Lana Del Rey © Nicole Nodland

De vijand van het nieuwe album van Lana Del Rey is de shufflefunctie. Norman Fucking Rockwell! dient te worden beluisterd zoals het album is bedoeld: van begin tot eind, in een rechte lijn. Pas dan hoor je werkelijk hoe subliem de 34-jarige zangeres uit New York haar zesde album heeft opgebouwd: vrijwel alle veertien nummers zijn in de basis pianoballads, maar sterk wisselend in aankleding. Del Rey kan klinken of ze in een klassiek concertgebouw een orkest aanvoert, maar ook alsof ze in een verlaten nachtclub tegen sluitingstijd in haar eentje aan een piano zit. Vloekend als een bootwerker, in beide gevallen.

Het is prachtig hoe ze uithalen vermijdt, waardoor haar woorden juist nog harder aankomen. In die woorden klinkt veel verdriet en vooral gemis door, maar wel verdriet met afstand ertussen, dat de tijd heeft gekregen vorm te krijgen in raak geplaatste woorden. De openingszin van het album telt twee woorden ‘Goddamn, manchild’ gevolgd door dit salvo: ‘You fucked me so good that I almost said, I love you.’

Zelfs wanneer Del Rey zich wentelt in drama is dat vermakelijk: ‘If he’s a serial killer, then what’s the worst/ That can happen to a girl who’s already hurt?’

Het is ook een zelfverwijzing: Serial Killer is Del Reys populairste nooit officieel uitgebrachte nummer. Zo zit Norman Fucking Rockwell! vol met verwijzingen naar muziek: de Rolling Stones komen langs wanneer ze naar Californië verlangt, in Fuck it I Love You gaan we terug naar 1956 (of 1963 of 1968, afhankelijk van de uitvoering) wanneer ze Dream a Little Dream of Me zingt, in een café in Long Beach zingen de Beach Boys Kokomo, in Bartender (stotterend uitgesproken door Del Rey, zodat ‘bar’ en ‘tender’ los komen te staan) worden wijn en Bacardi gedronken en klinken op de achtergrond Crosby, Stills & Nash, net voor de volgende zinnen vol verwijzingen: ‘But sometimes girls just want to have fun/ The poetry inside of me is warm like a gun’. Van Cyndi Lauper naar de Beatles, en weer terug. Om in Malibu vervolgens de Eagles te draaien.

Verder dan refereren gaat ze in Doin’ Time, dat is een cover, en wel van Sublime uit 1996. Van de met reggae en ska doorspekte punk van Sublime naar het meest poppy geproduceerde nummer van dit album: het lijkt een enorme kloof, maar Del Rey wandelt er met gemak overheen.

Nooit wordt ze voorspelbaar: als Venice Bitch afgelopen lijkt, gaat het nummer nog vijf minuten door, met een heerlijk vieze solo. Ze laat ons in volslagen mineur achter in Hope Is a Dangerous Thing for a Woman Like Me – But I Have It. Het is het nummer waarin ze alsnog met haar stem de hoogte in gaat, om daar te breken.

Lana Del Rey – Norman Fucking Rockwell! Lana Del Rey speelt 21 februari in de Ziggo Dome