
Het schilderij van Steven Aalders, in drie kleuren, is 162 centimeter hoog en 100 breed. Met die staande rechthoek is de schilder ook van start gegaan. Dat is heel iets anders dan met een liggend vlak beginnen. Dat wordt landschappelijk. Bij een staande rechthoek denk je aan een raam. Dat is architectonisch. Maar aangaande de ruimte van de maten had hij, toen hij met de nadere vlakverdeling verder ging, nog andere dingen in gedachten. Het werk heet Phi Painting – met tussen haakjes de toevoeging RYB, de Engelse afkorting voor rood, geel en blauw. Die titel is de programmatische beschrijving van wat hij in het schilderij laat zien. Met de Griekse letter phi wordt in de meetkunde de gulden snede aangeduid. Dat is, historisch zo gegroeid, de perfect evenwichtige verhouding van maten. In zijn schilderij wilde Aalders de drie vlakken in de rechthoek zo proportioneren. Dat is een kwestie van artistieke benadering. Elke verdeling van een groot vlak in kleinere vlakken kan een kunstenaar ook op gevoel maken. Zo ging dat doorgaans bij Mondriaan. Op den duur werd die intuïtie een gewoonte en zijn manier van doen. Of je als kunstenaar zo wilt werken, is verder ook een kwestie van karakter. Steven Aalders is een schilder die bij het begin van het maken wil weten waar hij ongeveer heen gaat.
Dit Phi Painting is dus eerst bedacht en ontworpen. Omdat dat zo is, zien we in de uitvoering van het schilderij een langzame beschouwelijkheid. De rechthoek is met een horizontale en een verticale begrenzing in drie vlakken gedeeld. Het liggende vlak boven is rood. Daaronder sluiten een geel en een blauw vlak aan. Het blauwe vlak is precies even groot als het rode vlak. Het is 62 centimeter breed. Het gele verticale gele vlak is 38 centimeter breed en, net als het flankerende blauwe vlak, 100 centimeter hoog. Die twee, onder het brede vlak rood, vormen dus een vierkant. Tussen de drie vlakken in Phi Painting is dit de verfijnde maatvoering volgens de gulden snede. In de Renaissance werd die de divina proportione genoemd. De verdeling tussen de vlakken verloopt niet volgens lijnen. Dat is een wezenlijk verschil met Mondriaan in zijn klassieke periode. Waar in dit schilderij de drie kleuren elkaar raken is dat heel tere begrenzing. Rood raakt tegen geel en tegen blauw; geel raakt tegen blauw en rood; en blauw tegen rood en geel. Die beroering gebeurt op verschillende manieren. Blauw en geel bijvoorbeeld raken elkaar zijwaarts. Dat lijkt een scherpere aanraking dan die van het rood dat met zijn breedte op het geel en het blauw rust. Omdat er intussen meer blauw is, raakt dat blauw het rood daar steviger dan het geel. Zo lijkt het tenminste. Elke kleur heeft een eigen gewicht.

Meetkundig zit het schilderij precies in elkaar. Maar omdat de werking van kleuren volstrekt onberekenbaar is, beginnen ook de proporties van de vlakken er anders uit te zien. In Compositie met groot rood vlak van Piet Mondriaan daarentegen zijn er rondom de verschillende kleuren die zwarte lijnen. De kleuren krijgen daardoor een stevige vorm en worden ook steviger kleur. Wat helpt is dat het schilderij vierkant is. Ook daardoor zit het compacter in elkaar dan Phi Painting dat, begin ik nu te zien, eigenlijk slank is van proportie. In het meetkundig schema is het blauwe vlak net zo groot als het rode vlak dat boven in het schilderij de volle breedte bezet. Dat rood is ook een dun geschilderd rood dat naar een lichter oranje neigt. Daaronder lijkt het blauwe vlak (dat ook iets voller blauw oogt) naar beneden te zakken, als een sluier. Het effect is dat dat blauwe vlak iets groter lijkt. Het is het lichte zweven van de kleuren dat er in dit schilderij voor zorgt dat de precieze maten toch onnavolgbaar worden. Langs het smalle gele vlak is overigens de verticale begrenzing met het blauw, vanwege het heldere contrast tussen de kleuren daar, nog vrij strak. Ook daardoor lijkt het blauwe vlak net iets groter dan het rode. Ik zou trouwens niet weten hoeveel.