Ik was op de universiteit. Ik wilde mijn opdracht inleveren. Toen ik mijn uitwerking uit het collegeblok scheurde, besefte ik dat ik de pagina’s aan elkaar moest vastmaken.

Ik liep naar de receptie, waar ze meestal een grote bak met allerlei kantoorartikelen hadden. Ik zette mijn liefste gezicht op voor de mevrouw achter de balie.

‘Goedemorgen. Heeft u toevallig een papierclip voor me?’
‘Sorry?’
‘Heeft u toevallig een papierclip voor me?’
‘Wat heb ik?’
‘Papierclip.’
‘Papierclip? Een paperclip bedoel je?’
‘Uh… ja. Paperclip.’

Waarom was ik zonder na te denken ervan uitgegaan dat paperclip papierclip zou heten in het Nederlands? Dat wordt natuurlijk niet vertaald zoals bij vele andere Engelse leenwoorden in het Nederlands. Deadline, manager, feedback, up-to-date, design, voicemail, middle of nowhere, et cetera. Leenwoorden leren is vrij eenvoudig. Het is simpelweg een kwestie van opletten. De valkuilen zijn de half-leenwoorden.

Een paar dagen later kreeg ik mijn nagekeken opdracht – die ik aan elkaar gemaakt had met een paperclip – terug. Naast de vakinhoudelijke opmerkingen had de student-assistent een taalfout verbeterd: ‘De rijen en columns worden verwisseld.’ Het woord columns is gecorrigeerd naar kolommen.

‘Remco. Waarom heb je columns in kolommen gewijzigd? Column heet gewoon column in het Nederlands, toch?’

‘Ja. Maar niet altijd. Een column die in de krant staat, is gewoon een column, maar een column in de wiskunde krijgt het Nederlandse woord kolom.’

Generaliseren is een handige tool bij het leren van een taal. Maar het moet wel altijd gecheckt worden. De kans dat het mis kan gaan is uiteindelijk vijftigvijftig.