BAGDAD — In al-Mansour, een sjieke wijk van Bagdad, zitten vier vrouwen in een huiskamer op de sofa. Ze hebben hun zakdoeken in de aanslag. Geregeld komen ze bij elkaar, want ze hebben hetzelfde probleem: hun echtgenoten zitten al maanden in de gevangenis. Waar ze precies zijn en hoe lang het nog gaat duren, weten ze niet. Ook vragen ze zich af waar de mannen eigenlijk van worden beschuldigd. Deze vrouwen zijn namelijk niet getrouwd met boeven, moordenaars of plunderaars, maar met gerenommeerde Iraakse wetenschappers.

Op 2 mei vorig jaar besloot dr. Mahmoud Bilal al-Samarraie zichzelf aan te geven toen hij erachter kwam dat een aantal van zijn collega’s door de Amerikanen was meegenomen. De wetenschapper, aan de universiteit van Edinburgh gepromoveerd in de organische scheikunde, was werkzaam voor het National Monitoring Directorate, de organisatie die de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties «assisteerde» bij hun zoektocht naar massavernietigingswapens.

«We hoorden op de radio dat iedereen die zich aangaf daarvoor zou worden beloond», zegt de vrouw van al-Samarraie. Samen met Ra’ed, zijn enige zoon, en een tasje met kleding en sigaretten meldde al-Samarraie zich bij de Amerikanen. Daar werd gezegd dat het op z’n hoogst een paar dagen zou duren voordat hij weer thuis zou zijn. «Pas goed op je moeder en je zusjes», was het laatste wat Ra’ed zijn vader heeft horen zeggen.

Voor de vrouw van dr. Hazem Mohammed Ali, een in Newcastle gepromoveerde viroloog, liep het anders. Meermalen kwamen de Amerikanen bij het echtpaar Ali thuis om met hem over zijn verschillende posities als wetenschapper te praten. Ali was immers een topspecialist in pokkenonderzoek. Mevrouw Ali had koffie geserveerd en na de gesprekken waren de Amerikanen altijd weer keurig vertrokken. Maar op 22 juli besloten ze hem plotseling mee te nemen. «Ik stelde voor een tasje voor hem in te pakken», zegt ze met tranen in haar ogen. «Dat was niet nodig, hij zou diezelfde avond gewoon weer thuis zijn.» De Amerikanen kwamen nog terug voor de computer en allerlei documenten. Sinds 22 juli heeft mevrouw Ali van haar man slechts twee telefoontjes en een paar brieven via het Rode Kruis ontvangen. Die arriveerden meestal maanden nadat ze waren geschreven.

Hoewel wordt vermoed dat de mannen in de gevangenis op het vliegveld van Bagdad verblijven — door Irakezen inmiddels «Guantánamo» genoemd — is dat allerminst zeker. Ra’ed Ali: «Ik ben tientallen keren bij het Rode Kruis geweest en bij de Amerikanen in het paleis, we hebben brieven aan Paul Bremer gestuurd, overal hebben we aangeklopt, maar nergens krijgen we antwoord. Zodra ze horen dat het om de wetenschappers gaat, wordt de deur in ons gezicht dichtgesmeten.»

Er zitten op het moment nog ongeveer twintig wetenschappers vast. Heel wat anderen zijn inmiddels vrijgelaten. Nog altijd worden met enige regelmaat wetenschappers van universiteiten en kantoren weggeplukt voor ondervraging. «Waarom worden wetenschappers als criminelen behandeld?» vraagt mevrouw Ali zich af. «En hoe zit het met die mensenrechten waar de Amerikanen het steeds over hebben?» Alle vrouwen zeggen dat ze na de vrijlating van hun man Irak zo snel mogelijk willen verlaten om ver weg een nieuw leven op te bouwen. Iets waar de Amerikanen zich misschien zorgen over zouden moeten maken.

De wetenschappers, allemaal lid van de Baath-partij, werden regelmatig overgeplaatst naar andere posten en waren vaak niet vrij om te reizen, aldus de vrouwen. «Wetenschappers hadden de regering te gehoorzamen. Deed je dat niet, dan werd je, eventueel samen met je familie, uit de weg geruimd», zegt de vrouw van Thamer Abdul Rahman. Rahman werd op 1 juni «voor een paar uurtjes» door het Amerikaanse leger uit zijn kantoor meegenomen.

«Ik wist dat het beter was niet met mijn man over zijn werk te praten», zegt de vrouw van al-Samarraie. «Hij werkte hard en ik zorgde voor een ontspannen familieleven. Vaak waren er dagen dat ik niet wist wat er in zijn hoofd omging. Hij was stilletjes en sprak weinig. Natuurlijk maakte ik me zorgen. Misschien werd hij wel gedwongen dingen te doen die hij niet wilde.»

Als de vrouwen wordt gevraagd hoe ze hun dagen doorkomen, beginnen ze zachtjes te snikken. «Eerst denk je in uren, dan in dagen, dan in weken en later in maanden. Het heeft mijn gezondheid aangetast, ik slaap bijna niet en eet heel weinig», zegt mevrouw Rahman. «Elke vorm van vreugde is uit ons leven verdwenen», zegt Ismaeel Ahmed Saleh. Met zes kinderen heeft ze moeite rond te komen. Sinds de wetenschappers werden opgepakt ontvangen hun families geen salaris meer. «Maar het belangrijkste is natuurlijk dat ze terugkomen, we hadden dit nooit verwacht. We missen ze. We hebben ze nodig. En waarom mogen we ze niet bezoeken?»

Het verhaal van de Duitse Helma al-Saadi lijkt op het verhaal van de vier vrouwen. «Ik wil mijn man terug en wel zo snel mogelijk», zegt ze op het terras van een drukbezocht restaurant in Bagdad. «Ik neem aan dat ze hem in al die maanden alles hebben kunnen vragen wat ze wilden.» Ze schreef twee brieven aan de Amerikaanse bestuurder Bremer, maar kreeg geen reactie.

Toen haar echtgenoot Amer al-Saadi, spe ciaal adviseur van Saddam Hoessein, na de val van het regime op de televisie zag dat hij als nummer 32 op de lijst van 55 meest gezochte Irakezen stond, besloot hij zich de volgende ochtend, 12 april, meteen te melden. Vlak voordat hij door de Amerikanen werd meegenomen zei hij tegen de Duitse ZDF: «We hebben niets… ik zeg dit voor het nageslacht en voor de geschiedenis… de tijd zal mijn verhaal bevestigen.»

De vloeiend Engels sprekende man, die door Colin Powell meer dan eens «de grote misleider» werd genoemd, verscheen keer op keer voor de buitenlandse pers om te verklaren dat Irak na de oorlog in 1991 alle biologische, chemische en nucleaire wapens had vernietigd. En hoewel Washington natuurlijk had gehoopt dat de wetenschappers met kennis van zaken na de val van het regime een ander verhaal zouden vertellen, blijkt dat tot nu toe niet het geval.

Helma al-Saadi benadrukt dat haar echtgenoot, een in Engeland in de scheikunde gepromoveerde sjiïet, tegen alle indrukken in nooit lid is geweest van de Baath-partij. Dat was ongebruikelijk en soms zelfs gevaarlijk: «Hij had geen direct contact met Saddam Hoessein en zag hem voor het laatst in 1995. Mijn echtgenoot werd gedwongen bepaalde posten te vervullen omdat hij de juiste kwalificaties had en omdat hij goed kon communiceren met het Westen.»

Na de oorlog in 1991 kreeg Amer al-Saadi de taak om als minister de infrastructuur van het land weer op te bouwen. Daarna werd hij adviseur van de regering. Zelfs toen Helma met een levensbedreigende hersentumor in een Duits ziekenhuis belandde, kreeg hij geen toestemming Irak te verlaten om haar te bezoeken, zo zwaar stond hij onder druk. «Hij leefde al die jaren in ballingschap in eigen land», zegt Helma. «En nu in gevangenschap. De Amerikaanse regering moet zich diep schamen. Dat massavernietigingsverhaal is een fiasco voor de Amerikanen, en een aantal wetenschappers is daar nu de dupe van.»

Op 5 mei werd de vrouw van Ahmed al-Obeidi opgepakt. De wetenschapster dr. Huda Ammash, alias «Mrs Anthrax», staat als enige vrouw op de lijst van 55. De Amerikanen zien haar als een van de sleutelfiguren van het Iraakse biologische-wapenprogramma. Ook al-Obeidi zelf werd opgepakt. «Ik werd acht dagen vastgehouden op het vliegveld, in een cel van één bij twee meter», vertelt hij in zijn villa aan de rivier in Bagdad. Hij mocht er alleen uit om naar de wc te gaan, met een zak over zijn hoofd. Verder zat hij dag en nacht in zijn met felle tl-lampen verlichte cel. Al-Obeidi: «Ik kreeg koud legervoedsel te eten. Ik was zo gestresst dat ik die zakjes met mijn trillende handen soms niet open kreeg.»

Amnesty International maakt zich zorgen over de behandeling van gevangenen in Irak. Het Pentagon ontkent weliswaar dat er wordt gemarteld, maar geeft niettemin toe dat er methoden worden gebruikt om mensen uit de slaap te houden. De omstandigheden waren angstaanjagend, vertelt al-Obeidi: «Ik wil niet in details treden, maar ik kan uit eigen ervaring zeggen dat daar wordt gemarteld. Er wordt niet geslagen of geschopt, er zijn geen wonden of blauwe plekken te zien, maar er worden andere technieken gebruikt om informatie uit de gevangenen te krijgen.»

Al-Obeidi kreeg eind vorig jaar samen met zijn schoonmoeder de kans zijn vrouw te bezoeken. Geblinddoekt werden ze in een auto gezet. «Voor iedereen die Bagdad een beetje kent was het duidelijk dat we naar het vliegveld reden.» In een speciale kamer werd zijn vrouw binnengebracht, met een zak over haar hoofd. «Ze was minstens tien kilo afgevallen en zag er slecht uit. We werden afgeluisterd en voelden ons niet op ons gemak.» Het was de laatste keer dat al-Obeidi zijn vrouw zag. «Ze verkeert in een miserabele toestand. Ze is door allerlei geheime diensten tientallen keren ondervraagd. Ze vertelde me over ondervragingen die wel zestien uur duren.»

Als al-Obeidi de Coalition Provisional Authority (CPA), het door de Amerikanen gedomineerde bestuur van Irak, vraagt waarom zijn vrouw nog steeds vastzit, is het antwoord steevast: «Voor haar eigen veiligheid.» Grinnikend zegt al-Obeidi: «Waarom zou ik zelf niet voor haar veiligheid kunnen zorgen?» Hij is ervan overtuigd dat de vrij lating van mensen op de lijst van 55 uitein delijk een beslissing van president Bush zal zijn.

De advocaat Badie Arief Izzat vertegenwoordigt twintig van de 55 most wanted die momenteel vastzitten. Hij heeft zijn cliënten nog niet kunnen zien. Ook hij weet niet wat de aanklachten zijn. Het Internationale Rode Kruis mag de detentiecentra slechts bezoeken onder de voorwaarde dat geen informatie over de omstandigheden naar buiten komt. Rode Kruis-medewerkers zeggen dat al deze gevangenen volgens de Conventie van Genève het recht hebben te weten wat precies hun status is en welke aanklacht tegen hen is ingediend. Ook hebben ze recht op familiebezoek en op overleg met advocaten. De CPA moet zorgen dat deze rechten worden nageleefd.

Ook de status wordt door de CPA vastgesteld. «Afhankelijk van de vraag of ze wel of niet een militaire rang hebben, zijn wetenschappers civiele geïnterneerden of krijgs gevangenen», zegt Nada Doumani van het Internationale Rode Kruis. «Krijgsgevangenen moeten in principe worden vrijgelaten aan het eind van de actieve vijandelijkheden. Op 1 mei 2003 kondigde Bush slechts het einde van de militaire campagne af. Alleen als de gevangenen zijn aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid mogen ze langer worden vastgehouden en berecht. De zaak van civiele geïnterneerden die vastzitten uit veiligheidsoverwegingen moet in principe eens in de zes maanden worden bekeken.»

De CPA zelf wil over de behandeling van de wetenschappers niets kwijt.

Ahmed al-Obeidi en Huda Ammash studeerden na hun huwelijk allebei in de Ver enigde Staten. Na haar promotie in de microbiologie aan de Universiteit van Missouri kwam Ammash terug naar Irak, waar ze een bliksemcarrière maakte. Na de oorlog in 1991 hield ze zich bezig met verarmd uranium en in 2001 trad ze toe tot het Regionaal Commando van de Baath-partij, waardoor ze een politiek figuur werd. Vaak was ze de enige vrouw in de nabijheid van Saddam Hoessein.

Dat zijn vrouw en hij voorstanders waren van het voormalige regime steekt Ahmed al-Obeidi niet onder stoelen of banken. Maar hij is ervan overtuigd dat zijn vrouw vastzit wegens haar werk als wetenschapper en niet wegens haar politieke rol: «De Amerikanen denken dat ze verantwoordelijk was voor het biologische-wapenprogramma. Maar ik kan je verzekeren dat mijn vrouw dat soort werk pertinent weigerde. We hebben geen geheimen voor elkaar. We bouwden onze carrière samen op en bemoeiden ons altijd met elkaars werk. Ik weet dat ze niets met massavernietigingswapens te maken heeft gehad.»

Al-Obeidi is woedend over het vasthouden van de wetenschappers: «Hun misdaad is dat ze wetenschapper zijn. Ze moeten maar zien hoe ze aantonen dat ze onschuldig zijn. Misschien slepen de Amerikanen ze in de toekomst voor de camera om ze te laten zeggen dat er wél wapens waren. Het is één grote grap.»