«Als twee jonge mensen verliefd worden, vergeten ze de hele wereld. Daarom laat ik in mijn boek de politieke situatie buiten beschouwing. Assaf en Tamar houden zich alleen met persoonlijke zaken bezig. Joden of Palestijnen, geschiedenis of grenzen interesseert ze niet meer. In het Midden-Oosten betalen we een grote prijs voor de situatie. Alles wordt aan het conflict ondergeschikt gemaakt. Voor tederheid en intimiteit is nauwelijks ruimte meer, alle nuances eigen aan het normale leven verdwijnen. Dáár wil ik een stem aan geven. Als dat niet meer kan, zijn we gedoemd als doden rond te lopen.»
De Israëlische auteur David Grossman (Jeruzalem, 1954) is in Amsterdam ter ere van zijn onlangs vertaalde roman De stem van Tamar. Het boek gaat over twee zestienjarige pubers, Assaf en Tamar, en hun avonturen in het hedendaagse Jeruzalem. Assaf heeft van de gemeente de opdracht gekregen om de eigenaar van een loslopende hond op te sporen. De hond sleurt hem mee naar verschillende plaatsen in de stad. De sporen leiden naar Tamar, het baasje van de hond. Samen met Assaf ontdekt de lezer dat Tamar van huis is weggelopen om haar aan drugs verslaafde broer uit de handen van de onderwereld te redden. Ten slotte vinden ze elkaar en bloeit hun liefde op. De aanleiding voor het boek was toeval. Grossman: «Op een dag kwam ik op straat een man met een hond tegen, die mij vertelde dat hij al uren achter die hond aanliep. Hij werkte bij de gemeente bij de dienst voor verloren honden. Ik was gefascineerd en stapte in de auto met een idee voor de structuur van het boek. De hond zou de motor van het verhaal worden en twee jonge mensen samenbrengen. Ik schreef het boek binnen negen maanden. Voor mij een absoluut record. Ik rende achter het verhaal aan als de jongen achter de hond.»
De stem van Tamar is een meeslepend boek met thrillerachtige elementen. Weergaloos is Grossmans portrettering van Assaf en Tamar, twee zoekende pubers met al hun frustraties en onzekerheden. Het boek geeft ook een indringend beeld van de wereld van weggelopen kinderen die door een penozefiguur als straatzangers en performers worden geëxploiteerd. Tot Grossmans verrassing hield Shimon Peres, de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, deze kunstmaffia voor realiteit. Grossman: «Peres klaagde dat we al onze energie aan veiligheid en oorlog geven en geen aandacht schenken aan binnenlandse zaken. Toen verwees hij naar mijn boek. We zouden instituten voor verslaafde kinderen hebben. Onze president Mosje Katsav sprak mij hier ook op aan. Maar ik moest ze teleurstellen. Er bestaan in Jeruzalem niet van dergelijke instituten. Er zijn hier wel zon duizend weggelopen kinderen waarvan het merendeel aan drugs is verslaafd. Toen ik aan mijn boek werkte, heb ik veel tijd met ze doorgebracht. Meestal laten ze geen volwassenen toe. Veel van die kinderen hadden mijn boek Het zigzagkind gelezen. Dat was mijn paspoort tot hun wereld. Ik kwam klasgenoten van mijn kinderen tegen. Uit gegoede families. Ouders met een topfunctie die hun kinderen emotioneel in de kou hebben laten staan. De kinderen zoeken een thuis bij elkaar. Ze slapen in parken, in grotten in de valleien rond Jeruzalem. Ze hangen veelal uit rond het Zionsplein, hebben hun eigen codes, eigen muziek, eigen taal. Ze lieten zich aan mij zien in de meest verschrikkelijke toestanden. Ik heb het allemaal in mijn boek verwerkt. Het was een speciale ervaring. Daar gaat mijn vak ook over. Om de paar jaar ga je naar een andere plek en word je een ander mens.»
Bij het schrijven van het boek kwamen bij Grossman herinneringen op aan zijn eigen jeugd. «Toen ik jong was, bestond er nog de illusie van een sociale orde. De autoriteit van ouders, van de leraren, van de regering. Die sterke hiërarchie is in het Westen weggevallen. Ook het idealisme is verdwenen. We leven in een nihilistische, anarchistische tijd. Alles lijkt uit elkaar te vallen. Er heerst zon grote wanhoop. Als adolescent raak je daardoor gemakkelijk de weg kwijt. Toch geloof ik dat adolescenten nog steeds een natuurlijke behoefte aan idealen hebben. Je moet je leven aan iets wijden of ergens tegen vechten. Daarom heb ik van Assaf en Tamar idealistische personages gemaakt. Hoewel ze zichzelf zo niet zullen zien. Het zijn personages met waarden van vriendschap en grote moed. In deze chaotische wereld doen ze intuïtief het goede.»
In De stem van Tamar rebelleren de kinderen ook tegen de staat. Grossman: «De staat kan je van de ene op de andere dag naar het leger halen. Je naar Nabloes of Jenin sturen om te moorden of vermoord te worden. Dat kennen jullie in Nederland niet. Bij ons dringt de staat voortdurend in de intiemste ruimten van ons leven binnen. Het nieuws is niet iets abstracts. Het heeft effect op jezelf en op het leven van je kinderen. Het bepaalt of ze zullen leven of sterven. Die rol van de staat heb ik in mijn boek aan de orde gesteld, zonder er een pamflet van te maken. In die zin is het een zeer Israëlisch boek. Dat geldt ook voor de realiteit van duizenden dakloze kinderen. Er is een ambtenaar die zich bezighoudt met weggelopen honden. Maar de staat Israël doet niets voor al die weggelopen kinderen.»
Een intrigerende figuur in het boek is Theodora, een Griekse non die door een eed aan het klooster is gekluisterd. Assaf komt haar tegen op zijn speurtocht naar Tamar. Door middel van een sprookje geeft Grossman aan dat Theodora tot haar vriendschap met Tamar in een eenzaam paradijs leefde. Grossman: «Theodora communiceert alleen via boeken en brieven met de buitenwereld. Dat is voor mij erg herkenbaar. Als schrijver heb ik ook de neiging om me thuis op te sluiten. Ik kan me makkelijk de hele dag aan lezen en schrijven wijden. Maar tegelijkertijd is dat niet genoeg. Ik heb behoefte aan fysiek contact met mijn omgeving, probeer ook een onderdeel van de wereld te zijn. Ik ben betrokken bij de ontwikkelingen in Israël en wil mijn visies uitdragen. Over dat mechanisme gaat Theodora. Door Tamar komt Theodora tot leven. Ze gaat een rol spelen in Tamars avontuur en besluit ten slotte het klooster te verlaten.»
Grossman maakte aanvankelijk naam als journalist van een aantal politiek beladen reportages die in Israël veel stof deden opwaaien. In 1987, een half jaar voor het uitbreken van de eerste intifada, verscheen Over de grens (Nederlandse vertaling 1988), het verslag van Grossmans bezoek aan de Westelijke Jordaanoever. Hij bezocht vluchtelingenkampen, sprak met Palestijnse intellectuelen en ouders van Palestijnse terroristen. Hij woonde zittingen bij van de militaire rechtbank en ontmoette joodse kolonisten. In 1992 volgde Vriend of vijand: Over joden en Arabieren in Israël (Nederlandse vertaling 1993), een reportage over Grossmans kennismaking met zijn Palestijnse landgenoten die een vijfde van de Israëlische bevolking uitmaken.
Sinds het uitbreken van de tweede intifada (september 2000) is Grossman op verschillende niveaus politiek actief. Hij steunt de Israëlisch-Palestijnse Coalitie voor Vrede, opgericht door Yossi Beilin, ex-minister van Justitie en architect van de Oslo-akkoorden, en Yasser Abed Rabbo, prominent minister van de Palestijnse Autoriteit. Bij de oprichting en eerste publieke bijeenkomst van deze coalitie (28 december 2001, Jeruzalem) stelt Grossman: «We laten ons niet door de extremisten van beide kanten in gijzeling nemen.» Ook als journalist doet Grossman van zich spreken. In januari 2002 reageert hij in de Israëlische kwaliteitskrant Haaretz op de commotie rond de in beslagname van het schip met wapens voor de Palestijnse Autoriteit. Grossman trekt in zijn artikel een vergelijking tussen de Israëlische en de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd. Hij schrijft: «Toen wij deze dingen deden, waren het geen terroristische activiteiten. Het waren legitieme acties van een volk dat voor zijn leven en vrijheid vocht. Als de Palestijnen hetzelfde doen, geldt het als hét bewijs voor hetgeen we al jaren willen bewijzen.»
Grossman: «Ik ging destijds naar de Westelijke Jordaanoever met de intentie de leefwereld van de vijand te leren kennen. We betalen een enorme prijs om vijanden van elkaar te zijn. We doden een deel van onze ziel om in deze catastrofezone te kunnen functioneren. Mijn opzet was dat dode deel tot leven te wekken. Het openstellen voor de pijn en de rechten van de vijand verzwakt ons niet. Integendeel. Het maakt ons juist sterker, stelt ons in staat om alle gezichten van de realiteit te begrijpen. Mijn boek Over de grens was voor de meeste Israëliërs de eerste confrontatie met de complexiteit van het Palestijnse leven. Men had geen idee wat het betekent om vluchteling te zijn. Elke Palestijnse vluchteling heeft een sleutel van zijn oude huis. Het Israëlische publiek kreeg alles onder ogen wat het graag wilde ontkennen. Ik ondervond waardering maar er waren ook veel mensen die me erom haatten. Yitzhak Shamir, de toenmalige Israëlische premier, was zelfs van mening dat mijn boek de oorzaak was van de intifada. Alsof de Palestijnen mijn boek nodig hadden om hun eigen lijden te ontdekken. Door het Oslo-proces kwam er langzamerhand een verandering op gang. Nu zijn we weer terug bij af. Iedereen is gestold in het stereotiepe denken over de ander. Israëliërs en Palestijnen zijn elkaar totaal uit het oog verloren. Ze zien alleen de spiegels van hun eigen haat en angsten. Met een dergelijk beeld van elkaar zijn we gedoemd om voor eeuwig met elkaar te blijven vechten.»
Grossman benadrukt het belang van de taal in het conflict. «Voordat ik naar de Westelijke Jordaanoever ging, dacht ik ook in de stereotypen die de Israëlische samenleving me had bijgebracht. Stereotypen en clichés ontnemen je het zicht op de werkelijkheid. De regering heeft er natuurlijk belang bij om dat in stand te houden. Daarmee manipuleren ze de burgers, zoals ook de media dat doen. Kijk vandaag naar de Israëlische media. Bijna alle media gebruiken de taal van Ariel Sharon op zijn slechtste momenten. Ik denk aldoor: dit kan toch niet waar zijn. Ik spreek ook met Palestijnen en hoor hoe ze tegen ons aankijken. Hetzelfde verhaal. Veel van hen spreken in de taal van hun media. Ophitsing, racistische benadering van Israël. Het zuiveren van de taal is uiterst belangrijk. Om ons eraan te herinneren dat niet alle Israëliërs bezetters en niet alle Palestijnen terroristen zijn.»
We spreken over het breekpunt in het Oslo-proces. Grossman analyseert de hoofdrolspelers van Camp David (juli 2000). «Barak heeft Arafat op een typisch Israëlische neerbuigende manier behandeld. Respectloos. Barak lag voortdurend met zichzelf in conflict. Hij wilde vrede maken, maar was bezig met oorlog voeren. Aan de andere kant was hij ook moedig. Hij kwam met baanbrekende voorstellen, alhoewel die niet ver genoeg gingen. Na Camp David stelde Barak dat hij elke steen had omgekeerd om vrede te bereiken en dat de Palestijnen ons hadden verraden. Ik schreef een artikel: sorry minister-president, u heeft niet elke steen omgekeerd. Als reactie daarop werd ik door Barak uitgenodigd. In dat gesprek was hij heel openhartig. Hij zei: mijn hart zit rechts, mijn hoofd staat links. Ik zei hem: als je vrede wilt bereiken, kun je niet halfhartig zijn. Je moet de ene tak loslaten voordat je de volgende tak grijpt. Je moet ophouden een krijger te zijn. Dat betekent een totale verandering van je persoonlijkheid.»
Ook Arafat heeft in de ogen van Grossman de omslag van krijger naar staatsman niet kunnen maken. «Als Arafat meer gecalculeerd had geopereerd, was de Palestijnse staat nu een feit. Een onafhankelijke, soevereine Palestijnse staat. De Israëliërs waren toen bereid de prijs te betalen. Natuurlijk was Sharons bezoek aan de Tempelberg een provocatie. Niettemin vind ik dat Arafat zijn mensen aan het begin van de tweede intifada niet tot geweld had moeten aanmoedigen. Toen had hij nog enige controle over zijn volk. Ik beschouw Arafat als de gevangene van zijn biografie. Hij kan de mythe die hij is niet loslaten en de Palestijnse droom van het recht op terugkeer niet opgeven.»
De huidige ontsporing van de situatie moeten we volgens Grossman in historisch perspectief zien. «Wij en de Palestijnen zijn al honderd jaar met elkaar in oorlog. Daarin hebben we met elkaar veel expertise opgebouwd. Het ontbreekt ons aan talent om in vrede met elkaar te leven. Wij zijn gewend om onze macht aan de Palestijnen op te leggen. Dat staat haaks op een gelijkwaardige relatie waarin je op basis van dialoog zaken met elkaar oplost. Als ik echt wanhopig ben, zeg ik tegen mezelf: misschien was er geen alternatief. Misschien kun je na een dergelijke geschiedenis niet verwachten dat we ons ineens als de Dalai Lama gaan gedragen. Misschien zijn we nu in een andere fase van het conflict beland. Volgens mij is het een erg belangrijke fase. Aan die vreselijke militaire operatie tegen terreur op de Westelijke Jordaanoever hebben dertigduizend Israëlische reservisten deelgenomen. Die hebben met eigen ogen kunnen zien dat je de Palestijnen niet meer kunt bezetten. Dat er dus een oplossing moet komen. Beide kanten gaan nu door een pijnlijk leerproces en beginnen een aantal zaken te beseffen. We kunnen elkaar niet uitroeien en de noodzakelijke concessies voor de oplossing van het conflict zijn duidelijk. Wij moeten bijna alle bezette gebieden ontruimen en Oost-Jeruzalem afstaan. De Palestijnen zullen het recht op terugkeer moeten opgeven.»
Voorlopig zal er volgens Grossman echter van vredesbesprekingen niets terechtkomen. Zeker niet onder het leiderschap van Sharon en Arafat en al helemaal niet in die combinatie. Grossman: «Ik pleit voor een internationale interventie. Militair, diplomatiek en economisch. Ik zie geen andere uitweg. We kunnen dit conflict nu niet meer met elkaar oplossen.»
_______________________________
David Grossman steunt actief de Vredes Coalitie (Israëlisch vredesblok) en de Israëlisch-Palestijnse Coalitie voor Vrede. In mei 2001 werd de Vredes Coalitie opgericht als oppositiebeweging tegen de regering-Sharon. Dragende krachten zijn duiven van de Arbeiderspartij (Yossi Beilin), Meretz (Yossi Sarid), de Democratische Keuze Partij (nieuwe immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie) en Vrede Nu. De Vredes Coalitie stuurt aan op een hervatting van vredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. Met als uitgangspunt het Clinton-plan (december 2000) en de opbrengst van de vredesonderhandelingen in Taba (januari 2000). Het voortdurende contact tussen leden van de Vredes Coalitie en een aantal prominente Palestijnen (Yasser Abed Rabbo, Sari Nusseibeh, Hanan Ashrawi) leidde op 28 december 2001 tot de oprichting van de Israëlisch-Palestijnse Coalitie voor Vrede in Jeruzalem. Doel is om naast het geven van politieke druk een vredescampagne voor de bevolking van beide gebieden op te zetten. In weerwil van de grote Israëlische militaire operatie op de Westelijke Jordaanoever, start de Israëlisch-Palestijnse Coalitie voor Vrede in juni met de campagne Terug naar de Groene Lijn. De Vredes Coalitie gaat onder het motto «Ontruim de bezette gebieden in het belang van Israël» op 11 mei op het Rabinplein in Tel Aviv demonstreren.