In De Groene Amsterdammer van 29 november 2003 stond een opiniërende beschouwing van Anthony Fiumara over MuziekGroep Nederland. Enkele onduidelijk heden zijn in de krant van 6 december al opgehelderd. Een selectie van de reacties.

MuziekGroep Nederland (1)

Onder de kop «Het product Nederlandse muziek» geeft Anthony Fiumara zijn interpretatie van de huidige situatie bij MuziekGroep Nederland (MGN) en gaat in op de omstandigheden die hebben geleid tot de weinig florissante situatie bij MGN. Volgens Fiumara is Centrum Nederlandse Muziek (CNM) een van de vele firma’s die de auteursrechtenorganisatie Buma rijk is. Buma beheert echter geen firma’s en heeft geen relatie met CNM (en nu met MGN) anders dan dat Buma jaarlijks subsidie verstrekt. In dit verband is het van belang te weten dat Buma circa tien jaar geleden het besluit heeft genomen haar directe relatie via bestuurszetels met CNM te beëin digen. Daarmee kwam Buma op afstand van CNM te staan. En aldus heeft de rol van Buma zich vanaf die tijd beperkt tot die van subsidie verstrekker.

De heer Ten Broeke was reeds in dienst van Buma toen hij leiding gaf aan promotieactiviteiten onder de naam Buma Fonds, later BFO. Bij het oprichten van CNM, als opvolger van BFO, werd Ten Broeke benoemd tot directeur. Zijn salaris werd betaald door Buma en doorbelast aan CNM. Dat salaris was een gemiddelde beloning behorende bij die functie, inclusief het gebruik van een auto. Van een chauffeur was geen sprake. Aangezien de pensioengerechtigde leeftijd bij Buma destijds op zestig jaar lag, is Ten Broeke per 1 juli 2000 met pensioen gegaan en dus uit dienst getreden bij Buma. Omdat het toenmalige bestuur van CNM de heer Ten Broeke wilde behouden is een arbeidscontract tussen het voornoemde bestuur en Ten Broeke gesloten op 12 juli 1999. De inhoud van dat contract was Buma niet bekend. Immers, Buma had in het verleden afstand genomen van CNM. In dat verband is ook de passage in Fiumara’s artikel waarin wordt gesteld dat Buma de consequenties van dit voornoemde arbeidscontract weigert te aanvaarden volkomen misplaatst.

Het is niet zo dat Buma in 2004 de geldkraan naar MGN alleen maar verder dicht draait, zoals Fiumara beweert. Integendeel, de subsidie van Buma aan MGN is ook voor 2004 toegezegd, voor hetzelfde bedrag als in de drie voorafgaande jaren. Buma is door de fusie van CNM met Donemus geen partner geworden, maar samen met het ministerie van OCW subsidiënt. Buma bleef dus ook na de fusie op afstand. Buma subsidieert een derde deel van de kosten van MGN.

In recente besprekingen met medesubsidiënt OCW hebben subsidiënten vastgesteld dat ingrijpen in de kosten van MGN noodzakelijk was, in het licht van de gewenste continuïteit. Element daarbij was het herinrichten van de uitgeverij. Buma heeft daarbij haar hulp en expertise aangeboden. Dat aanbod is door MGN aanvaard.

De suggestie dat de heren Boehmer en Molenaar op Europees niveau bezig zijn MGN als gesub sidieerde uitgever te beschuldigen van valse concurrentie is nergens op gebaseerd. Dat Boehmer wegens een conflict met de uitgeverij namens Buma op oorlogspad is, is onjuist. Het grootste gedeelte van zijn omvangrijke oeuvre zat al jaren bij een andere uitgeverij.

Voor alle duidelijkheid: de beide subsidiënten van MGN (OCW en Buma) buigen zich sinds het begin van dit jaar over de problemen bij MGN. Het is dan ook niet verwonderlijk dat beide subsidiënten er alles aan doen MGN weer gezond te maken. Dat daarbij alle opties worden bekeken is evident. Dat arbeidsplaatsen verloren gaan is triest, maar helaas niet te voor komen.

Het artikel van Anthony Fiumara is niet alleen zeer tendentieus, maar hangt ook van feitelijke onjuistheden aan elkaar. Het is daardoor bijzonder schadelijk voor Buma.

GEORGE KNOPS

directeur Culturele & Sociale Zaken Buma

MuziekGroep Nederland (2)

In zijn artikel meldt Anthony Fiumara nergens dat naast Donemus en het Centrum Nederlandse Muziek in 2001 ook het Repertoire Informatiecentrum Muziek (RIM, oorspronkelijk gevestigd in Utrecht) tot deze coalitie toetrad. Tot eind jaren negentig vervulde het RIM zowel nationaal als inter nationaal een belangrijke functie voor de amateuristische muziek beoefening en in het verlengde hiervan tevens voor professionele musici. De organisatie beheerde collecties voor vrijwel alle bezet tingen: instrumentalisten, vocalisten, orkesten, ensembles en muziekeducatie.

Het wanbeheer bij MGN is voor het RIM desastreus geweest. De personele bezetting werd gedecimeerd. De publicaties werden vernietigd. De acquisitie en de onderzoeksfunctie werden stil gelegd. Activiteiten zijn er nog mondjesmaat, vrijwel uitsluitend gericht op Nederlandse muziek. De (internationale) RIM-collectie staat nu onder in de kelder aan de Paulus Potterstraat, terwijl vanaf 2001 de volledige subsidie (circa 700.000 euro per jaar) in de MGN-kas wordt gestort.

In de nota voor 2001-2004 stelde de Raad van Cultuur dat het RIM «een belangrijke documentatie- en informatiefunctie vervult, die niet verloren mag gaan». De fusie werd door de Raad gezien als mogelijkheid tot efficiënter werken. De nieuwe huisvesting aan de IJ-oever (het Muziekgebouw) werd een belangrijke meerwaarde genoemd. Die samenwerking met het Muziekgebouw is er nooit gekomen. In Utrecht staat het oude RIM-gebouw, een historisch pand aan de Drift naast het Instituut voor Muziekwetenschap, nog steeds leeg.

De verspilling is nog niet ten einde. Zoals gebruikelijk bij organisaties die in financiële problemen zijn gekomen, is de macht bij MGN overgenomen door het interim-management. Inhoudelijke overwegingen zijn nauwelijks aan de orde. Er zijn signalen dat de RIM-collecties gesaneerd zullen worden en dat het huidige informatiecentrum zich nog uitsluitend op Nederlandse muziek zal gaan richten. Een bizarre optie, want welke musicus, welk koor of orkest voert uitsluitend Nederlandse muziek uit?

ASTRID IN ’T VELD, Vleuten

MuziekGroep Nederland (3)

Het eerste wat ik van Jan Willem ten Broeke te zien kreeg waren zijn voeten op de tafel van zijn bureau. Het was 1980. Als bestuurslid van het Genootschap van Nederlandse Componisten was ik hem gaan opzoeken in het Coengebouw, een gloednieuw en peperduur kantorencomplex in Amsterdam. Na een wenk van zijn vinger bracht Ten Broekes secretaresse een pak folders met pakkende titels als Het korte stukken plan, Foyerplan (Nederlandse muziek in de pauze van Snip en Snap), Toeter onder je arm en kom maar spelen (amateurs die een stuk van Hans Kox ten gehore brachten) en Music from Holland? Come now! (bedoeld om de Amerikaanse markt te veroveren).

Geld was er nauwelijks voor deze initiatieven, want salaris en huisvesting besloegen toen al het grootste deel van de beschikbare middelen. Geld dat vóór het aantreden van Ten Broeke bestemd was voor compositieopdrachten van Buma aan Nederlandse componisten. Alle initiatieven verdwenen steevast na een kwakkelend begin richting vergetelheid. Alleen het Korte stukken plan haalde de pers, zij het in ongunstige zin.

Het moet gezegd worden dat Ten Broeke in de loop der jaren een organisatie wist op te bouwen die niet helemaal waardeloos was. Buma Fonds werd omgedoopt in Centrum Nederlandse Muziek en, hoewel het geld nog steeds voor namelijk op ging aan de overhead, kon CNM na verloop van tijd terugkijken op een plankje meer dan aardige cd’s met Nederlandse muziek tot pak weg 1930.

De fusie tussen Donemus, de meest essentiële organisatie voor de levende muziek, en CNM was niets meer of minder dan een voorgeprogrammeerde ramp. Ber Deuss, onze goed functionerende directeur, werd er binnen de kortste keren uitgewerkt. Aan de componisten, wier werken door Donemus worden uitgegeven, werd niets gevraagd.

Nu Buma nog steeds niet van mening is dat ze nu wel genoeg schade heeft veroorzaakt, is een groep Donemus-componisten bijeengekomen om zich te beraden op de ontstane situatie. In ieder geval willen we Buma waarschuwen:

  1. Wij hebben een contract ondertekend met Donemus. Iedere poging om ons door te sluizen naar een andere uitgeverij zal tot voor de rechter worden uitgevochten.

  2. Als Buma zo nadrukkelijk de belangen van bij haar aangesloten componisten negeert, dan vragen wij ons af of we wel bij de goede auteursrechtenorganisatie zijn aangesloten. Op dit moment wordt onderzocht of overstappen naar een Europese zusterorganisatie van Buma niet te verkiezen valt. Opmerkelijk is dat ook het Nationaal Pop Instituut op dit moment soortgelijke vraagtekens zet bij het functioneren van Buma. Het wordt tijd dat de Tweede Kamer eens kijkt of de monopoliepositie van Buma niet heroverwogen moet worden.

PETER-JAN WAGEMANS

lid Componisten 96

De reactie van de auteur van het ophefmakende artikel, ter rechtvaardiging

De kern van Buma’s grieven bestaat uit de argumentatie dat de organisatie zichzelf beschouwt als subsidiënt op afstand. Dat mag dan formeel waar zijn, in werkelijkheid oefent Buma als «fusiepartner» (term van interim-directeur Ocker van Munster) wel degelijk invloed uit op de koers van MuziekGroep Nederland. Buma had zich weliswaar op papier al tien jaar terug getrokken uit CNM, maar had de heer Ten Broeke nog wel geruime tijd onder contract en financierde de organisatie als belangrijkste subsidiënt. En Buma stelde haar eisen ten aanzien van het beleid, precies zoals nu met MGN: zo werd het beleidsplan ieder jaar goed gekeurd door het bestuur van Buma. Dat Buma dat belang ziet als «hulp en expertise», die door MGN werden «aanvaard», lijkt me in dit geval een eufemisme.

Een ander belangrijk punt in de brief van de heer Knops betreft het CNM-contract van Ten Broeke uit 1999, waarvan de inhoud Buma niet bekend zou zijn. Het geeft te denken dat de heer Ten Broeke juist in de periode van de fusie zijn arbeidscontract liet overzetten van Buma naar CNM. Ook hier is Buma’s klacht daarom van formele aard. Ten Broeke bleef na 1999 immers gewoon betaald worden door Buma, zij het nu via hun subsidie aan CNM. Als het CNM-bestuur een dergelijke beslissing op zo’n cru ciaal moment kon nemen zonder medeweten en goedkeuring van subsidiënt Buma zou dat buiten gewoon bedenkelijk zijn. Zeker gezien de zware wissel die de gevolgen van het contract op de huidige subsidiebesprekingen trekken.

De strekking van mijn artikel blijft overeind, namelijk dat de verbouwing van het MGN-pand en het contract van Ten Broeke MGN financieel de das dreigen om te doen. Voorts ben ik nog steeds van mening dat Buma zich daarvan ten onrechte distantieert en een onduidelijke rol speelt in het herstelplan. Waarom zegt Buma niets over de belangenverstrengeling van uit gever en bestuurslid Molenaar? En waarom heeft de heer Boehmer nooit gereageerd op mijn inge sproken boodschap op zijn antwoordapparaat?

ANTHONY FIUMARA, Amsterdam

Unesco

Uw medewerker Aart Brouwer maakt er een potje van in zijn artikel «Gecorrumpeerde cultuurhoeders» (De Groene Amsterdammer, 15 november). Al lezende nam ik de argumentatie die hij meende op te bouwen tegen de Unesco-conventie voor immaterieel erfgoed goed in mij op, totdat opeens de bijzin langskwam: «nog afgezien van de stank van corruptie die al tientallen jaren rond de Unesco hangt».

Iedereen mag zeggen wat hij vindt van onderwerpen als de Unesco of genoemde conventie. De Unesco zet zich, immers deel uitmakend van het systeem der Verenigde Naties, al decennialang in voor de mensenrechten, in het bijzonder voor de vrijheid van meningsuiting en voor de persvrijheid. Maar dat rechtvaardigt nog niet dat iemand zich verliest in kretologie.

Misschien verwijst Brouwer naar de controverse in de jaren zeventig en tachtig onder directeur-generaal M’Bow, naar aanleiding waarvan de Verenigde Staten (1984) en Groot-Brittannië (1986) uit de Unesco traden. Indien dat het geval is, zeg dat dan. Maar schrijf dan ook op dat de organisatie sindsdien een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, die nog is versneld na het aantreden in 1999 van de huidige directeur-generaal Matsuura. Reden waarom de VS, nota bene onder president Bush, zojuist in de Unesco zijn teruggekeerd.

Wellicht verwijst Brouwer naar de benoeming van de internationaal door politie en justitie achtervolgde Franse zakenman Pierre Falcone tot permanent vertegenwoordiger van Angola bij de Unesco, naar aanleiding waarvan Catherine Deneuve is opgestapt als Unesco-goodwillambassadeur. Een Angolese aangelegenheid, die overigens wel te betreuren is.

Wat het ook is, je komt er niet achter. Verder is het ook allemaal heel corrupt wat de Unesco doet. Een paar voorbeelden: meer mensen laten lezen en schrijven, met de nadruk op kinderen en vrouwen; hetzelfde geldt voor de deelname aan basic education (onder andere voorschools leren, primair onderwijs, buitenschools leren, ambachtelijke en technische opleiding); kinderen in en rond Bosnië, Kosovo, Afghanistan en hopelijk straks Irak weer naar school laten gaan (vaak kindvluchtelingen); het opzetten van vrije media (pers, radio, televisie) in postconflict gebieden als bovengenoemd; het bewerkstelligen van meer even redige deelname aan de wetenschapsbeoefening door wetenschappers in/uit de Derde Wereld.

Aart Brouwer maakt zich schuldig aan gemakzuchtige journalistiek.

HANS VAN DER LEE, Amsterdam

directeur Unesco Centrum Nederland