
Harriet Tubman hield er zelf voor de zekerheid drie geboortejaren op na: ze noemde 1820, 1822 en 1825 in een interview dat ze op latere leeftijd gaf, toen ze in Amerika al legendarisch was geworden. Ook haar biografen zijn het er niet over eens. Iemand meent dat het 1820 geweest moet zijn. ‘Nee’, zegt een tweede, het was 1822, want de biograaf heeft het bewijs gevonden van betaling aan een vroedvrouw en de te halen vrucht moet Harriet Tubman, geboren als Araminta Ross, zijn geweest.
Het is een onthutsend detail, die discussie over het geboortejaar, vooral wanneer de persoon die het betreft er zelf ook maar een gooi naar doet. Het confronteert ons, mensen met geboortebewijzen en verjaardagen die stipt op tijd worden gevierd met de burgerlijke vanzelfsprekendheden, die twee eeuwen geleden dus niet vanzelfsprekend waren voor veel mensen – en al helemaal niet voor Afro-Amerikanen die vanaf hun geboorte tot slaven werden gerekend.
Vast staat in ieder geval haar sterfjaar: 1913. Tubman stierf allerminst anoniem, er was in 1868 al een biografie van haar verschenen, er werd vlak na haar dood een officiële uitvaart georganiseerd, de beroemde zwarte Amerikaanse leider Booker T. Washington sprak bij die gelegenheid, en er kwam een plaquette op het gemeentehuis om haar te eren. De tekst: ‘I nebber rum my train off de track’. Later, veel later zou er discussie komen over het ‘pidgin-Engels’ waarmee deze vrouw werd herdacht. Hoe stereotiep.
Maar dit is zeker: Harriet Tubman werd als een nobody geboren en stierf als een icoon van Amerikaanse moed en vrijheid. Met nadruk op de Amerikaanse roem.
Want in de Verenigde Staten mag haar naam een ‘household name’ zijn, buiten Europa moeten de meeste mensen graven in een niet gekende geschiedenis en dat levert weinig levendige herinneringen op.
Zij is een zwarte heldin, een voorbeeld van Afro-Amerikaanse inventiviteit. Ze bevrijdde niet alleen zichzelf als slavin door de plantage van haar meester te ontvluchten, maar ze wist in de loop van de jaren bijna haar complete familie plus nog zoveel anderen weg te voeren uit de slavernij. Haar bijnaam: Grandma Moses, naar de bijbelse profeet die de Israëlieten weghaalde uit de Egyptische knechting. Zie ook de bekende negrospiritual: ‘Go down, Moses, Way down in Egypt’s land; Tell old Pharroh, To let my people go’.
Een diep religieuze vrouw, die zich vooral beriep op het oude testament, dat ze zich liet voorlezen, want haar leven lang zou ze analfabeet blijven – het lijkt bijna een keuze, want in haar latere bestaan waren er genoeg gelegenheden zich bij te scholen. Mijn gok: wie leest waant zich meester van een tekst. Tubman wilde de bijbel horen, als de (goddelijke) stem die tot haar sprak. Wie leest maakt zich iets eigen en verliest het mysterie van de overgave. Haar Heilige Schrift was het gesproken of gezongen woord. Het kwam van buiten, zijzelf en haar eigen gedachtewereld vormden er niet de oorsprong van.
Tubman was tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog een spionne voor de Union Army. Ze had een revolver, ze deed aan gewapende bevrijdingsacties. Op latere leeftijd zou ze zich ontwikkelen tot een hartstochtelijke vrouwenactivist, een ‘suffragette’ die ijverde voor het algemeen vrouwenkiesrecht.
Al deze kwaliteiten, belichaamd in één vrouw. Misschien is dat nog wel het meest bijzondere aan Tubman, dat we toch niet kunnen spreken van een heiligenleven. Daarvoor is haar biografie te meerduidig, te weinig onthecht. Zij weigerde het lijden te verheerlijken. Ze geloofde niet zo erg in het toekeren van de andere wang aan de vijand. Haar leidraad was de oudtestamentische boodschap van gerechtigheid en verlossing (deliverance).
Een heldin, gemaakt op onze hedendaagse, revolutionaire maat. Het leven van Tubman is meerdere malen op muziek gezet, vooral in Amerika, en altijd in de traditie van een ‘heldenleven’ met veel krachtdadige, zwarte zang, die altijd een stuk minder overtuigend is dan in Gershwins opera Porgy and Bess (1935).
En nu is er dan Harriet: Scenes in the Life of Harriet Tubman, gecomponeerd door de Mexicaanse Hilda Paredes, en met een dragende rol voor de Amerikaans-Nederlandse sopraan Claron McFadden. Het werk wordt uitgevoerd door Muziektheater Transparant en zal zijn première begin oktober beleven in Amsterdam. En wat een geluk: de maand oktober betekent in Nederland sinds een aantal jaren Black History Month.
Telefonisch spreek ik Hilda Paredes vanuit Londen, waar zij al decennia woont en als componist een internationale reputatie heeft opgebouwd. In haar herinnering ging het zo. Haar vriendin en zangeres McFadden zei eens achteloos tegen haar: ‘It’s about time we do something with Harriet Tubman.’ Want een Amerikaanse grootheid. En buiten Amerika, zoals McFadden weet, die vanuit haar geboorteland in 1984 naar Amsterdam verhuisde, veel minder bekend dan rechtvaardig zou zijn.
Later, gezeten op een Amsterdams terras waar de zon net niet wil schijnen, is Claron McFadden verbaasd over de doorslaggevende rol die ze zou hebben gespeeld. ‘Nou ja, des te beter.’ Vóór haar de partituur van Harriet, waarvan de repetities de volgende dag zullen beginnen. McFadden knijpt ’m; want al die maatwisselingen, voortdurend, en maar drie instrumentalisten om je aan vast te houden. ‘Ik moet het eerst in z’n geheel horen, voelen, en dan zal ik het begrijpen.’ Nu zingt ze van blad, en gezien de complexiteit van het werk heeft ze aan Paredes voorgesteld dat ze ook later op het podium een iPad bij de hand zal hebben. ‘Dit zijn première-zenuwen’, zegt ze zelf, maar tegelijkertijd is het waar dat Paredes’ Harriet niet ‘makkelijk zingbaar’ is, zoals dat heet.
Het is een intieme compositie in eigentijdse moderne stijl, waar niet het monumentale karakter van Tubman de doorslag geeft, maar de psychologische duiding. Librettiste Mayra Santos-Febres (Puerto Rico) heeft alle literatuur die er over Tubman bestaat doorgespit. De Nederlander Lex Bohlmeijer tekende voor de dramaturgie.
Paredes heeft me verteld dat ze in de epiloog ook spirituals heeft verwerkt, zeer subtiel en zonder meezingkarakter. En dan zijn er in het laatste deel nog de ‘pulses’ in de muziek, de stuwende en dreigende ritmes, die volgens Paredes ‘de angst weergeven van het opgejaagd zijn, de voortdurende spanning die elke weggelopen slaaf moet hebben gevoeld om weer gevangen genomen te worden.’
McFadden zoekt nu fanatiek naar de pulses in haar bladmuziek: ‘Waar dan? Waar?’
We bestellen een glaasje wijn, McFadden moet zo nog oefenen, en we besluiten dat alles tijdens de repetities op z’n plek zal vallen.

Harriet Tubman, geboren Ross, werd vanaf haar geboorte vanzelfsprekend gezien als ‘jonge slavin’, terwijl haar vader Ben Ross later via het testament van zijn gestorven meester werd ‘vrijgemaakt’ en dus officieel niet langer een slaaf was. Haar moeder Harriet Green (‘Rit’), ook slavin, waakt over haar vele kinderen, met telkens de angst dat de meester het gezin uit elkaar zal halen, en een zoon of dochter doorverkoopt aan weer een nieuwe eigenaar. Het verhaal wil dat wanneer haar jongste zoon Moses verkocht dreigt te worden zij luid en duidelijk verkondigt: ‘The first man that comes into my house, I will split his head open.’ Moses wordt niet verkocht en de eigenzinnige reputatie van moeder Rit is gevestigd.
Moeder Harriet is ook degene die haar jonge dochter de bijbelverhalen vertelt, en later, wanneer de dochter trouwt met de vrije zwarte John Tubman in 1844, neemt de bruid definitief de naam Harriet Tubman aan.
Harriet, als een eerbetoon aan haar moeder.
Maar het slavernijsysteem werkt volgens de moederlijn: de kinderen van Harriet zijn ook weer slaaf, en haar ‘vrije’ echtgenoot John Tubman is in de praktijk zo aangewezen op de plantage en z’n eigenaar dat zijn burgerschap vooral een papieren aangelegenheid is.
In haar jeugd, wanneer de jonge Harriet wordt ‘uitgeleend’ aan een andere eigenaar, loopt ze een zware hoofdwond op. Een slaaf dreigt te vluchten, de ‘overseer’ of opzichter gooit een zwaar metalen voorwerp naar de rebel, waarschijnlijk een strijkijzer, en de jonge Harriet springt ertussen. Zij wordt geraakt en zal enige tijd bewusteloos blijven. Dit is de anekdotiek zoals Harriet die zelf heeft doorgegeven. Niet alles is controleerbaar, maar de zware hoofdwond die ze oploopt kan geen verzinsel zijn, want vanaf die tijd tot aan haar dood zal Harriet geplaagd worden door migraine en narcolepsie, een neurologische aandoening waardoor een patiënt van het ene op het andere moment in een diepe slaap kan vallen. Harriet viel op zo’n moment ‘weg’ en was drie dagen en nachten niet meer aanspreekbaar. Zelf vertelde ze er later over: ‘The weight broke my skull.’
Maar in haar bewusteloosheid ervaart Harriet visioenen en hoort ze stemmen. De Stem. Van God. Harriet gelooft vanaf dat moment niet in Hem, ze overlegt met hem, ‘she is consulting with Him’, zoals ze het zelf noemt. Haar God is net zo weerbarstig als zijzelf. Hij draagt haar op de vrijheid te zoeken, voor haar, haar familie en lotgenoten.
Op september 1849 loopt Harriet voor het eerst weg. Eerst bidt ze nog dat haar meester Edward Brodess genade voor haar zal hebben en haar niet zal doorverkopen, maar uiteindelijk prevelt ze deze woorden voor zich uit: ‘Kill him, Lord, and take him out of the way.’
Een week later zal Brodess komen te overlijden. Harriet wordt gesterkt in haar geloof.
De vluchtactie onderneemt ze met twee broers, van wie er een net vader is geworden. De uitbraak slaagt, maar de jonge vader krijgt na een paar dagen heimwee en dwingt Harriet mee terug te gaan naar de plantage.
Het zal voor Harriet een les zijn; uiteindelijk weet ze weer te vluchten, alleen nu, naar het vrije Philadelphia. Op de achttien à twintig bevrijdingstochten naar het zuiden die ze later zal ondernemen om haar familieleden en vrienden uit de slavernij te halen en weg te smokkelen naar vrij gebied, heeft ze altijd een revolver bij de hand. Wanneer er ‘runaways’ zijn die tijdens de tocht twijfels krijgen en terug willen, houdt ze het wapen tegen hun slaap, en bijt ze toe: ‘You go on or die.’ Ook zijn er geruchten dat ze baby’s en kleine kinderen kalmerende middelen geeft, zodat ze de vluchtelingen niet met hun gehuil zullen verraden.
Geen martelaarschap, geen heiligenleven. Bevrijdt ze slaven? Ontvoert ze slaven? Ze heeft overleg gehad met God en ze weet hoe gerechtigheid eruitziet. Ze twijfelt niet.

Zo ontwikkelt Harriet Tubman zich tot leider van wat wel bekend staat als de ‘Underground Railroad’, kortgeleden nog beeldend beschreven door de Afro-Amerikaanse auteur Colson Whitehead. Het ging daarbij om een netwerk van smokkelroutes en safe houses, waardoor ontsnapte slaven de zuidelijke staten konden verlaten en een veilig heenkomen konden zoeken in de noordelijke staten van Amerika of in Canada. Aan dit ‘railroadsysteem’ werkten vrije zwarten mee, blanke en zwarte abolitionisten en ‘religieus geïnspireerden’.
Tubman, zelf geboren in het zuidelijke Maryland, gebruikt de volgende woorden wanneer ze de ervaring beschrijft van het oversteken van de grens naar het vrije noorden: ‘When I found I had crossed that line, I looked at my hands to see if I was still the same person.’ Hier vertrouwt iemand haar eigen uiterlijk niet meer, zo sterk is de innerlijke transformatie. Tubman wordt ‘een ander mens’, zoals wij zo losjes aanduiden.
Telkens weer bevrijdt Tubman haar voormalige lotgenoten: zij reist enkel ’s nachts, houdt zich schuil in de bossen en geeft eenmaal aangekomen bij de plantages haar vluchtsignalen af. Ze zingt gecodeerde spirituals, in bepaalde tempi als ‘Steal Away’, of ‘Wade to the Water’ (de honden volgden dan niet).
De eerste keer dat ze haar ouders en man verlaat en een vrije vrouw wordt, laat ze aan een andere slavin weten ‘I’m bound for the promised Land’, zodat die het haar moeder kan vertellen. Pijnlijk moet het voor Harriet zijn geweest toen ze een poging deed haar echtgenoot John te halen: in principe was hij al een vrije zwarte man, maar hij was geheel gebonden aan de plantage. Zij geeft haar tekens, heeft de route al uitgestippeld, haar vertrouwenspersonen en schuiladressen geregeld, maar John weigert gehoor te geven. Hij is inmiddels opnieuw getrouwd met ene Caroline, die hij niet wil verlaten. Hij kiest voor het geknechte leven. Kan dat? Moet zo iemand niet tegen zijn wil bevrijd worden?
Het verhaal van Tubman, alias Grandma Moses, is allerminst sprookjesachtig. Ze is overtuigd van haar gelijk, en weet het beter, ook voor anderen die er niet zo over denken. Een heilig maar ook griezelig beter weten, want met die stem van God in haar kan niemand zich meten.
Dat Claron McFadden voor de dragende rol is gevraagd, is muzikaal gesproken logisch: McFadden heeft zich gespecialiseerd in barok en eigentijdse muziek. Zuivere, niet opera-achtige tonen, die zij als het nodig is weet voort te brengen met de minste vibrato. Een stem als een instrument. Loepzuiver en ijl, en zodoende gemaakt voor de oudste en nieuwste componisten. De Britse sopraan Emma Kirkby is haar grote inspiratiebron geweest.
McFadden groeide op in Rochester, New York: een keurig gezin, working class, Afro-Amerikaans, kerkgaand (Methodist Church). Als jong meisje viel ze al op in het koor; zo hoog, zo zuiver, en dat moeiteloos. Ze werd er uitgepikt door de koordirigent. Want ze had een ‘Europese stem’. En toen, op achtjarige leeftijd, hoorde ze voor het eerst Bachs Jesu, Joy of Man’s Desiring. ‘Dat klonk zo… anders dan wat ik kende: zo wilde ik zingen, dat was mijn muziek.’ Als enige van het gezin ging ze naar een katholieke privéschool, waar ze kennisnam van renaissancemuziek. Later, in het voorbereidende jaar van het conservatorium, kwam ze in aanraking met polyfonische werken. Weer die onmiddellijke herkenning. Maar wilde ze de partijen zingen, dan moest ze ‘vocaliseren’, de klassieke zangtechniek toepassen, die in de ogen van haar ouders en zoveel andere zwarte Amerikanen stond voor ‘long haired music’. Want ‘klassieke muziek’ was bestemd voor de witte man of vrouw, met lang vallend, blond haar.
In die rumoerige jaren zeventig van zwart verzet deed McFadden ook nog eens reuze haar best op de privéschool. ‘Ik werd daarom door andere Afro-Amerikanen wel een Oreo genoemd, het koekje dat van buiten bruin en van binnen wit is. Een “bounty”. Want flink studeren op school, en klassieke zang zingen… het was allemaal zo “white”. Een soort verraad aan je eigen ras. Want je moest vechten tegen “The Man”, weet je wel. En daar hoorde presteren op een privéschool niet bij.’
Inmiddels is McFadden de gelauwerde zangeres, die Händel zong in Londen en net zo goed Michel van der Aa ten gehore brengt, de eigentijdse Nederlandse componist die de nationale Johannes Vermeer Kunstprijs toeviel (2015). Een eigenzinnige doorzetter. De vergelijking is krom, want McFadden werd geboren toen de slavernij allang was afgeschaft; in de staat New York bovendien, die altijd al tot de vrije staten behoorde. Maar zo heel ver staat het verleden van Tubman nu ook weer niet van haar af.
‘Ik ging vanuit Nederland voor familiebezoek terug naar Amerika en bezocht met mijn blanke, Nederlandse echtgenoot van toen ook mijn grootouders in South Carolina, een zuidelijke staat. Alleen al de paniek op hun gezichten toen ik binnenkwam met een white man. Wat moesten ze doen, was alles wel op orde?’ Met haar grootvader en haar echtgenoot ging ze later in de pick-up een flinke meloen kopen bij de plaatselijke supermarkt. Na het afrekenen droeg die blanke, Nederlandse man de meloen naar de auto. ‘Mijn grootvader heeft nog lang gegrinnikt om de verbaasde hoofden die zich omdraaiden.’
Die sfeer van een harde scheiding tussen wit en zwart kent McFadden maar al te goed – en die heeft ze met haar carrière en haar lange Nederlandse verblijf achter zich gelaten.
Het reddingswerk van Tubman, die vanzelfsprekend contacten onderhield met blank en zwart, zo lang ze maar streden tegen de slavernij, werd nog zwaarder door invoering van de zogenoemde Fugitive Slave Act in 1850. Daarin werd gezagsdragers, ook in de vrije, noordelijke staten, opgedragen weggelopen slaven terug te brengen naar het zuiden, naar hun eigenaren.

Tubman moest nu helemaal uitwijken naar Canada om haar mensen in veiligheid te brengen. Een logistieke nachtmerrie; nog meer safe houses, nog meer contacten. Uiteindelijk slaagde Tubman erin haar beide ouders en haar broers en andere familieleden allemaal over te brengen naar St. Catherines, Ontario, Canada.
Na het einde van de Burgeroorlog (1865) vestigde ze zich in Auburn, New York, waar ze op hoge leeftijd ook zou sterven. Vandaar de uitdagende uitspraak van haar, die daar vereeuwigd is in een plaquette: ‘Ik ben acht jaar lang een “conducteur” geweest van de Underground Railroad, en ik heb mijn trein nooit laten ontsporen, nooit een passagier verloren.’ ‘I nebber rum my train off de track’ zal het fonetisch geklonken hebben.
De vrouw die niet las en niet schreef, maar die sprak, in de taal die haar vertrouwd was. Moet je zo iemand tegen zichzelf beschermen en de correcte spelling hanteren? Of valt dat woordenspel in het niet bij de daadkrachtige verdiensten van Tubman?
Onder president Obama was er sprake van dat de beeltenis van Tubman het Amerikaanse twintig-dollarbiljet zou sieren. De zevende president van Amerika Andrew Jackson (1829-1837) zou daarvoor naar de achterkant moeten verhuizen. Maar onder Trump is daar geen haast bij. De huidige minister van Financiën Steven Mnuchin verklaart: ‘Op dit moment hebben we wel andere zaken aan ons hoofd die veel belangrijker zijn.’
Daarom kan de verdienste van de zwarte leidster, de Mozes van haar generatie en de strijdvaardige suffragette, nog steeds niet in geld worden uitgedrukt.
Wel in muziek, in de menselijke stem, die van buiten tot je komt, en dan binnendringt en je begeestert. Dit is heel in het kort wat er op het spel staat bij Harriet: Scenes in the Life of Harriet Tubman.
Harriet: Scenes in the Life of Harriet Tubman door Muziektheater Transparant beleeft op woensdag 3 oktober de wereldpremière in de Grote Zaal van Muziekgebouw aan ’t IJ. muziekgebouw.nll