- Ten onrechte werd volgens Van Hoorde gesteld dat het besluit om in december 1995 een nieuw Groen Boekje uit te brengen, al begin 1994 werd genomen, nog voordat aard en omvang van de wijzigingen vaststonden. Kennelijk beschouwt de Taalunie parlementaire goedkeuring als quantite negligeable. Volgens Van Hoorde stonden de wijzigingen immers al op 19 januari vast. Maar dat betrof slechts een voornemen. Pas op 21 maart, na parlementaire goedkeuring, kwam er een ministerieel besluit van, waar in oktober van dat jaar nog eens een tweede, flink gewijzigd besluit overheen kwam. Het is maar wat je vaststaan noemt. Van Hoordes punten 2 en 3 gaan over de rol van de Sdu. Wij stelden dat het vreemd is dat de Sdu ogenschijnlijk zonder slag of stoot de drukorder binnensleepte, een van de vetste worsten in jaren. Van Hoorde protesteert dat het Groene Boekje door twee uitgevers wordt uitgegeven, Sdu en het Belgische Standaard. Wat een flauw rookgordijn! Wij bedoelden uiteraard: waarom werd een inhoudelijk en financieel zo bijzondere order niet openbaar aanbesteed, zodat iedere uitgever erop kon inschrijven? De Sdu en Standaard werden uitverkoren ‘op basis van heldere criteria’, stelt Van Hoorde, maar welke dat waren, dat wil de Taalunie maar niet uitleggen. Van Hoordes opmerking dat later alle uitgevers tegelijk de informatie kregen ‘om over te gaan op de nieuwe spelling’ raakt in dit verband kant nog wal.
- Het belangrijkste bezwaar: het Groene Boekje geeft het spellingsbesluit niet correct weer en is dus onwettig. Onzin, zegt Van Hoorde, de taaladviescommissie heeft alleen de puntjes op de i gezet, maar de wijzigingen berusten op een ministerieel besluit en zijn dus wettig. Dit hardnekkig volgehouden verweer is een welbewuste leugen. De bedoelde puntjes vonden hun weerslag in het laatste en definitieve ministeriele spellingsbesluit, dat van oktober 1994. De bewuste wijzigingen aan de tussen-n-regel staan niet in dat besluit, maar duiken pas daarna voor het eerst op in de proeftekst van de leidraad van het Groene Boekje. Ze zijn er ook regelrecht mee in conflict. Dat weet mijnheer Van Hoorde ook, en dat had ook de staatssecretaris van voetbal, Nuis, behoren te weten toen hij in december kamervragen dienaangaande beantwoordde. Tot slot complimenteert Van Hoorde mij met het ‘ongewild’ maken van de verstandigste opmerking: kranten zullen het verschil tussen nieuwe en oude spelling niet eens zien. Ik voel mij vereerd, maar moet eraan toevoegen dat zijn helderziendheid hem in de steek heeft gelaten. Ik maakte die opmerking zeker niet ongewild. Van Hoorde heeft gewoon weer niet begrepen wat ermee bedoeld werd. Amsterdam, RIK SMITS
Rubriek
Grrr/kippenei (2)
In De Groene van 7 februari beschuldigt projectleider spelling van de Nederlandse Taalunie Johan van Hoorde de deelnemers aan het Kippenei-debat over spelling van het debiteren van feitelijke onjuistheden en opzettelijke verdraaiingen. Dat is nogal wat, maar voor de Taalunie en mijnheer Van Hoorde zijn dergelijk beschuldigingen niet ongebruikelijk. Tot nu toe is van die zijde immers iedere kritische noot ten aanzien van de aanstaande spellingsverandering slechts beantwoord met ontkenningen en beschuldigingen van kwade trouw. Van Hoorde behandelt, zoals het een goed retor betaamt, een ‘kleine greep’ uit de door hem geconstateerde kwalijkheden. Laten we die greep maar eens op de keper beschouwen, volgens Van Hoordes nummering, opdat de lezer zelf oordele.
www.groene.nl/1996/8