Ik was aan het nadenken over seksuele fantasieën. Gewoon, het regende en het was laat, en Nancy Friday was dood, de vrouw die ons ooit zo aan het schrikken had gemaakt met de onthulling dat vrouwen tijdens het liefdesspel fantaseerden dat ze verkracht werden. Ik vat het even samen, want het is dus midden in de nacht en nat, en het park waar ik doorheen moet om thuis te komen lijkt steeds wel slechter verlicht. Vroeger reed ik er omheen, maar ach, vroeger.
Als ik het me goed herinner, maar het kan zijn dat ik dit er zelf heb bij gefantaseerd, was die verkrachtingsfantasie vooral in zwang omdat als een man je zogenaamd overmeesterde je je passief kon wanen en nergens voor verantwoordelijk was, en zeker niet voor je eigen genot. Ik ben er even niet, dat idee. Als meisje werd je immers niet geacht van seks te houden. Vroeger dan hè.
Het fietspad in het park is glibberig van de natte herfstbladeren, m’n oren tuiten nog na van het feestje waar ik vandaan kom, of eigenlijk was het best een groot feest want het blad waarvoor ik werk bestaat 140 jaar. En ik bedenk dat de mooiste verhalen en romans die ik ken gaan over die eigenaardig ambigue verhouding van vrouwen met seks, maar dat die misschien ook wel tot de verleden tijd behoren. Als je nergens meer voor hoeft terug te deinzen, hoef je er ook geen verwrongen fantasieën op na te houden.
O bah, denk ik terwijl mijn haar in slierten op mijn voorhoofd plakt en de hoge suède hakken van mijn nieuwe zwarte laarsjes onder de modderspatten komen te zitten, want ik was wel gehecht geraakt aan die groezeligheid. En ik denk dat je zoveel kunt denken, maar dat je lichaam altijd het laatste woord heeft. Stiekem ben ik me aan het verheugen op het slapende huis dat ik zo binnenkom, en dat ik van de gelegenheid gebruik kan maken nog een aflevering te kijken van mijn eigen porno. Gypsy, het is te zien op Netflix, en het werd zo slecht bevonden dat het bij een enkel seizoen is gebleven.
Ik doseer de afleveringen.
Je lichaam weet dingen waar je hoofd niet bij kan. Zoals het nú, in de laatste bocht voor de brug, acuut in de overlevingsstand schiet, met huidharen die snoeihard overeind komen, een hart dat op keelhoogte begint te bonken. Er staat daar iemand met een fiets, en die iemand wil mijn aandacht. Maar pffffff, diepe zucht, de ophaalbrug kan weer neer, het is een meisje, met lange blonde haren en een kort leren jasje. En een zorgelijke oogopslag, blijkt als ik ben afgestapt. Ja, de regen is er ook nog steeds. Net als het park dat bij daglicht een paradijs is voor eenden, kinderen en sporters, maar ’s nachts een ander verhaal wordt.
Of ze zich op de juiste weg bevindt naar Lunetten.
Voor niet-Utrechters, oftewel Amsterdammers: dit is op het Victorieplein vragen of je rechtdoor moet om in Sloten te komen. Uiteindelijk kom je er, maar het is nog héél ver weg. En het pad er naartoe is vrouwonvriendelijker dan je ergste fantasieën.
En o ja, haar telefoon is leeg. Natuurlijk mag ze op die van mij opzoeken hoe ze moet fietsen. Kom, dan gaan we even onder het afdakje van Parkcafé Buiten staan. Zij typt het bedrieglijk onschuldige adres in, een of ander Waddeneiland nummertje zoveel, en ik tuur de nacht in. Het is half drie. Het tijdstip waarop andere verkeersdeelnemers bijna altijd slecht nieuws betekenen.
Ik vraag of ze daar weten dat ze onderweg is.
Zij zegt dat er een vriendin woont bij wie ze gaat slapen.
‘Bel haar even’, zeg ik.
‘M’n telefoon is leeg.’
‘Bel haar op mijn telefoon.’
‘Ik weet haar nummer niet.’
Inwendig ben ik aan het calculeren. Ze kan in de logeerkamer, maar dan kan ik niet naar Gypsy kijken. En misschien is het wel alleen aan Netflix-porno voorbehouden om dwalende zielen van straat op te pikken en dat het er dan toch nog slick uit blijft zien.
‘Neem een taxi’, zeg ik, en begin in mijn tas naar mijn portemonnee te zoeken.
‘Ik kom er wel’, zegt ze.
De lange blonde haren geven voor ik het weet het nakijken, een paar minuten later steek ik de sleutel in het slot. Waar was ik gebleven? Dat zij, de keurig getrouwde psychotherapeute, eindelijk de moed opvat mee te gaan naar het huis van haar object van verlangen, de rockzangeres. Muziek, drankje. Beetje dansen, beetje kussen, een kat is op mijn schoot komen liggen, de andere ligt in mijn nek. Er gaan wat kleren uit op het scherm terwijl de regen onverminderd tegen de ramen davert. Ik zucht en denk aan het meisje op haar fiets, en aan wie zij net hulp vroeg, wanneer toch ik die betrouwbare vrouw ben geworden.