Palestijnse lobby (1)

Het artikel «Tegen de stroom in» (in De Groene Amsterdammer van 18 januari) van Margreet Fogteloo en Pieter van Os vond ik goed. Ik was echter wel wat verbaasd over de laatste zinnen van het artikel. «Het wordt als een bevrijding beschouwd om kritisch te zijn tegenover Israël. Maar toch durft nog steeds niemand van de grote partijen werkelijk de handen te branden aan koud water. Kijk maar naar de verkiezingsprogramma’s. Daarin wordt, behalve bij GroenLinks, met geen woord gerept over dit heikele thema.»

Graag zou ik erop willen wijzen dat in het verkiezingsprogramma 2003-2007 van de SP het volgende staat: «Nederland moet een vasthoudender pleitbezorger worden van het zoeken naar niet-militaire oplossingen. (…) Economische druk kan in bepaalde gevallen bijdragen aan de vreedzame beëindiging van conflicten. In dat kader dient Nederland in de Europese Unie opschorting te bepleiten van het handelsverdrag tussen de EU en Israël om zodoende de gewenste twee-statenoplossing (een veilig Israël en een levensvatbaar Palestina) dichterbij te brengen. Er moet een einde komen aan de bezetting van Palestijnse gebieden en het nederzettingenbeleid van Israël. Israël moet zich terugtrekken tot achter de grenzen van 4 juli 1967. Palestijnse vluchtelingen moeten een recht op terugkeer krijgen.»

Het zou jammer zijn als hier misverstanden door zouden ontstaan.

LILIAN MARIJNISSEN, Oss

Palestijnse lobby (2)

Aan het einde van een anderhalf uur durend, uitermate plezierig telefonisch interview, verzuchtte Margreet Fogteloo dat zij nu een probleem had. Drie interviews over het Nederlands Palestina Komitee hadden haar veel bruikbare informatie opgeleverd, die echter teruggebracht moest worden tot een artikel van twee pagina’s. Het is niet onbegrijpelijk dat er in dat reductieproces fouten plaatsvinden. Citaten die in de verkeerde mond gelegd worden, samenvattingen die de nuance weglaten, of domweg een tegengesteld beeld opleveren.

Serieuzer wordt het als een samenvatting aanleiding kan geven tot misverstanden. Correct citeert Fogteloo mij als ik zeg dat het een makkelijke weg is om in moskeeën meer aanhangers te winnen, maar dat het streven naar een seculiere democratische samenleving daarmee kan botsen. Zo gesteld kan dit echter de suggestie oproepen dat ik van mening ben dat het Palestina Komitee moskeegangers links moet laten liggen, of dat er met religieuze moslims geen seculiere democratische samenleving mogelijk is. Tweemaal onzin. Wat ik had gezegd was dat we niet moeten volstaan met mensen op te roepen mee te lopen, maar gesprekken moeten aangaan over de Palestijnse zaak. Dus ook een analyse en inhoudelijke discussie over achtergronden, machtsverhoudingen en oplossingsrichtingen. En niet alleen een manifestatie van woede. Ongeacht of het nu moskeegangers betreft of Feyenoord-supporters die — in de regel tevergeefs — vragen om een Palestijnse vlag.

Kwalijker is een inkorting die leidt tot een foute weergave van mijn uitspraken. Dat komt één keer voor. «Het Palestina Komitee erkende», zo zou ik gezegd hebben, «vanaf de oprichting het bestaan van de staat Israël en stelde dat er sprake was van een tragisch conflict van ‹recht tegen recht›.» Nu zijn we af en toe best wat arrogant, maar het erkennen van staten is echt voorbehouden aan regeringen en niet aan ons Komitee. Wat erkenden wij dan wel? Het simpele feit dat het bestaan van Israël een gegeven was waar je niet zomaar aan voorbij kon gaan. Een betreurenswaardig gegeven; een grote fout van de internationale politiek; een hopelijk in deze vorm slechts tijdelijk gegeven, maar wel een realiteit. Een tragisch conflict, inderdaad, maar wel één tussen recht en onrecht.

BENJI DE LEVIE

voorzitter Palestina Komitee Rotterdam