Paul Gauguin, Zelfportret met portret van Émile Bernard (Les misérables), 1888. Olieverf op doek, 44,5 cm x 50,3 cm © Van Gogh Museum, Amsterdam

Paul Gauguin (1848-1903) vertrok in 1891 naar Tahiti. Voor zijn vertrek schreef hij aan zijn vriend, schrijver Charles Morice (die later Gauguins reisverslag Noa Noa zou redigeren en uitgeven): ‘De ervaring die ik heb opgedaan in Martinique is beslissend geweest. Alleen dáár heb ik me werkelijk mijzelf gevoeld, en als je wilt weten wie ik ben, dan moet je me zoeken in dat wat ik vandaar heb meegebracht, nog veel meer dan in mijn werken uit Bretagne.’

In 1887 was Gauguin met Charles Laval (1861-1894) afgereisd naar Panama. Omdat ze daar geen werk vonden namen ze de boot terug naar Martinique, waar Gauguin vervolgens vier maanden zou verblijven, en Laval een jaar. De tentoonstelling Gauguin & Laval op Martinique toont het resultaat van dat verblijf. De ‘beslissende ervaring’ is hier na te volgen, in een slimme organisatie van losse schetsen, uitgewerkte studies en voltooide schilderijen – Gauguin vervaardigde er in die vier maanden een stuk of zeventien.

Je kunt dit zien als een zuiver artistiek verhaal: twee schilders uit Parijs gaan op zoek naar nieuwe motieven en stijlen, naar iets wat ‘anders’ is dan dat waarmee al die andere krabbelaars in Parijs aan de weg timmeren. Ze hebben een hang naar het ‘primitieve’, en dat moest duidelijk iets anders zijn dan het romantisch exotisme van die jaren.

De twee krijgen daar met moeite greep op. Om te beginnen was Martinique groen, duizelingwekkend groen, en te zien is dat het voor de heren lastig was om van die overdadige monotonie een goed schilderij te maken. Ze grijpen naar intense paarse, oranje en rode accenten; daarbij is ook te zien dat er bij allebei een zekere ‘vervlakking’ optreedt, een manier van werken waarbij het afgebeelde meer tweedimensionaal wordt opgevat. In 1888 schrijft Gauguin aan Vincent van Gogh – de brief hangt op de tentoonstelling – over hoe weinig belangrijk ‘exactitude’ is in de kunsten, hoe weinig het toevoegt; en dat alle kunst in feite een abstractie is.

Het is echter niet alleen een artistieke zoektocht. De kijker krijgt ook het een en ander mee van het racistische koloniaal bestuur, waar dwangarbeid gangbaar was, en de bevolking in acht gradaties van ‘gekleurdheid’ werd verdeeld. Verder is het voelbaar dat Gauguin zich misschien wel ‘zichzelf’ voelde, maar dat het leven hem nog altijd heel zwaar viel. De zoektocht was urgent, en niet zonder wanhoop: voor Gauguin, die slecht in staat geweest was om met de kunsten zijn brood te verdienen, was het van het allergrootste belang dat de reis hem erkenning en inkomsten zou opleveren. Daar zag het niet naar uit, op dat broeierige Martinique: Gauguin kreeg dysenterie en malaria, had geen geld voor een ticket, en dreigde op het eiland in misère verstrikt te raken. Hij kon pas terugkeren toen een andere vriend, Schuffenecker, hem de kosten van de retourpassage wilde voorschieten. Vrijwel direct na terugkeer uit Martinique ontmoette Gauguin Vincent en Theo van Gogh, die meteen het belangrijkste werk van de reeks, De mangobomen, Martinique, verwierven voor vierhonderd franc: hun grootste aankoop ooit.

Gauguin & Laval op Martinique, Van Gogh Museum, t/m 13 januari, vangoghmuseum.nl