De Leidse politicoloog Hans Daalder was een bevlogen wetenschapper, een kundig bestuurder en samen met zijn kompaan Hans Daudt een fanatiek bestrijder van de democratiseringsgolf die vanaf eind jaren zestig de universiteiten overspoelde. Meer democratie leidde in de ogen van Daalder tot meer bureaucratie en de opstandige studenten waren vooral ordinaire baantjesjagers.

In 1969 publiceerde de jonge Abram de Swaan in Propria Cures een aanklacht tegen de politicologie zoals die door Daudt in Amsterdam werd onderwezen. Moest in het curriculum geen plek worden ingeruimd voor zaken als het neokolonialisme en de woningnood? En wat te denken van het gedachtegoed van Marx en Engels?

Door zijn autoritaire opstelling en de afwijzing van invloed op het onderwijsprogramma joeg Daudt ook de gematigder studenten tegen zich in het harnas; de kiem voor de affaire-Daudt was gelegd. Als protest tegen het beleid van de inmiddels gedemocratiseerde faculteitsraad gingen Daudt en enkele van zijn medewerkers in 1973 in staking omdat wetenschappelijk verantwoord onderwijs niet meer mogelijk zou zijn.

Vanuit Leiden, waar Hans Daalder sinds 1963 hoogleraar ‘wetenschap der politiek’ was, werd het verzet van Daudt vol overgave gesteund. In zijn diesrede in 1974 constateerde Daalder met vooruitziende blik de opkomst van ‘nieuwe vrijgestelden’ die streven naar een maatschappij zonder macht, maar bij dat streven vooral de macht naar zich toe trokken.

In 1995 ging Daalder in zijn boek Echte politicologie een kwart eeuw na dato uitgebreid en zeer subjectief op de ‘zaak-Daudt’ in. Hij nam dan vooral dat deel van de wetenschappelijke staf op de korrel dat zich solidair verklaarde met de studenten en zich distantieerde van Daudt. Met name de lector en latere hoogleraar Lucas van der Land, in 1984 overleden, moest het ontgelden. Hij vond hem laf, opportunistisch en ook wetenschappelijk stelde Van der Land volgens Daalder weinig voor.

Van der Land was echter een verzetsheld, altijd al een stuk linkser dan Daudt en Daalder en bovendien ook een zeer populaire docent. Terwijl Daalder in de oorlog braaf het gymnasium afmaakte, organiseerde Van der Land op het Amsterdamse Vossius Gymnasium een leerlingenstaking tegen het ontslag van joodse leraren. Van der Land zag de universiteit vooral ook als een plek voor bildung. Fameus is zijn uitspraak tijdens een eerstejaarscollege dat hij ‘alles weet over Socrates en daar graag over wil vertellen, maar dat het er uiteindelijk vooral toe doet of je in een oorlog bij iemand kunt onderduiken’.

De familie Daalder had in de oorlog ook overwogen een joodse jongen in huis te nemen, bekende Daalder later in Elsevier, maar opa Daalder vreesde de consequenties en dus werd ervan afgezien.

Meer democratie leidde in de ogen van Daalder tot meer bureaucratie

Hans Daalder groeide op in een onderwijzersgezin. Na de oorlog ging hij politicologie studeren aan de zevende faculteit van de Universiteit van Amsterdam om zijn studie na een conflict voort te zetten aan de London School of Economics. Hij verbleef een jaar aan Harvard en Berkeley en bouwde een internationaal netwerk op. Zijn oratie in Leiden ging over ‘lijdelijkheid’ in de Nederlandse politiek. Hij wees op de verzuiling en de ‘regentenmentaliteit’ van de Nederlandse gezagsdrager, een term die door de jaren-zestiggeneratie later dankbaar werd aanvaard. Hij legde de basis voor het pacificatieconcept dat later door de Nederlands-Amerikaanse politicoloog Arend Lijphart werd uitgewerkt en beroemd gemaakt. Juist door de verzuiling bleef de Nederlandse maatschappij stabiel, de leiders van de zuilen overlegden immers met elkaar over mogelijke conflicten.

Daalder zette samen met Lijphart de Nederlandse politicologie op de internationale kaart, stelt de Leidse hoogleraar Ruud Koole in zijn herdenkingsstuk. Hij stond aan de wieg van zowel de vereniging van Nederlandse politicologen als het European Consortium for Political Research. Hij kreeg de bijnamen de ‘regelneef’ en de ‘procuratiehouder’ van de Nederlandse politicologie. Toen hij enkele jaren werkte aan het Europees Universitair Instituut haalde Daalder Daudt parttime als zijn vervanger naar Leiden. De geplaagde Amsterdammer verzuchtte dat hij tijdelijk een deel van zijn week ‘bij het NRC werkte en een deel bij De Waarheid’.

Als bestuurder lukte het Daalder de rust aan de Leidse faculteit te handhaven en onder zijn invloed werd bijvoorbeeld Amsterdam enige tijd in kwaliteit voorbij gestreefd. De ironie wil dat dit grotendeels werd veroorzaakt door de zaak-Daudt en de jarenlange loopgravenoorlog die daarop volgde op de Amsterdamse oerfaculteit van de Nederlandse politicologen.

Na zijn pensionering startte Daalder met een volgend levenswerk: de biografie van Willem Drees. Met co-auteur Jelle Gaemers zou hij uiteindelijk 2640 pagina’s over de sociaal-democratische premier en pvda-voorman volpennen. De vijf kloeke delen wegen gezamenlijk vier kilo.

De basis van de biografie wordt gevormd door het meterslange archief van Drees zelf en door de vele gesprekken die Daalder aan het begin van de jaren zeventig met de oud-premier voerde. Drees komt naar voren als een man zonder gebreken. Fouten die zijn kabinetten maakten – zoals bij de twee ‘politionele acties’ in Indonesië – worden toegeschreven aan andere bewindslieden. Het boek ‘vormt een uitstekende basis voor auteurs die zich geroepen voelen een vlot leesbaar, voor een breder publiek bestemd en pregnanter boek over Drees te schrijven’, concludeerde Rob Hartmans vorig jaar in De Groene.

Bij de begrafenis van Daalder hield de rouwstoet stil bij het graf van Drees op de Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen, voordat hij op dezelfde begraafplaats naast zijn vrouw ter aarde werd besteld.


Beeld: Hans Daalder (Allard de Witte / Hollandse Hoogte)