In Trouw van vorige week vrijdag liet Hillen weten dat wat hem betreft de criminelenjacht met grove middelen nog niet over is. Het rapport-Van Traa is weliswaar ‘onthutsend’, maar de armslag van de politie mag niet te veel worden ingeperkt. Een partijtje harddrugs doorlaten moet kunnen: ‘De criminaliteit in Nederland is groot, groeiend en machtig. De politie moet dus een echte gereedschapskist hebben. Ze moeten de criminelen ook kunnen verrassen. Je moet dan als overheid niet je eigen fatsoensnormen zo hoog stellen dat de politie met een pleister en een nat washandje op pad moet.’
{ JOHANNES STEFANUS Joseph Hillen weet van huis uit van bidden en van knokken. Hij werd op 17 juni 1947 geboren in Den Haag in een gezin met vier zonen, samen met zijn tweelingbroer Frans. De vier broers vormden een hechte club binnen een ideaal, warm gezin, zoals de twee broers vertellen in HP/De Tijds serie Bloedverwanten: ‘Als ik terugdenk aan onze jeugd, lijkt het alsof het altijd zomer was.’ De tweelingbroers waren extra nauw verbonden. Frans was zo goed als blind geboren, maar werd advocaat en CDA-gemeenteraadslid in Hilversum. Hans studeerde sociologie, maar stoorde zich toen al aan de intolerantie van de ‘vernieuwers’. Hij studeerde af op Augustinus, om de revolutionairen te laten zien dat er ook voor Marx al was nagedacht.
Hans Hillen werd leraar maatschappijleer in Hilversum, werkte freelance bij het NOS-journaal en was van 1977 tot 1983 parlementair verslaggever van het Journaal. Kwade tongen beweren dat hij daar al meer politicus dan journalist was. Hij hielp samen met Charles Schwietert minister van Financien Van der Stee met het schrijven van diens speeches, die vervolgens breeduit in het Journaal werden gebracht.
In 1987 ging hij weg bij het Journaal en werd hij voorlichter op Financien onder minister Ruding. Nee, zou hij later in de Krant op Zondag uitleggen, ‘het is niet waar dat ik tegen Onno Ruding heb gezegd dat-ie op tv alleen maar moet glimlachen.’ Hillen identificeerde zich zozeer met het bezuinigingsbeleid van Ruding dat hij vrijwillig aftrad toen Ruding door Kok werd opgevolgd - waarmee hij een interessante discussie uitlokte over ambtenaren die wel onder verschillends gekleurde ministers hun tijd blijven uitzitten.
Hillen kon het zich echter veroorloven; hij stond zowel voor de Eerste als voor de Tweede Kamer op de reservelijst en was ook nog een tijdje adviseur op Financien. Ook in die wachttijd liet hij al van zich horen. In het blad Interruptie van de CDA- jongeren viel hij eind 1989 in een interview partijleider en eerste minister Ruud Lubbers scherp aan. Die was volgens hem te veel een manager en pragmaticus, geen ideoloog. En het programma van de regering Lubbers-Kok vond hij niet bepaald vernieuwend: te weinig bezuinigingen. Hij verwachtte dan ook dat dat kabinet vroegtijdig zou vallen - daar zou hij geen gelijk in krijgen - en dat het CDA grote opvolgingsproblemen zou krijgen - dat had hij goed gezien.
Op 20 maart 1990 wordt hij beedigd als Tweede-Kamerlid voor het CDA. Ook dan houdt hij zijn grote waffel niet. Eind 1990 doet hij in De Krant op Zondag zijn aanval op Lubbers nog eens dunnetjes over. ‘De stijl van Lubbers verwent de mensen te veel. Heb je een probleem? Ruud lost het op.’ Lubbers moet maar gauw naar Europa vertrekken - alweer een voorspelling die niet uitkwam.
Anderhalf jaar later komt Hillen zelf meer voor het voetlicht als CDA-ideoloog. In een lang interview met Frans van Deijl (HP/De Tijd van 15 mei 1992) pleit hij voor een nieuw type politicus. ‘De gewetensvolle en overbezorgde politici zijn er steeds tobberiger gaan uitzien en intussen blijft de samenleving maar doorgaan met feestvieren. De burger doet steeds gemakkelijker een beroep op de overheid, die goeiige overheid nodigt hem daar ook toe uit… Intussen loopt de overheid vast in een onontwarbare kluwen van regels en rijzen de kosten de pan uit, kosten die vroeg of laat ook weer terechtkomen bij de burger. Kortom, een vicieuze cirkel. Zo kan het niet langer. Het moet anders. De komende jaren zal er een omslag gemaakt moeten worden, een politiek-culturele omslag. De Tobbende Politicus zal plaats moeten maken voor wat ik maar noem een meer Pastorale Politicus, zorgzaam maar resoluut, die ieder ook confronteert met zijn eigen verantwoordelijkheden.’ Ernst Hirsch Ballin is voor hem zo'n pastoraal type.
Het gaat hem niet alleen om de centen, hij wil ook een sterke, presterende samenleving, met de discipline en de teamgeest die nodig zijn om topsport te bedrijven. Hij is ook een hartstochtelijk voorstander van sociale dienstplicht voor jongeren. De maatschappij is veel te slap, ‘dat begint al met de Pamper-luiers, waardoor kinderen drie jaar langer onzindelijk blijven’. Kinderen worden verwend met Nikes, stereotorens en mountainbikes, maar de hardheid van het leven leren ze niet kennen. Wellicht dat hij daarom ook vindt dat een ‘rem moet komen op het scheiden, een afkoelingstermijn of inspanningsverplichting’. Hij is trouwens ook tegen van overheidswege gefinancierde aids-voorlichtingscampagnes.
MAAR DE GROOTSTE opschudding wekken zijn opmerkingen over het gezin: ‘Ik heb nooit begrepen waarom een vrouw die caissiere is bij Albert Heijn een dergelijk baantje zou moeten verkiezen boven het opvoeden van kinderen thuis. Ik hecht zeer aan de beschutte werking van de moeder-kindrelatie. Vrouwen durven haast niet meer hardop te zeggen dat ze liever thuis blijven.’ Hillen foetert nog even door over doctorandae op de televisie die vrouwen de verkeerde dingen leren, met als gevolg ‘dat ze zich na de bevalling maar het liefste met een postnatale depressie laten afkeuren en daar dan van hun 25ste tot hun 65ste op blijven teren.’
Vrouwengroeperingen vallen over Hans Hillen heen, voorop mevrouw Jongma, voorzitter van het CDA-vrouwenberaad. Partijvoorzitter Van Velzen verbiedt Hillen om nog uitspraken te doen over postnatale depressies en de verhouding tussen man en vrouw. Brinkman krijgt te horen dat hij Hil len te veel de hand boven het hoofd houdt. Om iets voor hem terug te doen, verdedigt Hillen Brinkmans optreden op de persconferentie waar Brinkman moet uitleggen hoe het zit met zijn betrokkenheid bij de onderneming van een louche familielid. Tevergeefs, Hillen wordt afgewezen als CDA- ideoloog.
In september 1995 wordt hij weer genadiglijk aangenomen en mag hij zelfs in een CDA-commissie meepraten over ‘familiepolitiek’. Het CDA pleit nu zelfs voor een minister voor familiezaken. Geen goede baan voor Hillen - hij heeft wel een gezin, drie kinderen en een vrouw die werkt ‘in huis’, maar zijn broer Frans had al eens uitgelegd dat CDA-politici weliswaar het gezin zien als hoeksteen van de samenleving, maar zelf een sterke wissel op hun eigen gezin moeten trekken.
Inmiddels kan Hans Hillen echter vergenoegd constateren dat hij niet heeft hoeven veranderen, want de tijdgeest is vanzelf naar zijn kant opgeschoven. Hij durft nu weer keihard te eisen dat fietsers die zonder licht rijden als vanouds worden gepakt. En wat de drugs betreft, moet er gezegd kunnen worden: ‘Het is afgelopen met gedogen, want het is verboden.’
Behalve dus als de politie het zelf doet. Hans Hillen doet z'n best de originele en conventies trotserende politicus te zijn waar hij steeds voor pleit, en als hij zijn IRT- woordvoerderschap overleeft, is hij eerste opvolger voor Heerma, dat staat vast.
Hans hillen
Hij geldt als de komende sterke man in het CDA. Hans Hillen (48 jaar) is voor het ‘pastorale’ type politicus, voor strenge moraal, bezuinigingen en vooral: Het Gezin. Vorige week werd hij benoemd tot woordvoerder van het CDA over het IRT- rapport. Zijn laatste promotie?
WIE ZE IN het CDA willen verderven, benoemen ze tot woordvoerder. Hans Hillen krijgt het niet gemakkelijk. Vorige week maakte de CDA-fractie bekend dat politiespecialist Van der Heijden geen woordvoerder zal zijn over het rapport van de enquetecommissie-Van Traa, maar Hillen. Hij zit pas sinds 1990 in de Kamer en heeft dus ‘schone handen’ wat betreft het politiebeleid, maar hij heeft zich altijd een enorme fan betoond van ex-minister en kampioen- boevenjager Hirsch Ballin, die door de commissie-Van Traa nu als de grote schuldige in de IRT-zaak wordt aangewezen. En Hillen heeft toch al de neiging op het verkeerde paard te wedden.
www.groene.nl/1996/6