Ze had nauwelijks haar rechtenstudie aan University of Alabama afgerond of Nelle Harper Lee, de vrijdag overleden schrijfster van de beroemde roman To Kill a Mockingbird, toog naar New York – niet om net als haar vader en oudste zus Alice advocaat te worden, maar om te schrijven. De net 23 jaar geworden Lee vond er eerst een baantje in een boekhandel, later als reisagent voor de British Overseas Airways Corporation (boac). ’s Avonds en ’s nachts schreef ze aan een bureau dat van een tafel was gemaakt.
Via haar jeugdvriend Truman Capote, met wie Lee was opgegroeid in het dorp Monroeville in het zuiden van Alabama, ontmoette ze Michael en Joy Brown. Het op Broadway succesvolle stel geloofde in haar en wierp zich op als mecenas. Op Eerste Kerstdag in 1956 kreeg Lee een cheque ter waarde van haar jaarsalaris bij boac. Op het begeleidende briefje stond: ‘Je hebt een jaar vrij van je werk om te schrijven wat je wilt. Zalig Kerstmis.’
Een jaar later meldde Lee zich bij haar literair agent, met onder haar arm de eerste vijftig pagina’s van een manuscript dat ze als werktitel Go Set a Watchman had meegegeven. Het was het verhaal van een advocaat in een klein dorp, dat veel weg had van Lee’s eigen Monroeville, die buiten een gevangenis de wacht houdt om zijn cliënt te beschermen tegen een woedende menigte. Onder redactie van de agent evolueerde het verhaal tot het latere To Kill a Mockingbird.
In feite is To Kill a Mockingbird twee boeken in één: enerzijds een zoet, vaak geestig portret van het dorpse leven in de jaren dertig, anderzijds een ontnuchterend verhaal over rassenrelaties in het diepe Zuiden met zijn segregatiewetten (‘Jim Crow’). Het verhaal begint als een kinderboek. De zesjarige Scout woont met haar broer Jem en vader Atticus Finch in Maycomb, een fictief dorpje in het zuiden van Alabama. Samen met hun vriendje Dill, gemodelleerd naar Truman Capote, zijn Scout en Jem gefascineerd door hun geheimzinnige en enge buurman, Boo Radley.
Als vader Atticus Finch, die advocaat is, aangewezen wordt om een van verkrachting beschuldigde man te verdedigen gaat de beerput open. De verdachte, Tom Robinson, heeft de pech dat hij zwart is – en zijn beschuldiger een blanke vrouw. Scout en Jem zijn opeens de kinderen van een nigger lover.
To Kill a Mockingbird was vanaf de dag van publicatie, 11 juli 1960, een kaskraker. Lee won er in 1961 een Pulitzer-prijs mee en verkocht binnen een jaar tweeënhalf miljoen exemplaren (meer dan dertig miljoen inmiddels). De roman zou nooit meer uit druk raken en is in meer dan veertig talen vertaald. Volgens de American Library Association lezen jaarlijks een miljoen mensen het boek, waarmee Mockingbird na de bijbel Amerika’s meest gelezen boek is.
Het succes van de roman maakte van Harper Lee een literaire beroemdheid, een rol waarop ze niet gerekend had – en die haar niet beviel. ‘Ik had nooit enige vorm van succes verwacht’, zei Lee in 1964 in een radio-interview. ‘Ik hoopte op een snelle en genadige dood in de handen der recensenten, hoewel ik tegelijkertijd ook hoopte dat iemand het goed genoeg zou vinden om me aan te moedigen door te zetten.’
De hoge verwachtingen werden aangewakkerd door de populariteit van de in 1962 verschenen verfilming van Mockingbird. Daarin speelde Gregory Peck advocaat Atticus Finch, een rol waarvoor hij een Oscar ontving. De film vergrootte Lee’s faam en deed het publiek reikhalzend uitkijken naar haar nieuwe roman. En die kwam maar niet. ‘Succes heeft een zeer slecht effect op me gehad’, bekende ze tegenover de Associated Press. ‘Ik ben vet geworden, maar tevens extreem onvoldaan met mezelf. Ik ben weer net zo onzeker als voorheen.’
Lee begon verzoeken om interviews steeds vaker af te wijzen, moe als ze vermoedelijk was van haar eigen hints dat een tweede roman in de maak was. In een van haar laatste interviews, in 1964, lichtte ze haar literaire ambities toe: in een serie boeken de wereld beschrijven waarin ze was opgegroeid, en die ze nu zag verdwijnen: ‘Het enige wat ik wil is de Jane Austen van Zuid-Alabama zijn.’
Geleidelijk aan was ze steeds minder in New York, waar ze wel tot aan haar dood een appartement aanhield, en vestigde zich weer in haar geboortedorp Monroeville, waar ze met haar oudste zus Alice een eenvoudig huis deelde (Alice stierf in 2014 op 103-jarige leeftijd). Een cordon van vrienden en buren hield toeristen en journalisten op afstand, opdat Lee een rustig, gewoon leven kon leiden. Tot plots in februari 2015 het nieuws naar buiten kwam dat HarperCollins van plan was het originele manuscript te publiceren van Go Set a Watchman, het werk waarmee Lee ooit in 1957 rondzeulde. Er hing een luchtje aan die publicatie, een jaar na de dood van zus Alice, de juriste die altijd Lee’s zaken had behartigd. Bovendien was Lee zelf inmiddels nagenoeg blind en doof, en leidde ze na een beroerte aan geheugenverlies.
Go Set a Watchman gaat over Atticus en zijn dochter, Jean Louise Finch, ook wel Scout genoemd, een jonge vrouw die in New York woont. Vader en dochter botsen regelmatig vanwege Atticus’ conservatieve standpunten over rassenrelaties. ‘De negers hier zijn als mensen nog in hun kindertijd’, houdt hij Scout op enig moment voor. Het in juli 2015 in een eerste oplage van twee miljoen verschenen boek kreeg overwegend negatieve recensies. Ze drukten de verkoop geenszins. Wat Lee zelf van het boek vond, of van die recensies, zullen we in ieder geval nooit meer van haarzelf vernemen – hoe klein de kans daarop ook al was.
Beeld: 1961, Monroeville (DONALD UHRBROCK / THE LIFE IMAGES COLLECTION / GETTY IMAGES)