Op een bijeenkomst met schrijvers vroeg Willy Brandt eens wie hem bij gelegenheid met toespraken kon helpen. ‘Ik, de schrik van veel burgers’, zei Günter Grass later, ‘was de enige die zijn vinger opstak.’ Vanaf dat moment zette Grass zich in voor een socialer en democratischer Duitsland. Over zijn hulp aan Brandt, die de eerste sociaal-democratische bondskanselier zou worden, schreef hij later: ‘Ik probeerde dat wat al te papierig klonk concreter, aanschouwelijker te maken, in de zin van boter op het brood. Ik scherpte aan en schrapte. Omstandige beginzinnen bijvoorbeeld, die bij Brandts aarzeling om “ik” te zeggen pasten.’ Met trots ziet Grass even later hoe Brandt de burgers van Heilbronn of Darmstadt toespreekt: ‘Ik ben…’, ‘Ik zal…’, ‘Ik wil…’
Grass vormde en kneedde de Duitse taal en liet in de Duitse cultuur en politiek meer dan zestig jaar lang kritisch zijn stem horen. Die Blechtrommel, Die Butt en Katz und Maus zijn moderne klassiekers. In 1999 ontving de schrijver de Nobelprijs voor literatuur. Grass heeft er in de Duitse pers vaak ongenadig van langs gekregen. Vooral de laatste jaren, na de onthulling van zijn lidmaatschap als zeventienjarige van de SS (2006) en zijn kritiek op Israël in het gedicht Was gesagt werden muss (2012), waren de pijlen op Grass gericht.
Dat was begrijpelijk. Met zijn kritiek op de verdoezeling van het Duitse verleden verwierf Grass als publieke intellectueel de status van het geweten der natie. Als geen ander probeerde hij een stempel te drukken op het publieke debat, vooral als het ging om de omgang met het nationaal-socialistisch verleden. ‘Hoe moeten wij de gefolterde en vermoorde verzetsstrijders, hoe moeten wij de doden van Auschwitz en Treblinka gedenken, wanneer zij, de meelopers van toen, het wagen, hier vandaag de richtlijnen van de politiek te bepalen?’ vroeg Grass toen Kurt Georg Kiesinger in 1966 het bondskanselierschap bekleedde. De christen-democraat Kiesinger was vanaf 1933 lid van de nsdap geweest.
Der Spiegel omschreef Grass’ onthulling als ‘late bekentenis van een morele apostel’. Volgens critici had ook zijn literaire werk aan zeggingskracht ingeboet. Zijn klassiekers moesten anders gelezen worden. Maar een kunstwerk laat zich niet tot zijn morele boodschap reduceren.
Daarnaast zijn er verschillen tussen de soms tamelijk eenduidige uitspraken van Grass als publieke intellectueel en de heel wat minder eenduidige manier waarop de schrijver grote thema’s als schuld en verzoening in zijn literaire werk behandelt.
De laatste jaren richtte Grass zich meer en meer op de door hem in het leven geroepen stichtingen: voor de verzoening tussen Duitsland en Polen, voor de ondersteuning van geëngageerde jonge schrijvers, voor het behoud van de eigen cultuur en traditie van de Roma.
Zijn laatste boek verscheen in 2010, Grimms Wörter, onlangs in een uitstekende vertaling van Jan Gielkens verschenen bij Meulenhoff. Je kunt het zien als het derde deel van de autobiografische trilogie van de schrijver, die met Beim Häuten der Zwiebel en Die Box begon. Grass verweeft de biografie van de gebroeders Grimm met zijn eigen leven, de Duitse taal en de geschiedenis van Duitsland. Soms verloopt de verbinding via een woord, als vrijheid of vaderland, soms langs patronen in de Duitse geschiedenis. In de tijd van de gebroeders Grimm begon het streven naar de Duitse eenheid, die Grass verfoeide, omdat ze door bloed en oorlogen afgedwongen is.
In De woorden van Grimm maakte Grass zich voor de laatste maal boos. Over corrupte bankiers en snode investeerders. Over de macht van het geld en de versuffende werking van consumptie. Over het Duitse asielbeleid, dat mensen ‘uitwijst’ en in de ogen van Grass in strijd is met de ‘waardigheid van de mens’ die de Duitse grondwet huldigt.
Vaak werd de laatste jaren gesuggereerd dat het engagement van Grass naïef of achterhaald was. De woorden van Grimm toonde andermaal de kracht van dit engagement aan. Grass wist de vinger op de zere plek te leggen. En daarom stelde hij vragen. Waarom zijn de archieven van de Oost-Duitse geheime dienst uit de jaren zestig en zeventig openbaar geworden, maar liggen de stapels papier van de West-Duitse geheime dienst nog altijd achter slot en grendel? Waarom lijken belangrijke beslissingen niet langer door de Bondsdag genomen te worden maar door banken en multinationals? Waarom beslist niet het parlement, maar de farmaceutische industrie over de gezondheidszorg?
Max Frisch zei al over Grass: ‘Hij spreekt de natie aan op haar politieke geweten, in de veronderstelling dat ze een dergelijk geweten heeft.’
Er is een episode uit dit laatste werk die bijzondere aandacht verdient. Het is die over Karl-Heinz Kurras, de eind vorig jaar overleden Berlijnse politieagent die in 1967 de student Benno Ohnesorg doodschoot. Ohnesorg, een student taalkunde, protesteerde tegen het bezoek van de conservatieve sjah van Perzië. Hij was voor het eerst in zijn leven op een politieke demonstratie. De agent Kurras stapte op hem af en schoot hem door zijn hoofd. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat Benno Ohnesorg geen slachtoffer was van een agent die schoot uit noodweer, maar op brute wijze is vermoord. ‘Mijn land doet me pijn, ik walg ervan, maar ik ben verknocht aan zijn taal’, schreef Grass.
Beeld: 1997 (KIPPA / ANP)