Het is natuurlijk heel mooi dat er in Amsterdam enige duizenden personen aan het werk zijn geholpen, maar in een aantrekkende economie en met een reeks Haagse (Melkert-)regelingen als steun in de rug is dat niet zo'n grote kunst. Wie kijkt naar het Amsterdamse minimabeleid slaat de schrik om het hart. Dat beleid is er nauwelijks. In Amsterdam wordt nog steeds vergaderd over kwesties die in andere gemeenten allang zijn geregeld.
Daarnaast zijn de Amsterdamse uitkeringsgerechtigden overgeleverd aan een incapabele sociale dienst die de regelgeving stelselmatig negeert en zelfs vorderingen int die allang zijn verjaard, waarmee men in strijd handelt met een beslissing van ons hoogste rechtscollege. Hoe kan de advocaat Van der Laan dat zijn vergeten?
Van der Laan geeft hoog op van de verbeteringen in zijn partij. Er komen zelfs jonge mensen op vergaderingen praten. Terwijl de partij carrièrejagertjes omarmt, laat zij honderdvijftigduizend Amsterdammers in de kou staan. Wie dat niet wil zien, kan inderdaad maar beter opstappen als fractievoorzitter. Amsterdam, ERIK VAN DEN MUIJZENBERG
Nietzsche
Dankzij de boeiende en intensieve Nietzsche-Forschung leek de naam van de Duitse filosoof volledig te zijn geschoond van allerlei onzinnige smetten. Dit lijkt te zijn voorbijgegaan aan Heleen van Doremalen, die in haar interview met Richard Rorty de filosoof plompverloren een ‘fervent antisemiet’ noemt (De Groene van 2 juli). Wellicht verwart Van Doremalen Friedrich Nietzsche met Elisabeth Förster-Nietzsche, door haar broer weinig vleiend ‘antisemitische gans’ genoemd. Als Van Doremalen toch de Nietzsche bedoelt, zou ik graag willen weten waar ze zich op baseert.
Overigens is die andere classificatie, ‘fervent antifeminist’, wat al te kort door de bocht. Nietzsches misogynie had niet zozeer een politieke alswel een filosofische lading en zijn toenemende populariteit in feministische kringen (bijvoorbeeld bij Rasalyn Diprose) ondermijnt eveneens Van Doremalens mening. Amsterdam, PATRICK VAN IJZENDOORN
Indo’s
Nou ja, waarom de vroegere ‘ultra-linkse’ (dat was toch de gemeenplaats op het hoogtepunt van de Koude Oorlog?) Groene Amsterdammer het nummer van 16 juli kopt met ‘Indo-revival’, blijft onduidelijk. Het onderwerp Indië kwam vroeger immers nooit in dat tijdschrift, tenzij het ging om ‘anti-koloniale’ stukjes.
De op de voorpagina beloofde broeierigheid van de tweede generatie blijkt nergens uit het artikel. Het is allemaal zo intens braaf. Of ligt dat aan de auteur Joost Niemöller? Die moet Pas op voor journalisten van Tom van der Geugten hebben gelezen. Of moet je daar alleen maar sombong (verwaand) voor zijn?
Wat is het beeld? Goed-opgeleide, good-looking en op één na in Holland geboren veertigers die uit de tweede hand spreken als het om assimilatie gaat. Het zijn de verhalen van hun ouders, de contractpensions, de scholen, de ambtenarij hier.
Wat is hun probleem dan eigenlijk in de jaren negentig? Dat ze met vakantie naar tanah pusar (de grond waar de navelstreng wordt begraven) van hun ouders gaan en overstuur terugkomen? Dat ze een tweede-generatieoorlogs- of bersiap-syndroom hebben? Maar dit zijn allemaal hulpverleners, mede ten behoeve van juist die eerste generatie. Onder hen zit nu juist een opmerkelijk hoog percentage losers.
Geen woord dus in dat artikel over het ontwikkelen van nieuwe uitdrukkingsvormen bij Indo’s op het terrein van wat gemakshalve de schone kunsten heet. Die revival is mijns inziens nooit weg geweest. Welaan, het zal wel, maar ik begrijp er nog steeds geen bal van. En blijf dus mijn stelling trouw: Indisch was toen en daar en is niet nu en hier. Worldacces.nl, HUIB DEETMAN
NewMetropolis
‘Je ziet het doek opengegaan en een theaterstuk beginnen waarvan je zelf de regisseur bent.’ Wij zagen onszelf geplaatst in een avontuur waarvan Marijn van der Jagt de recensent bleek (In De Groene van 25 juni).
Na jarenlang onopgemerkt zwoegen als acteurs in de kleinere margetheaters, spelen we nu een belangrijke rol in de droom die NewMetropolis heet. Als Etienne de Wilde, de ‘host’ in de blauwe stofjas, en Ome Arie, de gejaagde man met de walkietalkie, zetten we dagelijks met verborgen theater het publiek op het verkeerde been.
Groot was dan ook de opwinding om eindelijk in een recensie van Marijn van der Jagt genoemd te worden. Deze opwinding werd echter overtroffen door teleurstelling. Het feit dat wij als acteurs ons werk deden is door deze vakvrouw onvermeld gebleven. Of speelden wij zo geloofwaardig dat zij het niet eens in de gaten had? Los van het feit dat wij het jammer vinden voor onze eigen carrière, geeft dit artikel een redelijk negatief beeld van de behulpzaamheid van de echte hosts, herkenbaar aan een groene jas.
Of had zij hier iets voor het eerst gezien?
Wij hopen niet voor het laatst, want er zijn genoeg bijzonderheden die ook zonder de (voor haar zo problematische) magneetkaart ervaren kunnen worden.
Ons spel, mits doorzien, krijgt iedereen er voor niets bij. Amsterdam, MEINDERT THEUNISZ, alias Etienne de Wilde MICHIEL VAN ZUYLEN, alias Ome AriePop-up acteurs in NewMetropolis
Mathilde (1)
Mathilde Doelder (geb. 1938) ontving niet, zoals René Zwaap vermeldt in De Groene van 2 juli ‘de katholieke doopselen’, maar werd blijkbaar in de rk-kerk gedoopt. Er is maar één doopsel. Verder bestaan en bestonden er geen ‘jezuïtische paters’, maar alleen ‘paters jezuïeten’. Er zullen zich in de kloosters van de paters vast wel ‘traumatische gebeurtenissen hebben voorgedaan’. Maar het is absoluut uitgesloten dat Mathilde Willink in een jezuïetenklooster heeft gewoond, ondanks de verhalen van Joop van Loon.
‘Vanaf die tijd in het klooster voelde Mathilde zich anders dan de anderen’ is dus absolute wartaal. Zwaap heeft toch geweten dat Van Loon die uitspraak deed ‘gezeten achter een glas armagnac’. Volgens mij niet het eerste glas. Vaals, J. ROODBOL
Mathilde (2)
Anders dan René Zwaap suggereert heeft Sylvia Willink het Museum voor Moderne Kunst Arnhem nooit verboden om een portret van Mathilde de Doelder door Carel Willink te tonen.
De tentoonstelling die van december ‘96 tot en met juni '97 in het Museum voor Moderne Kunst Arnhem werd gehouden, had een gefaseerde opbouw: het eerste deel bestond uit de gezamenlijke collecties van het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem en van het Centraal Museum in Utrecht, het tweede uit de gezamenlijke collecties van het museum voor Moderne Kunst Arnhem en Sylvia Willink.
In niet één van de genoemde collecties is een Mathilde-portret opgenomen. Met andere woorden: wat moet Sylvia Willink verbieden als er niets te verbieden valt? Arnhem, YPE KOOPMANS (hoofd collecties Gemeentemusea Arnhem)