Neem deze casus. Er is een jongen, Jeffrey Dahmer, misschien een homo die het van zichzelf niet wil weten. Vanaf 1978 (hij is dan achttien), over een periode van dertien jaar, verleidt hij zeventien jongens, verdooft ze, speelt met ze, wurgt ze, heeft seks met het lijk. En eet ze vervolgens gedeeltelijk op. Over ‘de kannibaal van Milwaukee’ zijn boeken en films gemaakt. De voorstelling Kogelvis gaat over hem, althans, over het je willen overgeven aan wat niet mag, of willen bezitten wat niet kan. Nick Bruckman, debuterend schrijver, reist zijn onderwerp na tot in de (deels katholieke) stad aan het Michiganmeer. Hij heeft het monster in twee acteurs verstrooid. Enerzijds de jongen van de lust en het verlangen naar schoonheid. Daarnaast de jongen van de drift tot doden. Sebas Berman en Jurriën Remkes spelen dat duo. Eros en Thanatos, het klassieke gevecht. Hier: klassieke verscheurdheid. Twee blonde, vertrappelde, verwarde mensenkinderen.

Ook de slachtoffers zijn met twee. Om te beginnen Curtis (Abe Dijkman). Het eeuwige joch dat ‘iets’ wil en niet weet wát: ‘Het begint altijd met de handen. Daar zie ik het aan. Dat hij me wil. Maar dat ik hem niet kan schelen, als iemand. Dat ik niets beteken. Maar daarom ook alles. Dat ik zijn middelpunt kan zijn. Dat ik hem kan omringen.’ Het tweede slachtoffer is de nabestaande. De zus van een van de vermoorde jongens, de zus van Curtis, Rita, het appeltaartenzusje, gespeeld door Thomas Cammaert in een gave balans tussen suspense en beheerste hysterie.

Alles blijkt hier trouwens in balans. En lijkt tegelijkertijd doodeng uit het lood te hangen. Dat maakt Kogelvis tot zo’n opzienbarende en tegelijk doodkalme belevenis. Juist door het verdelen van de krachtlijnen in de vertelling over deze vier jongens. Zeker dankzij de slimme sprongen in de tijd, en in de emoties. Terwijl er is afgezien van sensatiezucht: het moorden, snijden en villen wordt verbeeld door kneden in een jongenslichaam, als was het vochtige klei. Het spelen van het gruwelijke is hier gewoon beeldhouwen. Tot zoiets raars als het uitmelken van de poëzie van Het Kwaad, in abstracte zin, laat regisseur Marcus Azzini zich niet verleiden. Zijn mise-en-scène is geprepareerd met een kwaadaardig soort grijns. En blijft steeds een concrete choreografie. De horror van Hitchcock. Effectief gemonteerd, precies uitgevoerd.

‘Ik wil hem verteren. Ik wil dat hij mij wordt.’ Zegt de ene helft van het monster. ‘Zijn lijf wordt zo mijn herinnering aan hem’. Het slachtoffer Curtis riposteert: ‘Gruwelijk. Mooi.’ Als een religieus ritueel. Twee stappen verder staan ze allebei op het randje van blasfemie. Het monster beweert dat Jezus droog smaakt, als kroepoek. En Curtis doet het communiegebed uit de katholieke eredienst. Ze vergroten het raadsel van de vertelling. Het is gruwelijk. En mooi.

Kogelvis is een coproductie van Oostpool en Bellevue, in Theater Bellevue Amsterdam, dinsdag t/m zaterdag 12.30 uur, t/m 15 oktober


Beeld: Kogelvis van Oostpool en Bellevue in Theater Bellevue, Amsterdam (Ben van Duin)