
De pers fronste welwillend de wenkbrauwen: ‘Mannequins droegen onder meer barbaars grote halskragen, die doen denken aan nonnenkappen, ridderharnassen en de kraplap van klederdrachten. Maar dan van glad zilverkleurig aluminium. Wie niet weet dat ze zo licht zijn dat de draagster ze niet eens voelt, is geneigd over martelwerktuig te spreken.’ (Het Vrije Volk)
Het Stedelijk recreëert die show en de tentoonstelling in De show van Gijs+Emmy. De harnassen zijn er, de plastic ‘hoofdvormen’, het kachelpijpcollier en een serie ontwerpen voor kleding die werden gebruikt in fameuze Holland Festival-voorstellingen. In 1965 openden Van Leersum (1930-1984) en Bakker (1942) een Atelier voor Sieraden in Utrecht. Ze kwamen graag met frisse opvattingen voor de dag: de vrouw was geen kerstboom die behangen diende te worden met goud en zilver; het sieraad diende een autonoom kunstwerk te zijn; mode en sieraad dienden zo ver mogelijk te worden geïntegreerd. De vormgeving is te vergelijken met de soberheid van de beeldhouwer Ad Dekkers of de vormgever Wim Crouwel – geometrische vormen, volstrekte helderheid, geen frutsels. Er zaten volstrekt conceptuele (ondraagbare) ontwerpen tussen, zoals het ‘profielornament’ (1975), dat niet meer dan een contourlijn in ijzerdraad was, die midden over het voorhoofd, de neus en de kin werd gedragen.
Deze herschepping in het Stedelijk is bepaald geen loos eerbewijs, net zo min als de tentoonstelling van het werk van Crouwel (in 2011) dat was. Het frisse modernisme van die generatie heeft het beeld van Nederland wezenlijk beïnvloed. Bakker bleef die principes trouw. Hij is een van de aartsvaders van Droog Design, heeft een succesvolle praktijk en is een invloedrijke docent. De sieraden van toen tonen een visie die nog onverdroten geldt: design dat ontstaat uit gedegen vakmanschap, de bereidheid de ontwerpopgave vanaf nul te benaderen (‘wat ís een stoel eigenlijk?’) en de wetenschap dat het ‘product’ waarde kan hebben als concept. Het hoeft niet per se een succes te zijn – commercieel of anderszins – maar kan ook een stap zijn onderweg naar nog weer iets anders. Kortom: een attitude die tegelijk ambachtelijk en antiautoritair is, gericht op dynamiek, niet op status.
Natuurlijk is de terugblik ook charmant. Je begrijpt nog maar eens hoezeer dat gevoel voor ‘het moderne’ afstak tegen het over-brave Nederland; het viel mij echter ook op dat de ‘martelwerktuigen’ in de pers met zekere welwillendheid werden begroet: men had toen nog groot vertrouwen in vernieuwing. Het Vrije Volk noemde Van Leersum en Bakker ‘ketters in de vaderlandse juwelierswereld’, en dat was geen scheldnaam.
Tegelijkertijd maakt het Stedelijk goede sier met die andere ‘show’ van Marcel Wanders. De ontwikkeling van Wanders is ondenkbaar zonder de context van het radicale, conceptuele, niet-commerciële design dat voortvloeide uit de opvattingen van Van Leersum, Bakker cs. Het heeft hem echter gebracht tot precies die barokke, commerciële, historiserende praktijk waar Van Leersum en Bakker zo moedig mee braken. Je vraagt je af welk van deze twee vaandels er boven het Stedelijk dient te wapperen.
De show van Gijs+Emmy, Stedelijk Museum, Amsterdam, t/m 24 augustus. stedelijk.nl
Beeld: Model Sonja Bakker met grote aluminium halskraag van Gijs Bakker, 1967 (Stedelijk Museum Amsterdam).