Langzaam kijkend, denk ik, moet ik deze eigenaardige dingen van Meuser eerst maar eens tot mij nemen. Het zijn verkreukelingen en verbuigingen van ijzeren voorwerpen die hij gevonden heeft, bijvoorbeeld bij een handel in oud ijzer, rommel die hem bruikbaar leek. Hij vond ze en dan liggen ze een tijd te wachten. Zo stel ik me dat voor: Meuser vindt een bak of een doos of wat dan ook – een soort volume van ijzer dat hol is en daarom gedeukt kan worden. Daar liggen ze dan eerst in de werkplaats totdat er in de verbeelding van de kunstenaar iets begint te rijpen, terwijl hij om het volume heen draait en ernaar kijkt en wacht. Een eerste idee dan bijvoorbeeld. Op een of andere manier past dat deftige woord, idee, niet bij de duidelijke handwerkelijkheid van Meusers werk. Maar ergens moet hij beginnen. Met groot geduld wacht hij op het moment dat hij ziet hoe en waar hij met het kraken, deuken, vouwen of buigen kan beginnen. Dan begint de geleidelijke vormgeving van het holle volume in iets wat onvoorspelbaar anders is.

Hier is trouwens ook het woord vormgeving misleidend. Een vormgeving van wat eigenlijk? Als hij aan het buigen en deuken en breken is, heeft Meuser geen bepaalde vorm in zijn hoofd. Integendeel: in zijn wording moet het ding zo veel mogelijk nergens op lijken. Dat is juist het grote principe van abstracte kunst. Daarom is het, omdat de taal niet abstract is, ook moeilijk over abstracte kunst te schrijven. Meuser kan kraken en deuken. Dat is een handwerk van vervorming dat zich geheel en al op de tast voltrekt, maar wel terwijl hij steeds nauwkeurig kijkt naar het langzame verloop van wat gaande is – hoe een hol volume iets anders wordt dan wat het was.

Het werk lijkt zich als een bloem te sluiten om een schemerachtige ruimte

Het verloop, bij Meuser, is handwerkelijk. Dat betekent dat ook een persoonlijk handschrift een rol speelt, en een voorstelling van een soort van bewerking. Van de twee werken op deze bladzijde ziet het kleine geelgrijze ding, Ohne Titel, er korter gekraakt en gevouwen uit – verfrommeld als sommige bloemen. Ik denk dat het ijzer van deze los in elkaar gedrongen gele gestalte misschien plooibaarder was dan het werk ernaast, dat groter is. Het heet Versagerkiste en is een vervorming van een hoekige vorm die dichter bij die oorsprong blijft. Langs één hoek is het holle volume opengebroken en toen verder gedeukt en verbogen. Dit was een hardhandige bewerking. Kennelijk verzette het volume zich ertegen. Daarom maakt Versagerkiste een harde en stugge indruk. Het gele werkstuk is ook zachter geplooid omdat het ding misschien gemaakt is vanuit een oorspronkelijk ronde vorm. Het maakt die indruk omdat het werk zich als een bloem lijkt te sluiten om een schemerachtige ruimte binnenin. Het matte geelgrijs van het werk is ook een schemerkleur. In Versagerkiste wordt de binnenruimte daarentegen resoluut opengemaakt. Het werk heeft een strakke helderheid. Aan de buitenkant is het bewerkt met staalgrijze olieverf. Vervolgens toont het strenge ding zijn binnenkant die groezelig en wat roestig van toon is gebleven.

Bij wat ik zo ken van Meusers kunst is er iets eigenaardigs met de toon van de kleur. Die heeft vaak wat herfstigs en daarom maken veel van zijn werken een melancholieke indruk. Misschien is dat zo omdat ze met al gebruikte materialen zijn gemaakt zijn. Daarom ook zie ik in de schemer van hun achtergrond de figuur van Kurt Schwitters, die sowieso het grote baken is in de abstracte kunst in Duitsland. Toen zijn werk kort na de Eerste Wereldoorlog op gang begon te komen, waren er vele ismen en even zovele beweringen over hoe het eigenlijk moest in de moderne kunst: expressionisme, futurisme, dadaïsme, suprematisme, kubisme, constructivisme. Omdat Schwitters nog iets anders wilde, begon hij de lyriek van schilderen te vermijden, met stukken drukwerk en andere fragmenten collages in elkaar te plakken en bijeen te knutselen. Dat moest zonder stijl, vrij en onberekenbaar. Deze niet-methode noemde hij: Merz. In het woordenboek kwam het niet voor. Hij had het gevonden toen hij voor een collage een stuk drukwerk met de naam Kommerzbank verknipt had. Dat was in 1919. Voor mij, ik zeg het nog maar, waren Mondriaan en Schwitters de radicale pioniers van de moderne, abstracte kunst in Europa – van de ruimte waar ook Meuser met collega’s als Imi Knoebel en Georg Herold met hun werken verkeren.

PS. Tot mijn spijt is Meuser in Nederland nauwelijks bekend. Had ik eerder wat aan moeten doen. Schwitters is hier trouwens ook niet echt een held. Voor Meuser, die zonder voornaam werkt, kunt u goed terecht bij Galerie Bärbel Grässlin in Frankfurt/Main (galerie-graesslin.de)