Het Scapino Ballet Rotterdam heeft zich de laatste jaren geprofileerd als een groot dansgezelschap waar jong talent serieus wordt genomen. Dat is zeker zo in Wonderworld. In negen korte choreografieën kan het publiek proeven van het werk van een aantal jonge, minder bekende choreografen en komt een breed palet aan dansstijlen langs.
In het cartooneske Ballet 101 van Eric Gauthier wordt danser Min Li door een droge doch dwingende voice-over door een arsenaal aan klassieke dansposities gepraat. Even later kabbelt urban dancer Besim Hoti met zijn vloeibare ledematen door een cellosuite van Bach, kruipt Bryndis Brynjolfsdottir als een verleidelijke IJslandse fee over het podium en zet het choreografenduo Guy & Roni het publiek in hun ongrijpbare Bowlers Heaven (voor vijf dansers en een tennisballetje) steeds weer op het verkeerde been. Door de zapformule is Wonderworld afwisselend en publieksvriendelijk. Alle choreografieën worden hapklaar aangeboden zodat lang doorkauwen of moeilijk slikken er niet bij is.
Dat is ook een beetje het probleem. In de lekkere afwisseling zakt een aantal choreografieën ook snel weer weg. Het blijkt lastig om een korte choreografie neer te zetten die de schets overstijgt, gelaagd is, en ook in combinatie met acht andere stukjes blijft staan. De meeste makers gaan uit van één idee, of zetten één bepaalde sfeer neer, die nauwelijks wordt doorontwikkeld. Met zo’n dun fundament is ook een korte choreografie moeilijk overeind te houden.
Het zijn vooral de minder bekende choreografen die het meest indruk maken. Neel Verdoorn bijvoorbeeld zet met Embrace een sfeervol dansstukje neer waarin de lyrische muziek van Giovanni Solima voor een klein strijkersensemble een perfect spiegelbeeld vindt in de manier waarop de dansers een ruimtelijke dialoog met elkaar aangaan. Eerst als eenlingen, dan in kleine formaties of als groep. Daarbij is het heerlijk om te zien hoe de intensiteit van de muziek overslaat op dansers Ralitza Malehounova en Mitchell-Lee van Rooij.
Fierce Youth van Jérôme Meyer en Isabelle Chaffaud begint als een sportief, onstuimig duet, op het lijf geschreven voor danseres Mélanie Oger en Scapino-ster Tadayosho Kokeguchi. De choreografen weten het duet goed af te zetten tegen een swingend corps de ballet van mannen in pakken. De soepele stijl van Meyer en Chaffaud is licht, zit vol knipogen en doet soms een beetje denken aan Mats Ek. En dat is nooit verkeerd.
Maar de meest geslaagde input voor Wonderworld komt van choreograaf Christophe Garcia. Het is de combinatie van de met bloed besmeurde kostuums, de neurotische Véronique Prins die haar collega’s als een waakhond in haar greep houdt en de woeste Fugue et Variation op. 18 van César Franck (normaal voor orgel, maar hier in een bijzondere transcriptie voor accordeon) die deze choreografie diepte geeft. Zonder dat je precies weet wat er met deze mensen aan de hand is (want daarvoor is Les gens du coin te kort) ruik je hun geheimen, voel je hun leed en beklemt je hun woede.
Al met al is Wonderworld een vlotte, vermakelijke voorstelling, die mooi laat zien hoe gevarieerd moderne dans kan zijn. Daarbij ligt de lat voor het publiek niet te hoog. Dat mag best, zolang maar niet wordt vergeten dat ook een breed of jong publiek behoefte heeft aan inhoud.
Wonderworld, Scapino Ballet Rotterdam. Tournee t/m 20 december; www.scapinoballet.nl