Toch is het niet zo dat ik daarom ook echt vrouw zou willen zijn. Ik heb geen gespleten gevoel, ik blijf Hans. Ik ben ook geen travestiet uit onvrede over mijn man-zijn. Desiree is een rol die ik speel, een masker dat ik opzet. Je hebt je maniertjes, je oogopslag. Ik sta hier, in mijn café De Lellebel, als dame achter de bar. Dan zal ik ook geen misstap maken. Het gaat automatisch: je draait een knop om in je hoofd en je bent Desiree. Op de stem na is alles anders, ook het woordgebruik. Ik denk er nauwelijk over na hoe dat nou eigenlijk zit. Nu ik er zo over praat, denk ik: ja, misschien zit ik toch wel anders in mekaar dan ik zelf in de gaten heb. Hoe het bij andere travestieten werkt, weet ik niet. Dat moeten de psychologen maar uitvogelen.
Zo gemakkelijk is die materie niet. Een vrachtwagenchauffeur die voor de travestie zijn huwelijk opoffert, dat is niet niks. Maar ik begrijp het wel. Als mijn vriend zou zeggen: dat mag je niet meer doen, zou ik ook zeggen: nou, dag vriend! Het is toch een stukje van mijn persoon dat ik niet kan laten vallen. Misschien als ik zestig ben, maar nu niet.
‘Het is ooit als een grap begonnen. Met een Miss-verkiezing in een queens pub in Eindhoven. Ze zochten kandidaten en haalden me over om mee te doen. Even in de twintig was ik. Met knikkende knieën stond ik op het podium te playbacken. Ik had een tijgerpakje aan, met een beige baret. Na de pauze droeg ik een lange, doorzichtige jurk en een kroon van bloemen in m'n haar. Ik werd derde en had voor altijd de smaak te pakken. Het was een heel aparte ervaring, die metamorfose. Zogauw je die kleren aanhebt en je bent opgemaakt, voel je je helemaal anders.
De volgende stap was dat ik samen met een vriend, Nico, het duo Josephine en Daphne ben begonnen. Daarmee deden we allerlei komische acts, door het hele land. Zo heb ik van de travestie mijn beroep gemaakt. Eerst als Miss Dizzy. Ik werd ook wel Daisy genoemd, madeliefje, dat vond ik wel leuk. Daisy werd Desiree en daar heb ik toen Stiletto aan toegevoegd. Dat staat zowel voor scherp als voor naaldhakken.’
‘IK KOM UIT een arbeidersgezin en mijn ouders vonden het maar niks dat ik homo was. Wat dat betreft heb ik een moeilijke jeugd gehad. Van huis weggelopen, naar Amsterdam gegaan, beetje rondgezworven, weer terug naar huis en toen op mezelf gaan wonen. Mijn moeder heeft het pas geaccepteerd op haar sterfbed. Toen zei ze: “Jongen, veel plezier met je vriend.”
Zoiets. Dat was een openbaring, want volgens haar was het altijd wel te genezen. Ze heeft er zelfs de dokter bijgehaald, maar die was net zo ouderwets als zij. Ook aan de pastoor had ze weinig: hij had nog nooit van het verschijnsel homoseksualiteit gehoord. Ik nam mijn vrienden wel mee naar huis, maar mijn ouders noemden ze nooit bij hun naam. Ik heb zes jaar een vriend gehad, Rob, en ze hadden het altijd over “die vriend van jou”. Dat ik uiteindelijk ook nog als vrouw het toneel op ging, hebben ze helemaal niet kunnen begrijpen. Na de dood van mijn moeder heeft mijn vader het nog wel geprobeerd. Hij is met zijn vriendin naar een voorstelling gekomen, maar halverwege is-ie weggelopen. Hij kon er niet tegen.’
‘Je hebt twee soorten travestieten: de showtravestiet en de echte. Een showtravestiet doet er alles aan om zo mooi mogelijk te zijn door zich heel zwaar op te maken en zich uitdagend te kleden. Voor een echte travestiet zou lingerie of een paar panty’s al genoeg kunnen zijn. De uiterlijke verzorging is vaak minder belangrijk, het gaat alleen om de erotische kick.
Natuurlijk heb je overal gradaties in. Behalve travestieten heb je ook nog de transseksuelen en een subgroepje, de transgenderisten. Die horen niet bij het een en niet bij het ander. Transseksuelen en travestieten leven in twee heel aparte werelden. Vaak begrijpen ze elkaar niet eens. Ze zitten nu wel met elkaar in de Landelijke Coördinatiegroep T&T, dat staat voor Travestie en Transseksualiteit, maar het blijven totaal verschillende mensen. Een travestiet gaat het om de erotische kick, een transseksueel is in het verkeerde lijf geboren. Dat gevoel heb ik nooit gehad. Maar een echte showtravestiet ben ik niet. Ik probeer toch meer op een vrouw te lijken dan op een aangeklede modepop.
Pruiken en make-up koop ik zelf, de meeste kleren krijg ik van vriendinnen die ook redelijk grote maten hebben. Zelfs schoenen. Vrouwenondergoed hoeft van mij niet, maar ik ben nogal breed, dus ik draag altijd een corset - ooit bij het Leger des Heils gehaald - om de boel een beetje bij elkaar houden. En tieten natuurlijk, dus flink opvullen. Opmaken kan ik heel goed zelf, maar bij speciale gelegenheden, zoals de Lellebel-verkiezing, laat ik het door een visagiste doen. Het is dus allemaal niet zo extreem als wat een showtravestiet ervan maakt. Misschien lijk ik wat dat betreft meer op de gewone travestiet zoals die hier aan de bar zit. Er komt hier geregeld een echtpaar waarvan de man het een kick vindt om in travestie uit te gaan. Zijn vrouw accepteert het en begrijpt dat het iets is wat je niet kunt onderdrukken. Als ik het heel lang niet gedaan zou hebben, zou ik ook wel die dwang voelen. Maar het is bij mij niet zo heftig. Thuis doe ik het bijvoorbeeld nooit. Alleen om hier op te treden, en soms om uit te gaan met vrienden.’
‘TOEN IK IN Amsterdam kwam heb ik drie jaar bij het Gak gewerkt. Op een gegeven moment werd ik gevraagd om in een homokroeg achter de bar te komen werken. Niet als travestiet, dat was ik alleen in de weekends, als ik optrad met mijn cabaretgroepje Les Sacres Soeurs. Omdat ik vond dat er voor travestieten en transseksuelen weinig uitgaansmogelijkheden zijn, ben ik in die kroeg T&T-avonden gaan organiseren. Dat heeft me altijd aangetrokken - ik heb ook liedjes over de problematiek van dat soort mensen geschreven. Er zit een stuk idealisme in. Toen die kroeg overging in andere handen en een studentencafé werd, heb ik de zondagavond als T&T-avond weten te handhaven. Gewoon, informeel gezellig bij elkaar komen. Dansen en lachen. En dan stond ik als Desiree achter de bar. Vorig jaar ben ik hier, bij het Rembrandtplein, De Lellebel begonnen. Een gemixt café, waar veel homo’s komen, maar ook steeds meer travestieten en transseksuelen.’
MIJN VRIEND IS geen travestiet. In het begin vond hij het vreselijk om me als vrouw te zien. De laatste tijd begint het te wennen, maar het zal hem nooit opwinden. De vriend die ik voor hem had, ging er juist helemaal in mee. Die vond het leuk om me mooi te maken, kleren voor me te kopen, me op te maken en pruiken uit te zoeken. Daar had hij voldoening van. Ik heb nooit als vrouw met hem gevreeën. Dat zou ik denk ik ook niet kunnen. Want dan ben ik toch man. In bed zou ik nooit als vrouw willen. Het zou me niet opwinden. Maar misschien moet ik het eens een keer proberen.
Het gekke is dat de meeste travestieten hetero’s zijn. Zeker tachtig, negentig procent. Maar ze zijn het vaak in het geniep. Als je naar de T&T-avonden van de NVSH gaat, zie je bijna alleen maar hetero’s. Dat is een andere wereld. Ze manifesteren zich niet zo gauw in een kroeg. Hier komen ze wel, hier voelen ze zich niet bedreigd, maar de meeste mannen zijn gewoon getrouwd en hebben kinderen. Die willen niet dat de buren het weten. Er komen hier twee politieagenten als travestieten, heel mooie vrouwen. Wat een man tot een mooie vrouw maakt, is soms een raadsel. Je hebt ook oudere travestieten, van in de vijftig, zestig zelfs, die als man het aankijken niet waard zijn, maar als vrouw heel beeldig zijn.
Dat zit ‘m in de kaaklijn, of je een brede nek hebt of niet, of die adamsappel niet te scherp is, de wenkbrauwen niet te zwaar. Het lijf maakt niks uit. Ik heb geen soepel lijf, ik ben fors, maar ik zie er als vrouw toch lekker uit. Een echte Rubensvrouw.’