe stroming illustrerend.

De belangstelling in Nederland voor zijn werk, maar zeker ook zijn ideeënwereld (waar hij minstens zo trots op was!) bleek uit de latere manifestaties, zoals in Rotterdam (1980). De kritische luisteraar kon zien en horen dat Beuys een bepaalde weg was ingeslagen, maar die in die tijd niet kon afmaken. Ook later nog werd hij uitgenodigd naar ons land en soms betoonden intellectuelen hem de hoogste eer. Beetje voor beetje is er vervolgens gewerkt aan zijn denkbeelden, die soms wel wat bizarre elementen vertoonden, zoals de veronderstelling dat kunst gepaard gaat met het bestaan van demonen.

De kunst van de man uit Kleve mondde uit in installaties, acties, constructies. Dat alles symboliseert de verbrokkeling van onze cultuur, die in meerdere opzichten desintegreert. Als je die link weet te leggen, dan hoef je hem niet te «laten stikken in zijn kussen, hem tien minuten kopje onder te houden», enzovoort. Je moet hem alleen zien te plaatsen in zijn tijd, hem, kortom, zien te begrijpen.

BUD OOSTROM, Gouda

Johanna

In de zomerspecial van De Groene (20 juli) met als thema de jaren negentig heb ik in het — overigens prima — commentaar van René Zwaap twee min of meer historische onjuistheden gesignaleerd.

De «echte» historische vergissing betreft Johanna de Waanzinnige. Volgens Zwaap toerde deze tragische figuur met het stoffelijk overschot van haar vader (Ferdinand) door Spanje. Het was echter niet haar vader, maar haar echtgenoot, Filips van Bourgondië oftewel Filips de Schone die zij met zich meevoerde. Filips was in 1506 op 28-jarige leeftijd overleden en Johanna kon er pas in 1509 van overtuigd worden dat hij toch echt begraven diende te worden.

Ten slotte stelt Zwaap in het begin van zijn commentaar dat «in geen enkel beschaafd land het openen van een lijkkist live op televisie wordt uitgezonden». Zo verschrikkelijk was het gelukkig nog niet, hoewel het natuurlijk al gek genoeg was. De lijkkist is niet geopend maar werd uit het graf gehaald. Het vervolg weet zo langzamerhand iedereen.

MARJA HOORNIK, Wormerveer