’s Nachts dwaalt zij wazig door haar groot paleis.

De oude geesten luisteren haar af

en dreigen met de allerzwaarste straf:

«Word weer gewoon!» Het klinkt meer als een eis.

Gewoon — dat kan niet, dat is te banaal.

Gewoon is Edwin die justitie roept.

Gewoon — is toch hetzelfde als normaal?

Dat nooit — een duivel die in de kerk poept.

Wij lossen koninklijk problemen op.

Uit liefde zwijgen wij ons dus kapot.

Juist bij de grootste koninklijke mot

verheffen wij het bord voor onze kop.

Wij rekenen ons rijk met ons gelijk:

ministers zijn toch verantwoordelijk.