‘Wat ga jij slikken?’
‘Een hartje. En jij?’
‘Gele. Tweehonderd milligram.’
‘Die gele zijn spacen man! Daar zou ik eerst een kwartje van checken.’
‘Nee joh, deze gele zijn langwerpig. Geen amf, pure MDEA.’
‘Okee, droppen dan maar?’
Ze spoelen hun drugs weg met bronwater en klauteren de berg af. Beneden verdwijnen ze in de massa die te gast is op de gigantische rave in Spaarnwoude, een groene vallei ten oosten van Amsterdam. Maar liefst veertienduizend jongeren laveren hier tussen elf tenten waar dertien uur lang non- stop wordt gedanst op housemuziek.
Doef doef doef. ‘Do you feel the groove?’ roept een discjockey op het hoofdpodium tegen een menigte uitzinnig bewegende jongeren. Enkele dansers heffen hun flesjes water om aan te geven dat het voor hun gevoel wel goed zit. Anderen overstemmen het oorverdovende elektronische lawaai met een snerpende stoot op een scheidsrechtersfluitje.
Spaarnwoude maakt een surrealistische indruk. Aan de randen van het recreatiegebied zijn een paar enorme plastic windkokers en tienpuntige sterren opgesteld. Grote passagiersvliegtuigen zeilen om het kwartier als geluidloze decorstukken boven het gebied, gevolgd door groepjes uitbundige jongens en meisjes die met gespreide armen door het publiek rennen.
Het meest opvallend is de zeer on-uniforme kledij. Skinheads in legerbroeken, punks met zwartgesausde hanekammen en lolitaatjes in te krappe negligeetjes struinen gemoedelijk van tent tot tent. De enige constanten zijn de vele navelpiercings, de als halssierraad gedragen pillendoosjes en de T-shirts met een fluorescerend marsmannetje en de tekst ‘We are not alone’.
Gepraat wordt er weinig, geglimlacht des te meer. Duimen gaan veelvuldig omhoog. Af en toe drukken mensen met wijd opengesperde ogen en klapperende tanden hun handen even tegen de oren, om zich daarna weer in het publiek te storten. Aan het pulserende ritme valt niet te ontsnappen.
HET FENOMEEN rave ontstond tien jaar geleden in de discotheken van het mondaine vakantieoord Ibiza. Discjockeys draaiden daar voor een publiek van uitbundig geklede kunstenaars en jetset-kinderen de eerste house: een uit citaten opgebouwde muziekstijl die net was ontstaan in homoclub The Warehouse in Chicago.
Vanaf het begin was house verbonden aan de net herontdekte drug ecstasy. Deze amfetaminevariant heeft een dubbele werking: ze geeft energie en ze breekt psychische remmingen af, waardoor schuchterheid, preutsheid en eenzaamheid een poosje plaatsmaken voor openheid, sensualiteit en een overweldigend gevoel van vrijheid en onderlinge verbondenheid.
De discjockeys ontdekten dat de snelle ritmes van de houseplaten een buitengewoon opzwepend effect hadden op de gedrogeerde feestgangers. De eindeloos herhaalde housedreun veroorzaakte daarbij een trance die het effect van de drugs nog eens versterkte. Het resultaat was dat de toeristen zich na paar uur housen voelden opgaan in een ‘groepsziel’, een mystieke sensatie waarnaar men op nieuwe raves telkens weer op zoek ging.
In zijn essay The ecstasy of disappearance beschrijft de socioloog Antoni Melechi de overeenkomsten tussen de mechanismen van de house en het toerisme. Volgens Melechi is het ideaal van de rave-bezoeker, net als dat van de toerist, om zijn dagelijkse beslommeringen tijdelijk te vergeten door te verdwijnen in de anonimiteit van een andere wereld. ‘De dansvloer vertegenwoordigt een magisch oppervlak waar een groepje kosmopolitische toeristen een verbond vormt van urbane sjamanen die de grenzen van hun tijdelijke anonimiteit oprekken door extatisch op te lossen in de massa.’ Het is duidelijk dat het gebruik van ecstasy een geheel andere kijk op de wereld biedt.
Vanuit Ibiza sijpelde zowel house als ecstasy langzaam naar het vasteland. Nadat Engeland in de warme zomer van 1988 opeens werd overspoeld door openlucht-raves, begon de house ook haar zegetocht in Nederland. De wanhopige pogingen van de overheid om de raves te verbieden versterkte het saamhorigheidsgevoel binnen de housescene nog eens en gaf de muziek in korte tijd grote bekendheid. Popjournalist (en housemuzikant) Gert van Veen beschreef de beweging in de Volkskrant als ‘een van de eerste manifestaties van een veel grotere culturele pendelbeweging: het einde van het ik-tijdperk, dat weer plaats maakt voor een ideaal van gemeenschappelijk beleven. Een glimps van het paradijs - lammeren en leeuwen die naast elkaar leven - een ideale wereld.’
Tegelijkertijd wees de oude garde van popmusici er juist op hoe leeg en kil de nieuwe muziekstroming wel niet was. House was volledig ‘bij elkaar gejat’ en doodde hierdoor ‘het artistieke genie’. Het was de ‘terreur van het niets’, zo vatte VPRO-radiogoeroe Fons Dellen de muziek samen. De met rockmuziek opgegroeide journalisten van het toonaangevende muziekblad Oor zwegen house dood nadat ze de stroming in 1989 door een ‘echte’ muzikant hadden laten uitleggen: ‘Het is niet te geloven; iedere dronken boer kan ’s nachts een paar computerknopjes indrukken om een jofel deuntje te produceren. ’s Ochtends bij het kippen voeren legt hij er met zijn walkman wat kakelende acid bovenop en klaar is Kobus.’
MAAR DE VERWACHTING dat de irritante dreun snel zou verstommen, kwam niet uit. Integendeel: de house verplaatste zich al snel van de underground naar de mainstream. Het gebruik van ecstasy sleepte ze hierbij in haar kielzog met zich mee. Inmiddels draaien discotheken van Amsterdam tot Appingedam vrijwel alleen nog house.
Uit recent onderzoek blijkt dat meer dan een miljoen jongeren wel eens een houseparty bezoeken. Hieronder bevinden zich inmiddels enige honderdduizenden regelmatige gebruikers van ecstasy. Ook het gebruik van visioenenopwekkende psilocybinepaddestoelen is sterk in opkomst in de party-scene, terwijl blowen onder jongeren haast gemeengoed is geworden. House en psychedelica lijken net zo onlosmakelijk verbonden als carnavalsmuziek en bier.
Peter Senders, het hoofd van de beveiligingsdienst van Dance Valley, staat het publiek hun pretjes dan ook toe. ‘Als we iedereen de drugs zouden afpakken, zouden we Dance Valley net zo goed in de gevangenis kunnen houden. Pas als iemand een boodschappentas vol wiet of meer dan 25 pillen bij zich heeft, pakken we dat af. Dan is hij een dealer.’
Het dealen wordt liever aan de organisatie zelf overgelaten. Wie zijn narcotica vergeten is, kan terecht bij kraampjes die onder andere joints (f5,-) paddestoelenthee (f7,50), herbal ecstasy (f25,-) en mysterieuze flesjes chakra-healer (f42,50) aan de man brengen. Wie dat te duur vindt, kan terecht bij een stalletje met marihuanakweekspullen. Hier wordt de hele dag gratis cannabis uitgedeeld.
Weinig verwonderlijk beleeft het overgrote deel van de bezoekers Dance Valley in zwaar gedrogeerde staat. Een uurtje turven leert dat ongeveer een derde onder invloed is van ecstasy (sterk vergrote pupillen en een verstijfde grijnslach) en een kwart onder invloed van psychedelische paddestoelen of LSD (sterk verkleinde pupillen en een alwetend glimlachje). Daarnaast is het terrein werkelijk bezaaid met groepjes onderuitgezakte blowers (rode oogjes en een ietwat ongecontroleerde motoriek).
Broodnuchter zijn alleen de twee politieagenten die vanachter dichtgedraaide autoraampjes kijken naar de veertienduizend swingende, snurkende en aan flessen spa lurkende feestgangers (ecstasygebruikers moeten veel water drinken om hun nieren niet te beschadigen). Hoewel op het gebruik van ecstasy een maximale straf staat van vier jaar gevangenis, hebben ze opdracht van hogerhand om alleen op te treden tegen zakkenrollers en vechtersbazen. Maar ondanks het enorme aantal bezoekers en het hoge harddrugsgebruik verloopt Dance Valley opmerkelijk vreedzaam. Niemand flipt uit, niemand wordt beroofd, niemand beklimt de rotsblokkenberg in de veronderstelling dat hij daar vanaf zou kunnen vliegen.
Lida van Vliet, die de leiding heeft over de EHBO-tent, wijt de goede sfeer aan de uitzonderlijk hoge kwaliteit van de pillen die deze zomer op de markt zijn. ‘Vandaar dat we hier niets te doen hebben, behalve af en toe wat blaren doorprikken en pleisters uitdelen. Natuurlijk liggen er overal uitgevloerde mensen op de grond, maar waarom zouden we die gaan oprapen? De meesten liggen knetterstoned te slapen. Verder lijkt iedereen het reuze naar zijn zin te hebben.’
Zo ook de 21-jarige koelkastenreparateur Marco uit Nibbixwoud. ‘Iedereen is hier met hetzelfde doel: fun. Volledig uit je dak gaan.’ Marco is hier met een aantal vrienden waarmee hij al een paar jaar iedere week houseparties bezoekt. ‘Doordeweeks werken of studeren we, in de weekends gaan we feesten. Een ecstasietje hoort daar nu eenmaal bij. Als je dan met je maten staat te spacen op een te gekke track, dan is het soms net alsof iedereen hetzelfde denkt. Zo van: wow, dit is magisch man. Dat heeft gewoon iets met God te maken. Vraag me niet waarom, dat is gewoon een gevoel.’
DE JONGE DICHTER en historicus Serge van Duijnhoven ziet de housebeweging als de culminatie van wat hij de ‘democratisering van de boheme’ noemt. Hij betoogt in zijn gelijknamige doctoraalscriptie dat het ideaal van een klein groepje non-conformistische kunstenaars - het vinden van een hogere waarheid door het ontregelen en overprikkelen van de zintuigen - inmiddels het domein is geworden van hele volkstammen jongeren. ‘De massa heeft zich, in een zucht naar nieuwe vrijheden, de plunje aangetrokken en het gedrag eigen gemaakt van de boheme en werpt zich in het weekend als volwaardig decadent in het nachtleven.’
In een toelichting op zijn scriptie vertelt Van Duijnhoven dat deze democratiseringsgolf ook zo zijn nadelen heeft. ‘De progressieve muzieksoort die house eens was, is in de handen van de massa een slap aftreksel geworden. De massa slikt wel pillen, maar luistert naar Hema- en huppelkuttenhouse. Ze doffen zich niet op, maar gaan naar houseparties in hun anonieme spijkergoed. Op een houseparty zag ik laatst zelfs een paar meisjes rond hun handtasjes dansen. Met avantgardistische bewustzijnsverruiming heeft dat allemaal weinig te maken. Meer met burgerlijkheid.’
Van Duijnhovens woorden illustreren de ijzeren wet van het gezonken cultuurgoed. Wanneer de cultuur van een selecte voorhoede ingang vindt bij een breder publiek, zal de elite dit beschouwen als een verkwanseling van de waarden waarvoor hun cultuur eens stond. Hen rest niets anders dan zich te storten in een nieuwe, nog experimenteler groepscultuur; totdat deze ook weer doorsijpelt naar de meute.
Ondanks haar egalitaire denkbeelden bestaat de meute op Dance Valley vrijwel uitsluitend uit blanke jongeren die kapitaalkrachtig genoeg zijn om het toegangskaartje van zestig gulden te betalen. Allochtoon Nederland lijkt andere dingen aan het hoofd te hebben dan het collectief slikken van psychedelica. De grootste concentratie kleurlingen bestaat uit een groepje Surinamers achter een etenskraampje. Handig brengen ze het bonengerecht bara met peper aan de man onder de leuze ‘The new taste of the new generation.’
RENE ZWAAP schreef drie jaar geleden in De Groene over het eendrachtsgevoel van deze nieuwe lichting drugsgebruikers: ‘De hamvraag bij deze tweede Psychedelische Revolutie is en blijft natuurlijk of de massale housegeneratie uiteindelijk een definitieve zwaai maakt naar het antimaatschappelijke circuit; wanneer, of en waar dan precies de opgeroepen trance-toestanden uitmonden in een heuse tegencultuur.’ Een paar regels later beantwoordt Zwaap deze vraag gedeeltelijk met het schrikbeeld van ‘de calculerende hippie’: ‘Zodra de pillen zijn uitgewerkt, trekt de gemiddelde houseganger tevreden huiswaarts, genoeg als hij heeft aan een tijdelijke mentale ontsnapping en cynisch genoeg om aan dergelijke visioenen geen absolute waarde toe te kennen.’
Van echte saamhorigheid is tijdens Dance Valley dan ook weinig te merken, behalve misschien bij de kleffe stelletjes die met een extatische grijns rond de lippen in elkaars ogen liggen te verdrinken. De in drietjes, viertjes en vijfjes verdeelde vriendengroepjes maken nauwelijks contact met elkaar. Wat tijdens Dance Valley pijnlijk aan het licht komt, is dat een gebrek aan werkelijke saamhorigheid uitstekend kan worden gecamoufleerd door het non-verbaal suggereren van het idee van saamhorigheid.
De zichzelf als ‘een ouwe hippie’ omschrijvende Karst uit Amsterdam beschouwt Dance Valley als een groot toneelstuk, waarbij iedereen zonder het eigenlijk zelf te beseffen, gevangen zit in een acteursrol. Cynisch wijst hij op de vele smekend ten hemel gerichte armen in het dansende publiek. ‘Iedereen hier zou zo dolgraag in iets willen geloven. We weten alleen absoluut niet waarin. Al het geloof is al door de vorige generaties afgebroken. Daarom slikken we pillen en luisteren we naar tranceverwekkende muziek, net zo lang totdat we denken op te lossen in iets dat boven alle hoofden lijkt te zweven. Maar het is eigenlijk een grote farce. Kijk om je heen: dat eenheidsgevoel is er helemaal niet. Omdat niemand dit wil zien, spelen we maar dat het er wel is.’
Als Johan Huizinga nog had geleefd, had hij wellicht een minder somber beeld geschetst van de housecultuur. In zijn in 1938 verschenen studie Homo ludens (‘de spelende mens’) betoogt Huizinga dat het spelelement de basis is van iedere samenleving. Aangezien de regels van het spel in feite het enige is wat mensen met elkaar verbindt, kunnen beschavingen zich alleen ontwikkelen door te spelen: met taal, oorlogstuig, verf en klei, rechtspraak en filosofische gedachten. Slechts door met elkaar te durven spelen ontworstelt de mens zich uit de nooddruft die het menselijk bestaan doordrenkt. ‘Het spel bindt en verlost. Het boeit. Het bant, dat wil zeggen betovert. Het is vol van die twee edelste hoedanigheden die de mens in de dingen kan waarnemen en zelf kan uitdrukken: ritme en harmonie.’
Omdat de dans en de muziek volledig bestaan uit ritme en harmonie, zijn deze twee spelvormen voor Huizinga dan ook niet alleen maar spel: zij zijn het hoogste dat de mens kan bereiken. Zij zijn een heilige vertoning. ‘Nergens wellicht is de samenhang van cultus, dans en muziek zo klaar beschreven als in Plato’s Wetten’, meent Huizinga. ‘De goden, zo luidt het daar, hebben uit medelijden voor het tot leed geboren mensdom als rustpozen van hun zorgen de dankfeesten ingesteld, en aan de mensen de Muzen en Dionysus tot feestgenoten gegeven, opdat door deze goddelijke feestgemeenschap de orde der dingen onder de mensen steeds weer hersteld wordt.’ Want ‘met het einde van het spel is zijn werking niet afgelopen, maar straalt deze af op de gewone wereld daarbuiten, en bewerkt veiligheid, orde en welstand voor de groep die het feest vierde, totdat het heilig seizoen opnieuw daar is.’
De motor van deze feestelijke ordedienst is volgens Huizinga de jeugd. Anders zou Plato niet beschreven hebben ‘hoe alle jonge schepselen hun lichaam en hun stem niet kunnen stilhouden, zij moeten beweging en geluid maken, moeten springen, huppelen, dansen van plezier en allerlei klanken uitstoten (…) De verhouding van de dans tot het spel is niet die van een deelhebben aan, maar van een deel uitmaken van, een identiteit van wezen.’
ALS DE NACHT VALT, verandert een regenbui Spaarnwoude in een modderpoel. Terwijl bliksemflitsen het terrein onheilspellend verlichten, zingt een in een vale spijkerbroek en merkloos T-shirt gehulde jongen met een houseplaat mee.
‘I am the Firestarter! Twisted Firestarter!’
De bril van de jongen ligt scheef op zijn neus en zijn gulp staat wagenwijd open. Hij is wat Serge van Duijnhoven een ‘anonieme Hema-houser’ noemt. Hij verstoort de orde binnen de underground. Volgens Johan Huizinga is hij een heilige feestneus. Hij herstelt de orde binnen de mainstream.
Wat de jongen ook is, zijn armen zwaaien verwoed in de rondte. Zijn benen stampen de hele tent rond. Zijn verstijfde kaken spellen extase. Zijn wijdopengesperde ogen zuigen alles op wat hij waarneemt. Hij leeft.