Het is bekend: al het goede komt van de middenklasse. Het is de kurk waar de moderne samenleving op drijft. Op wat voor bedenkelijk niveau waren kunst en wetenschap blijven steken zonder middenklasse? De gehele Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw is vrijwel exclusief een middenklasse-aangelegenheid. Ook op andere terreinen geldt: no middle class, no music. Zonder enig voorbehoud mag worden gesteld dat de middenklasse de belangrijkste ideologische vrucht is van het posttotalitaire denken. De middenklasse is de pilaar van de verzorgingsstaat zoals die eind jaren zestig in Nederland definitief gestalte kreeg. Maar de hegemonie van de middenklasse is een nog redelijk vers fenomeen. De middenklasse trad pas eind negentiende eeuw voorzichtig in het licht. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de middenklasse uit tot machtsfactor nummer ÄÄn in de maatschappelijke orde. Door steeds verder uit te dijen, wist zij de macht van het slinkende proletariaat te neutraliseren, terwijl de bezittende klasse de laatste feodale trekjes moest laten varen. De middenklasse groeide uit tot een beschavingsideaal op zich, dat zijn vurigste pleitbezorger vond in de figuur van Joop den Uyl. Hij vormde Nederland om tot één groot middenklasseland. Zijn electorale strijdkreet «Iedere arbeider een auto» werd de mantra van een nieuw tijdperk. Geringschattend werd over ‘biefstuksocialisme’ gesproken, het woord ‘maaiveld’ viel te pas en te onpas, alsmede de beschuldiging dat Den Uyl bezig was met ‘potverteren’ ten gunste van zijn sociale utopie. Maar in feite trad geheel Nederland halverwege de jaren zeventig toe tot de middenklasse, was het niet materieel, dan in elk geval ideologisch. En lange tijd leek het dat het nooit anders meer zou gaan. Maar anno 2000 moet worden geconstateerd dat de middenklasse ook in Nederland zwaar onder druk is komen te staan. Er is sprake van crisis op alle fronten: financieel, sociaal, ideologisch, cultureel en misschien zelfs wel moreel. Het is vooral de zogeheten Nieuwe Economie die roet in het eten heeft gegooid. Het digitaal aangestuurde Wirtschaftswunder van de jaren negentig gaat uit van criteria die onverenigbaar zijn met de idealen van de uyliaanse middenklassestaat. De Nieuwe Economie introduceerde een nieuw ultrakapitalistisch winner takes all-sentiment, wezensvreemd aan de solidaire grondbeginselen van de middenklasse, en vormt als zodanig een enorme bedreiging voor de sociaal-economische status quo. De Nieuwe Economie gaat uit van winnaars en verliezers, wil telkens op Amerikaanse wijze «prikkelen» tot actie en mobiliteit, waarbij voor de winnaar - degene die zich het beste kan aanpassen aan de voorwaarden van de geflexibiliseerde 24-uurseconomie - ongekende bovenmodale weelde binnen handbereik komt te liggen, terwijl de verliezer wordt teruggeworpen naar de dreigende voorportalen van de Nieuwe Armoede; hij wordt bijvoorbeeld gedumpt in het nog immer uitdijende wao-lompenproletariaat. De middenklasse is een bij uitstek collectivistisch model, zij het verpakt in opperste individualiteit. Dit nu is in flagrante tegenspraak met de uitgangspunten van de Nieuwe Economie, die zich juist op Amerikaanse wijze richt op de selectie van de meest renderende actoren en de uitstoting van degenen die niet snel genoeg mee kunnen komen. Aldus worden de fundamenten van de middenklasse in rap tempo aangevreten en te vrezen valt dat die groep uiteindelijk uiteenspat, ophoudt een klasse te zijn. Aan de bovenzijde zijn de leden van die voormalige middenklasse dan inmiddels via aandelenpakketten, dividenduitkeringen en goudgerande spaarpensioenregelingen ge ïntegreerd in de kaste van de Nieuwe Rijken. Voor hen zes vakanties per jaar, dure particuliere opleidingen voor de kids, beleggingsclubs, allerhande extravaganza à la Jort Kelder. Aan de onderzijde van dit piramidemodel ziet de lagere middenklasse de levensstandaard ondertussen telkens dalen, zodat er uiteindelijk niet eens meer van middenklasse gesproken kan worden. Dit dreigende toekomstbeeld ligt dichter in het verschiet dan menigeen voor mogelijk houdt. Het gaat momenteel heel hard met de desintegratie van de middenklasse. Men hoeft maar een paar afleveringen te volgen van de vele Nederlandstalige soapseries om een beeld te krijgen van de verwarring in de middenklasse. Soaps zijn van oudsher het ultieme vehikel voor de verlangens en angsten van de middenklasse waar ook ter wereld. Nederlandse tv-soaps als Goede tijden slechte tijden, Onderweg naar morgen en Goudkust zijn gegeven die omstandigheid de laatste tijd in uiterst onheilspellend vaarwater terechtgekomen. Onveranderlijk handelen deze series over individuen zonder duidelijk beroep (meestal doen ze iets vaags in de reclame of de kunst), die voornamelijk in de weer zijn met het bedenken van minicomplotjes tegen elkaar. Huwelijken en relaties, om nog maar te zwijgen over de ouderwetse gezinnen, worden telkens ondergeschikt gemaakt aan een hyperindividuele, opperhedonistische pursuit of happiness. Het betreft hier, de melodramatische wetten van de soap indachtig, natuurlijk een karikaturale uitvergroting van de werkelijkheid, maar dat maakt de daaraan ten grondslag liggende analyse niet minder alarmerend. Die luidt dat de Nederlandse middenklasse in een dramatische crisis verkeert, waarbij traditionele stamverbanden in hoog tempo overboord worden gezet. Het enige motto is: ieder voor zich. Vanaf volgende jaar zal deze problematiek zich nog aanzienlijk verscherpen. Dan treedt namelijk de lang verwachte nieuwe Belastingwet in werking, in de wandelgangen van de Tweede Kamer en het ministerie van Financiën ook wel aangeduid als operatie Jaws. Dit fiscale megaproject, bedacht door Willem Vermeend in zijn dagen als staatssecretaris van Financiën, is misschien wel de belangrijkste maatregel die Paars heeft weten door te voeren. Uitgangspunt van dat nieuwe belastingstelsel is economische liberalisering en dynamisering door middel van minder belastingheffingen, terwijl in het aantal aftrekposten danig wordt gesnoeid. Tot voor kort heette het dat iedere Nederlander van de nieuwe wet zou profiteren, omdat men nu eenmaal drie tot zes procent minder belasting zou gaan betalen. In werkelijkheid, zo bleek onlangs, dreigen grote delen er straks dramatisch op achteruit te gaan. Dat gebeurt met name in de middenklasse. Vanaf 2001 verdwijnt namelijk de renteaftrek van het consumptief krediet. Deze fiscale regeling, ook wel aangeduid als de koelkasthypotheek, houdt in dat rente betaald aan banken voor allerhande persoonlijke leningen van de belasting afgetrokken kan worden. Vanaf 2001 verdwijnt die mogelijkheid. De vraag is hoe hard die klap zal aankomen, want het consumptief krediet heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. Volgens gegeven van het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel stond er in 1999 in totaal voor 22 miljard gulden aan verstrekte leningen voor het consumptief krediet uit. Ruim 5,6 miljoen consumenten sloten in totaal 5,8 miljoen van dit soort leningen af. Het afgelopen jaar is dat aantal ongetwijfeld nog aanzienlijk toegenomen, aangezien de rentestand aantrekkelijk laag was en de financiële industrie zich ongans uitleefde in een reclameoffensief. Het consumptief krediet heeft zodanige vormen aangenomen dat het de economische realiteit van de middenklasse geheel aan het zicht onttrekt. Steeds vaker werd in de wat minder gesettelde segmenten van de middenklasse geld geleend om op vakantie te gaan, een auto te kopen of het huis te verbouwen, om kortom te kunnen voldoen aan de meest basale voorwaarden van het middenklassebestaan. Men zucht onder de torenhoge aflossingen, maar aan het eind van het jaar werd een en ander gecompenseerd door een forse fiscale aftrek van de betaalde rente en zo kwam Jan Splinter toch weer de winter door. Daar komt in 2001 dus in een klap een einde aan. In een eerder stadium beklaagden diverse experts zich al over het gebrek aan aandacht voor de noodlottige consequenties van deze fiscale amputatieregeling. Het Tilburgse onderzoeksbureau IVA rekende verleden jaar uit dat inmiddels meer dan een half miljoen huishoudens in «een risicovolle schuldsituatie» zitten. Van die huishoudens zouden er 233.000 al in een redelijk hopeloze schuldsituatie terecht zijn gekomen, terwijl drie kwart van de gehele probleemgroep ook nog eens «onzichtbaar voor beleid» zou zijn geworden. Kortom, een levensgevaarlijke situatie die vanaf 2001 dramatisch kan verslechteren als de betaalde rente niet meer aftrekbaar blijkt. Volgens de paarse coalitie was het al lang bekend dat deze rigoureuze maatregel in 2001 van start zou gaan, maar voor het overgrote deel van de consumptief-kredietklanten (onder wie naar verluidt relatief veel allochtonen) zal de maatregel niettemin als een genadeklap aankomen. Degenen die beter waren ge ïnformeerd, gingen met behulp van een persoonlijke accountant over tot de vele andere, nog wel in tact gelaten aftrekregelingen. Juist de lagere middenklasse zit in de hoek waar de klappen zullen vallen. Voorzitter B. Westphal van de Vereniging Financieringsondernemingen Nederland pleitte eerder nog voor een «ordentelijke overgangsregeling», maar tevergeefs. Met de operatie Consumptief Krediet wordt hard bal gespeeld, zodanig dat er in kringen van de PVDA - de meest middenklassegevoelige partij van de regeringscoalitie - enige angstdruppeltjes begonnen te vloeien. Jan van Zijl, PVDA-kamerlid, pleitte in het reeds genoemde kamerdebat nu opeens voor «extra maatregelen» omdat in het nieuwe belastingstelsel toch aanzienlijke bevolkingsgroepen financieel rap achteruit gaan. Hij sprak van een miljoenenoperatie om ervoor te zorgen dat iedereen in het nieuwe belastingstelsel een +zachte landing+ zal maken. Staatssecretaris Bos beloofde deze week met ideeën in die richting te komen. Bij de andere regeringspartijen bleek daar weinig animo voor te bestaan. De vertegenwoordigster van de VVD, Bibi de Vries, verklaarde zelfs unverfroren dat de nieuwe Belastingwet nu eenmaal «winnaars en verliezers» kent en dat het kabinet nu niet opeens op de drempel allerlei pleisters moet gaan plakken. Bij navraag blijkt ook Van Zijl niet erg genegen om alle pijn weg te nemen: «De mensen die nog een consumptief krediet hebben lopen, konden weten waar ze aan begonnen. Moeten ze die auto straks maar in vier jaar aflossen.» Hier werd een politiek dilemma geboren dat de komende maanden ongetwijfeld het politieke debat zal overheersen. Als eerdere kabinetten al over zoiets eenvoudigs als het reiskostenforfait konden struikelen, is de kolossale problematiek van de schuldenlast van de Nederlandse middenklasse even explosief als nitroglycerine. En dan te bedenken dat het ergste nog moet komen. Politiek Nederland koerst onvermijdelijk af op een maatregel die de doodsteek zal betekenen voor de Nederlandse middenklasse: de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Het is een discussie die nog met zoveel politieke taboes wordt omgeven dat parlementariërs het tegenwoordig hebben over het «H-woord». Toen Paul Kalma van de Wiardi Beckman Stichting het twee jaar geleden waagde een notitie te schrijven waarin werd gepleit voor het afschaffen van de fiscale aftrek van de hypotheekrente, brak er acuut crisis uit binnen zijn PVDA. Premier Kok, bevreesd voor een «electorale catastrofe», zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat de discussie in de kiem werd gesmoord. Sindsdien durft bijna niemand meer over de hypotheekrenteaftrek te praten. Van Zijl: «Als ik daar iets over zeg, staat het de volgende dag in vijf kolommen op de voorpagina van De Telegraaf en slaan bij iedereen de stoppen door.» Vandaar dat men liever kiest voor struisvogelpolitiek. Behalve dan president Wellink van de Nederlandsche Bank, die kortgeleden verklaarde dat de hypotheekgekte in Nederland «onnatuurlijke» vormen heeft aangenomen. Verleden jaar stond er in Nederland voor 544 miljard gulden aan hypotheken uit. Dat is 65 procent van het bruto binnenlands product. Geen land ter wereld heeft zoveel leningen voor woningen uitstaan. Denemarken, de nummer twee op de hypothecaire wereldranglijst, doet het met de helft minder aan uitstaande schulden. De hypotheekhausse heeft gezorgd voor een sensationele stijging van de huizenprijzen in Nederland en is misschien wel het meest evidente teken van de alom gesignaleerde «oververhitting» van de Nederlandse economie. Tot nu toe kwam het niet van afschaffing van de hypotheekrenteaftrek uit vrees voor grote economische achteruitgang. Zo werd verwezen naar Zweden, dat begin jaren negentig begon te snoeien in deze aftrekmogelijkheid en zichzelf prompt geconfronteerd zag met een forse recessie. Als gevolg van die angstbeelden heerst er heden een murenhoog taboe om het ‘H-woord’ nog in de mond te nemen. Een PVDA-parlementariër kan in de ogen van Kok liever tien keer iets lelijks roepen over de koningin, dan één keer morrelen aan het heiligste aller huisjes, dat van de hypotheekrenteaftrek. Toch komt het er onherroepelijk van. Vindt ook staatssecretaris Bos, die zich afgelopen zaterdag in een interview in de Volkskrant in verband met het door hem voorbereide Jaws II-plan liet ontvallen dat de hypotheekrenteaftrek onvermijdelijk weer in de kijker zal komen. Letterlijk zei Bos: «Ik vind het merkwaardig dat VVD en CDA denken dat de tarieven fors omlaag kunnen, zonder aan de hypotheekrenteaftrek en het pensioensparen te komen.» In die zin mag de afschaffing van de aftrek van het consumptief krediet dan ook worden beschouwd als de prelude op een nog veel ingrijpender en dramatischer stap: het sneuvelen van het dogma van de hypothecaire onschendbaarheid, en daarmee de dreigende liquidatie van de Nederlandse middenklasse als geheel.
Nieuwe Economie
Help, de middenklasse verzuipt!
In de Nieuwe Economie is geen plaats meer voor de middenklasse. Over de valkuilen van consumptief krediet en hypotheekrenteaftrek.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2000/24
www.groene.nl/2000/24