Het gebouw dat de wolken ontmoet, het is het streven van elke ‘opwaartse wijze van denken’. Zoals gevoeglijk bekend, is deze denkwijze echter nogal in diskrediet geraakt. De geliefde wolk keert daarom op een andere wijze in kunst en architectuur terug: als gebouw zelf.
Wonen, werken in een wolk, kan het vluchtiger, terloopser en softer? Biedt een wolk een plek? Geeft zij beschutting? Zolang het leven een gevecht tegen de elementen betekende, was de gedachte aan een wolk als woning gevaarlijke fantasie. De wolk was de vijand van de woning, de ontdekker van het lek in het dak. Maar nu, nu we ons hebben beveiligd met klimaatbeheersingssystemen, ondoordringbare kunststof coating, poly-urethaan en poly-ethyleen, wat spreekt er nu nog tegen het betrekken van de witgrijze luchtkastelen? De woningnood is opgelost, althans in ons natte land: het grootst denkbare onontgonnen bouwvolume, de mobil homes der winden, het aer incognitus, wonen in een wolk.
U beschouwt mij wellicht verstrikt in de vierschaar der elementen. maar ik hallucineer niet zo maar wat. Onder het motto gebouw = sculptuur, sculptuur = gebouw hebben de architecten Kas Oosterhuis en beeldend kunstenaar Ilona Lenard een aantal modellen voor ‘sculptuurgebouwen’ vervaardigd die, indien ze zouden worden gerealiseerd, qua contour en omvang als wolken in de stad zouden komen te zweven.
Het project begon met ‘intuitieve schetsen’ van Lenard, die vervolgens door middel van computeranimatie tot driedimensionale objecten in een virtueel Rotterdam werden ‘vertaald’. Van piepschuim is een aantal modellen van aldus ontworpen wolken gemaakt. Een model is bovendien levensgroot uitgevoerd, en wordt van binnenuit beschenen door een videoanimatie van een denkbare stedelijke omgeving.
De bezoeker die de statische aanwezigheid van zo'n object in de neutrale ruimte van galerie RAM onvoldoende vindt, kan met een joystick-installatie elders in de ruimte op wolkenpartijen door cyberisch Rotterdam zweven. Architectuur, tekenkunst, computerprogrammatuur, sculptuur, ze komen samen in een boeiend experiment in het niemandsland tussen de vakdisciplines.
Het is opmerkelijk dat Oosterhuis en Lenard hun werk als een onderzoek naar de realisatie tussen architectuur en sculptuur presenteren. Andere relaties zijn even goed mogelijk. Het kan er mee te maken hebben dat momenteel landelijk de manifestatie Beelden in Nederland loopt, die er vooral op uit is de inventarislijst van de nationale beeldhouwkunst compleet te maken. Binnen dat kader zouden deze luchtige voorstellen een mooie aanvulling zijn.
Interssanter is deze wolkenpartijen te zien als een poging tot het tarten van het statuut van die beeldhouwkunst als ‘dingen in de wereld’. Ervaarbaar in virtual reality, bewoonbaar als gerealiseerde sculptuur, en zo ijl als idee in materie maar zijn kan, stuiten deze wolken op de grens van sculptuur. Alle verwijzingen naar materiaal zijn secundair. Maar het idee kan toch niet zonder.
Ik ben zeer nieuwsgierig hoe dit project zou worden uitgevoerd, al was het maar een cumuluswolkje. Vooralsnog is het vooral de verbeelding die je deze plannen doet waarderen. Hoe virtueel de technieken om het reeel te doen lijken ook zijn, het blijft toch vooral de verbeelding die het werk moet doen. Iedereen die wel eens in de bergen door een wolk heeft gelopen, weet dat er een groot verschil bestaat tussen de poezie van ‘in de wolken zijn’ en de werkelijkheid van ‘in de drup’. Kortom, ik moet het nog zien.
Aan de andere kant is het heerlijk te zien hoe deze poezie, ondanks de afschaffing van de dromen waar zij altijd op heeft gesteund, kan overleven door dan maar de wolken zelf te bouwen. Dat noem ik nog eens hemelbestormend.
Helemaal in de wolken
OLE BOUMAN Sculpture City, t/m 9 oktober in RAM Galerie, Hoornbrekerstraat 8 te Rotterdam
Wolkenkrabbers hadden we al. Reeds een eeuw kittelen zij het schuim der luchten. Ook de wolkenklem is een voorstel geweest. Een gebouw van El Lissitzky, zo hoog dat het de donderkoppen kon temmen, ze inklemmend in reusachtige kaken van architectuur.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/38
www.groene.nl/1994/38