Condoleezza Rice
Het antwoord van Condoleezza Rice (in De Groene Amsterdammer van 17 april) dat geen enkele afzonderlijke maatregel de kapers van «9/11» had kunnen tegenhouden, mag dan wat haar eigen werkterrein betreft juist zijn, het zou heel goed mogelijk zijn geweest te verhinderen dat de gekaapte vliegtuigen het World Trade Center bereikten. Vanaf het moment dat de kapingen bekend werden, duurde het immers nog meer dan een half uur voordat de vliegtuigen in de torens insloegen. Dat zou meer dan genoeg zijn geweest om een paar gereedstaande straaljagers in de lucht en bij de gekaapte vliegtuigen te brengen. Aangenomen moet worden dat de kapers zich door het zien van die straaljagers niet van hun plannen zouden laten afleiden en dat daarop acties gevolgd zouden zijn die tot het verongelukken van de toestellen en de dood van alle inzittenden geleid zouden hebben. Het paraat zetten van die straaljagers zou door de luchtmacht moeten gebeuren in opdracht van de minister van Oorlog en in laatste instantie van de president niet van zijn beleidsadviseur. En die president moet zich alle consequenties realiseren van het besluit om die straaljagers al of niet gereed te zetten. Zelf ben ik ervan overtuigd dat hij volkomen op de hoogte was van de aard en het doel van de komende aanval als ook van de gevolgen daarvan alleen niet van het precieze tijdstip van die aanval. Immers, iedere brandweercommandant en iedere civiele of werktuigkundig ingenieur weet dat een gebouw met stalen kolommen instort wanneer die kolommen verhit worden door brand van stoffen waarmee niet gerekend is bij de bouw.
Bush moet overwogen hebben dat de dood van honderden Amerikaanse passagiers in door eigen straaljagers neergeschoten verkeersvliegtuigen zijn positie zou verzwakken terwijl de dood van een veel groter aantal Amerikanen door een terroristische aanslag hem de gelegenheid zou geven zijn langeretermijnpolitiek uit te voeren en bovendien zijn eigen populariteit te verhogen door om wraak te schreeuwen.
IR. H. ENS
Willy Lindwer
Het wrange beeld dat cineast Willy Lindwer («Het walgelijke gedrag van de Nederlanders kan niet vaak genoeg vermeld worden» in De Groene Amsterdammer van 1 mei) geeft van het grootste deel van de Nederlandse bevolking tijdens de Duitse bezetting de andere kant op kijken bij de jodenvervolging en zelfs medewerking van bepaalde categorieën, zoals politiemannen is al treffend geschetst door Frederik Weinreb in zijn meesterwerk Collaboratie en verzet 1940-1945 (1969). Het is een van de redenen geweest dat Weinreb werd belasterd in een rapport van het toenmalige Riod. Ik hoop voor de door Jan Mulder ten onrechte van lafheid beschuldigde Lindwer dat het met zijn reputatie in Nederland beter afloopt.
RENÉ MARRES, Diemen