Ayer, Heidegger, Sartre
Ik wil mij, met veel zelfbeheersing, onthouden van kritiek op de waardering door Ger Groot van Heidegger en Sartre in zijn boeiende artikel «De derde dood van Alfred Ayer» (in De Groene van 16 september). Gezien ook zijn uitspraak: «Polemiek is geen genre waarin de filosofie goed tot haar recht komt» in de inleiding van zijn bundel filosofische gesprekken Twee zielen (1998). Waarmee tenminste twee filosofen uit de negentiende eeuw het grondig oneens moesten zijn: Schopenhauer en Nietzsche.
Ik beperk me dus tot twee formuleringen, beide op pagina 26 van dit artikel. In verband met Heidegger te spreken over zijn «flirt met het nationaal-socialisme» lijkt me niet gelukkig, of tenminste een understatement. Men kan «flirten» met een vrouw of man, maar mijns inziens niet met een politieke «beweging» als het Duitse nationaal-socialisme. In dat geval «engageerde» men zich (wat nog altijd mooi en dapper klinkt), of men «compromitteerde» zich (wat mij in dit geval relevanter lijkt). Ayers bewondering voor Sartres «morele rechtlijnigheid» («vlak na de oorlog») vind ik interessant en merkwaardig: voor mij is dit wel het laatste waaraan ik in verband met Sartre zou denken maar misschien verzeil ik hiermee al in een «polemiek» (waarmee ook Sartre niet zo zuinig is omgegaan). Aan Ayers eigen moed en daadwerkelijke «engagement», met de wens om in het bezette Frankrijk te worden «gedropt», valt blijkbaar niet te twijfelen. Chapeau!
E.M. JANSSEN PERIO, Rotterdam
Gezien: Karel Appel
In De Groene Amsterdammer van 19 augustus schrijft Patricia de Martelaere een essay over Het boek van de schoonheid en de troost. In haar schrijven verwijst zij naar ene Schiller, die «de adjectieven naïef en sentimenteel gebruikt om twee fundamenteel verschillende vormen van dichtkunst te karakteriseren». Deze adjectieven gebruikt De Martelaere bij het maken van een tweedeling. Volgens haar behoren alle «groten» van Van de schoonheid en de troost tot de categorie sentimentelen. Karel Appel incluis.
Appel behoort volgens mij niet thuis in deze categorie. In essentie behoort Appel tot de naïeven. Ofschoon Appel natuurlijk ook sentimenteel kan zijn volwassenheid is hem niet vreemd betekent dit niet dat Appel tot de sentimentelen behoort. Ik probeer dit uit te leggen.
Ik ken de geschriften van of over Appel in Het boek van de schoonheid en de troost niet. Ik baseer mijn stellingname op Appels uitlatingen in de gelijknamige televisieserie. Tijdens de groepsuitzending heeft Appel enkele minuten gesproken. Hij toonde niet zozeer een afkeer van de zogenaamde intellectuele hokjesgeest als wel zijn onthutsing. Het was en is hem volkomen duister waarom iedereen zo moeilijk doet. Voor hem is het helder. Waarheid. Werkelijkheid. Zin.
In vogelvlucht vertelt Appel wat er gebeurt als hij zijn atelier binnengaat en zich voorbereidt op het schilderen. Hij neemt plaats op een stoel. Neemt de tijd om tot stilte te komen. En dan ineens het moment bepaalt het moment en niet hijzelf staat hij op en begint te schilderen. Gaandeweg wordt hij het schilderen. Karel Appel verdwijnt. Hij weet nog net dat hij er is, maar eigenlijk is hij er niet.
«Het zijn en het niet-zijn is één ding», aldus Appel. Voor wie het ziet. Iemand die het niet ziet, is niet bereikbaar. Ook niet als die persoon buitengewoon intelligent is. Alleen iemand die zelf ooit verdwenen is, weet dat Appel de waarheid spreekt. Het is een uitspraak vanuit het hart. En kan alleen daar begrepen worden. Wie echter verstaat deze kunst? En wie verstaat de kunst die uit deze kunst voortkomt?
De gedachte-inhoud van het door De Martelaere aangehaalde woord «naïviteit» komt wat mij betreft overeen met de karakterisering van Appel. Ondergetekende weet: als Appel verdwenen is, vertoeft hij in het paradijs. Dan is Appel kind.
Van God.
GUSTAAF RUTGERS, Buitenpost