‘De ogen worden vochtig en de vingers verstijven uit afkeer van zulke afschuwelijke en telkens verhevigde onmenselijkheden, gepleegd weliswaar op aansporing van een niet-Hollander, maar niettemin met medewerking van enkele van onze landgenoten. En ik had allang dit walgelijke verhaal willen bekorten, indien de plicht van de geschiedschrijving dat zou kunnen gedogen. Maar hoewel het onvermijdelijk de lezer als verdrietig en smartelijk zal treffen, mocht ik die toch niet verstoken laten blijven van de winst aan leerzaamheid in deze opmerkelijke geschiedenissen.’

Dit schrijft Hooft nadat hij vier bladzijden lang verslag heeft gedaan van de werkelijk onbeschrijflijke martelingen waaraan twee katholieke West-Friezen, verdacht van verraad, wekenlang werden onderworpen. De ‘niet-Hollander’ die verantwoordelijk was voor deze excessen, was Diederik Sonoy, de in het hertogdom Kleef geboren leider van de Watergeuzen die door Willem van Oranje in 1572 was aangesteld tot gouverneur van het Noorderkwartier.

In zijn inleiding had Hooft al gewaarschuwd dat hij een verhaal ging vertellen, ‘gruwelijk van veldslagen, vlootgevechten, belegeringen, bitter van twist, warrig door muiterij, bezoedeld met moordzucht buiten de gang van het krijgsbedrijf om, wrang van wreedheid, zelfs in vredestijd’.

Hij heeft woord gehouden, en hoe! Zijn Nederlandse historiën (geschreven tussen 1628 en 1647) is een magistraal epos over de Opstand tegen de Habsburgse overheersing, waarin de gruweldaden van de eigen partij evenmin verzwegen werden.

De oorspronkelijke tekst – toen hij overleed was Hooft niet verder gekomen dan 1584 – telt ruim twaalfhonderd bladzijden in groot folio. Het is niet te verwachten dat een zo omvangrijk werk nog veel lezers trekt – ook in de zeventiende eeuw werd het meer gekocht dan gelezen – zodat het terecht is dat er een bloemlezing op de markt wordt gebracht. Niettemin is het een schande dat er geen volledige editie beschikbaar is. Vele miljoenen worden er in Nederland uitgegeven om monumentale gebouwen in stand te houden, maar de literaire monumenten komen er meestal bekaaid af. Hoofts magnum opus is een van de belangrijkste monumenten van het Nederlands, omdat het onze taal in belangrijke mate heeft gevormd. Een bloemlezing van nog geen driehonderd bladzijden is wel een heel schamel vijgenblad.

Bovendien is het jammer dat de lezer nu veroordeeld is tot deze ‘hertaling’. Toegegeven, de oorspronkelijke tekst is soms vrij pittig, maar wel krachtiger en beeldender. Daar is Hoofts verhaal ‘gruwzaam van veldslagen, waterstrijden, belegeringen; bitter van twist, warrig van muiterij; beklad van moorddaad buiten de baan des krijgs, wrang van wreedheid, zelfs in de pais’.