Jaren tachtig

Bij deze wil ik Rob van Erkelens hartelijk bedanken voor het gratis doorplaatsen van onze advertentie uit het Leids Universitair Weekblad Mare in zijn essay over de jaren tachtig (in De Groene Amsterdammer van 2 augustus). In de alinea die op de door mij verzonnen tekst volgt, krijg ik echter een beetje op mijn kop over het feit dat ik Joy Division in een adem noem met Wham! en de Dolly Dots. Daarom hieronder een korte reactie op zijn stuk.

Van Erkelens beweert dat de jaren tachtig écht niet leuk waren. Iemand die zat te somberen met op de achtergrond het stemgeluid van Ian Curtis deed dat niet voor de lol, zo schrijft hij. De opleuking van de eighties is hem dan ook een doorn in het oog. Ook ik word niet blij van Reinout Oerlemans die bij JR op bezoek gaat. Maar het feit dat een nieuwe generatie kennisneemt van de kunst uit de jaren tachtig (Joy Division dus, niet Wham! uiteraard), ook al is het zonder kennis van de context waarin die kunst ontstond, stemt mij juist vrolijk.

Het zal wel komen omdat ik net te jong ben (anno 1973) om de jaren tachtig in al hun gruwel te hebben meegemaakt. Het verplichte dwepen met doom is mij bespaard gebleven. Dwepen met leegheid, hét kenmerk van het afgelopen decennium, vind ik ook niets. Daarom stop ik, als ik platen draai, tussen alle niemendalletjes graag een blokje goede «retro»-muziek. Als aan het eind van de avond één persoon komt vragen wat voor muziek dat was, ben ik tevreden.

Voor Van Erkelens is de huidige generatie feestvierders iets te eclectisch. Voor mij niet. Ook in een postmoderne «alles-is-leuk, alles-kan-wereld» zal de kwaliteit van kunst uiteindelijk de houdbaarheid bepalen. Ik verricht vanachter de draaitafel dan ook met volle overtuiging mijn zendingswerk.

BART FUNNEKOTTER, Leiden