Het lukte me vorig jaar niet om Making a Murderer af te kijken. Het was toen het uit kwam de meest gehypete documentaireserie van het jaar, alle koffiezetapparaatgesprekken op De Groene gingen erover, maar ik kreeg het niet voor elkaar. Alle mensen die in beeld kwamen waren zo zielig, zo arm, zo laagopgeleid, zo treurig, zo lelijk. De hoofdverdachte zei dat hij de moord niet gepleegd kon hebben, want bij het bewijsmateriaal zat een onderbroek, en hij droeg nooit onderbroeken.

In de kerstvakantie had ik weer zo’n moment: ik opende Netflix op mijn televisie en voor mijn gevoel moest ik kiezen tussen The Crown en Happy Valley. Het was Kerst, ik had tijd, ik had zin iets te bingen en deze twee series stonden op veel Beste van het Jaar-lijstjes. Ik koos The Crown. Waarom? Om dezelfde reden dat ik Making a Murderer niet uit keek. Omdat ik liever naar mooie mensen in paleizen kijk dan naar working class politieagenten in Yorkshire. Omdat ik een snob ben, dus.

The Crown was meer dan oké, schitterend gemaakt en gefilmd, met sterke acteurs in mooie kostuums, de thematiek (heavy lies the crown) spreekt voor zich – en heel veel meer dan dat kun je er niet over zeggen. De problemen zijn redelijk klein, op het irrelevante af. Prins Philip is gekwetst, want hij woont in een fijn paleis, en nu wil de regering dat hij naar een ander paleis verhuist! Zielig!

Wat ik wil zeggen is dat mijn snobisme me spijt. Dat het me in de weg zat. Want deze week keek ik beide seizoenen van Happy Valley, en wow, wat goed. Geen mooie mensen in mooie kostuums. Maar, gewoon, mensen op leeftijd in arbeiderswijken in Halifax, Yorkshire. De spil is politie-sergeante Catherine Cawood, die nuchter en professioneel haar team leidt, even verzorgend als vermanend. Ze is stoer en zacht tegelijk, opvliegend en verrassend vergevend – alles volkomen understated gespeeld door Sarah Lancashire. Haar dochter is jaren terug overleden, zelfmoord, na het kind op de wereld te hebben gezet van de man die haar verkrachtte. Cawood voedt het stuurse jongetje nu op, samen met haar zus, Clare, ook al zo’n iets oudere vrouw met te jong haar.

Happy Valley geeft een fijn kijkje in de keuken van het blauw op straat, zit vol met geweldige dialogen die nooit aanvoelen als uitleggerige tv-dialogen, toont stukken van Engeland die je anders niet zo snel ziet op tv, geeft een perfect beeld van dynamiek op de werkvloer, op scholen, in relaties, tussen ouders en kinderen en zussen en broers. Het is al snel zo’n stoplap om te zeggen dat personages ‘echt’ zijn, want dat ze zijn net zozeer als ongeloofwaardige personages – maar wat Happy Valley zo goed maakt is dat ze echt aanvoelen. Geen van hen is één ding, hun buien veranderen, hun karakters botsen en schuren en apaiseren op manieren die je niet verwacht. De slachtoffers zijn zelden alleen slachtoffers, de daders zijn nooit alleen maar dader.

In het eerste seizoen is er een ontvoeringszaak (deels opgezet door Tommy Lee Royce, de man die Catherine’s dochter verkrachtte) die uit een kleingeestige professionele jaloezie ontstaat, in het tweede seizoen is er een reeks moorden op prostituees, waartussen een wanhopige detective de moord op zijn stalkende minnares probeert weg te moffelen. Vaak werkt het niet als je als kijker het perspectief van de detective én de dader te zien krijgt: omdat je alle informatie al hebt, doe je dan vaak niet heel veel meer dan wachten tot de verhaallijntjes bij elkaar komen, tot die ene detective die ene sok vindt die de boef in de vorige aflevering uit zijn zak liet vallen. Dat werk. In Happy Valley werkt het wel. Omdat de misdaden nooit het punt zijn (geweld komt ook amper in beeld): het gaat er vooral om hoe de misdaden op de misdadigers drukken, en hen altijd wanhopiger maken.

Ik denk dat dat het uiteindelijk is: ik ken geen serie die nu op tv is die menselijker personages heeft dan Happy Valley.

Happy Valley is te zien op Netflix; het tweede seizoen wordt nu uitgezonden door KRO-NCRV, NPO2, op zaterdagavond