Monika Lenart heeft haast. De dertigjarige Poolse makelaar moet naar een woningbouwcorporatie in Prenzlau, een Oost-Duitse provinciestad dicht bij de grens met Polen. In Prenzlau heeft Lenart onlangs een flat verkocht aan een landgenoot. En dat zint de omwonenden niet. ‘Het is steeds hetzelfde liedje’, zegt ze terwijl ze haar autosleutels zoekt. ‘Mijn Poolse cliënt heeft een woonblok met een aantal woningen gekocht die hij aan Polen gaat verhuren. De Duitse omwonenden zijn bang dat de Polen de huur niet zullen betalen, dat ze overlast veroorzaken, of erger nog, dat ze crimineel zijn. Dus moet ik de mensen daar geruststellen.’
Het makelaarskantoor van Lenart is gehuisvest aan de Karl Liebknechtplatz in Brüssow, een stadje met vijfduizend inwoners nabij de Poolse grens. Binnen bladdert de verf van de muren; Lenart komt er maar niet aan toe haar kantoor op te knappen. Op het plein tegenover haar kantoor verkoopt een Vietnamees voor een paar euro gebloemde omaschorten die in Nederland al sinds de jaren vijftig uit de mode zijn. Hier in de Uckermark, een heuvelachtig gebied met vele meren en een paar biologische boeren in het noordoosten van de voormalige ddr, stikt het echter van de omaatjes met weinig geld in bloemetjesschorten. In de zomer is het er prachtig, de rest van het jaar heerst in de Uckermark armoede, eentonigheid en een werkloosheid van ruim boven de twintig procent. Wie weg kan trekken, heeft dat al lang gedaan, naar West-Duitsland of verder Europa in.
Het vertrek van de jongeren uit de regio en het extreem lage geboortecijfer hebben tot een hoge woningleegstand geleid. Veel huizen in de omgeving van Brüssow stonden de afgelopen jaren leeg en waren voor 20.000 tot 35.000 euro te koop. Nog steeds zijn er leegstaande huizen te vinden, maar het aantal neemt inmiddels af. Ze werden door Lenart en andere makelaars verkocht aan Polen die vanuit het naburige Szczecin naar Duitsland zijn gekomen. Monika Lenart: ‘Inmiddels moet ik steeds beter zoeken naar huizen die ik kan aanbieden. De meeste leegstaande huizen zijn al verkocht. Van de huizen die nog over zijn is het vaak onduidelijk wie de eigenaar is.’ De Poolse kopers komen van net over de grens, uit Szczecin, de Poolse boomtown op een half uurtje rijden van Brüssow. Ooit was Szczecin een Duitse stad. Na de Tweede Wereldoorlog werd de stad Pools. Inmiddels groeit de economie er zo hard dat de huren en grondprijzen soms hoger liggen dan in het dichtbije Oost-Duitsland. ‘Szczecin heeft 430.000 inwoners. Er is niet genoeg plek voor iedereen. Daarom vertrekken steeds meer gezinnen met kinderen die rust en ruimte willen naar Duitsland’, zegt Lenart. Volgens haar halen de meeste Oost-Duitsers hun neus op voor huizen die een paar jaar leeg hebben gestaan: ‘Ze denken dat die alleen nog maar kunnen worden gesloopt. Maar dat klopt niet. Polen zijn handig, ze hebben ervaring met klussen en knappen de huizen zelf op.’
De Polen verhuizen niet alleen naar Prenzlau. Vele honderden zijn al naar het grensdorp Löcknitz vertrokken. Enkele van hen zetten er meubelbedrijfjes, bakkerijen en horecagelegenheden op. De komst van zoveel Polen leidde tot spanningen met de plaatselijke bevolking. Die is bang dat de toch al schaarse banen in de grensstreek door de goedkope Polen worden overgenomen. Voorlopig zal dat echter nog niet gebeuren; Duitsland heeft bedongen dat de grenzen voor werknemers uit het buurland nog tot 2009 gesloten blijven. Alleen ondernemers kunnen zich nu al in Duitsland vestigen. Inmiddels is de Duitse economie echter aangetrokken en zoekt het Duitse bedrijfsleven naar gekwalificeerd personeel. Het tekort aan personeel met een technische opleiding is inmiddels zo groot dat de Duitse regering in september besloot om voor Oost-Europese ingenieurs het werkverbod op te heffen. Maar experts verwachten dat deze maatregel weinig zoden aan de dijk zal zetten. De meeste geschikte Oost-Europeanen zitten allang in Groot-Brittannië en Ierland, waar ze al sinds 2004 ongestoord kunnen werken.
De angst voor de onbekende oosterburen is en blijft echter groot onder de Oost-Duitsers. Dat bleek onlangs nog uit een opiniepeiling: maar liefst 59 procent van de Oost-Duitsers is tegen het afschaffen van de grenscontroles met Polen vanaf 22 december, uit vrees voor een toename van de criminaliteit. Op die dag wordt de Schengen-zone uitgebreid met de in 2004 tot de Europese Unie toegetreden Oost-Europese landen en zijn de controles aan de Duits-Poolse grens na 62 jaar verleden tijd.
In de grensstad Frankfurt aan de Oder leidde de ophef rond de afschaffing van de grenscontroles tot een stijging van de verkoop van alarminstallaties. Het werd er niet veel beter op toen eind oktober zowaar de grenspolitie in Frankfurt demonstreerde tegen de afschaffing van de grenscontroles. De Poolse collega’s zouden nog niet voldoende zijn voorbereid op het wegvallen van de grens. cdu-minister Schäuble van Binnenlandse Zaken reageerde geïrriteerd op de demonstratie. Hij ziet de uitbreiding van de Schengen-zone als laatste onderdeel van het wegvallen van het IJzeren Gordijn. Volgens Schäuble komen er in plaats van grenscontroles gemeenschappelijke Duits-Poolse patrouilles in een strook van dertig kilometer aan beide kanten van de grens. Bovendien weerleggen de statistieken de angst voor een toename van de criminaliteit: de afgelopen jaren is de misdaad in de grensstreek afgenomen.
In plaats van bang te zijn en te klagen over de Polen zouden de Oost-Duitsers er beter aan doen de kansen te benutten die de komst van Polen met zich meebrengt. In hetzelfde Frankfurt aan de Oder woont inmiddels een aantal Poolse studenten van de lokale Europa-Universiteit Viadrina. In de Poolse grensstad Slubice heerst woningnood; in Frankfurt zijn er leegstaande flats genoeg. De noodlijdende woningbouwcorporaties worden zo door de komst van de Polen uit de brand geholpen. Net over de grensbrug in Slubice hebben zich enkele tandartsen gevestigd die goedkoop Duitse klanten bedienen. Een aantal Duitsers werkt inmiddels als assistent bij de Poolse tandartsen. Een Duitser is altijd handig voor de vertalingen.
Ook in Pasewalk, een stadje niet ver van Brüssow, ziet de toekomst er steeds Poolser uit. Nergens in Duitsland wordt zoveel Pools geleerd als in Pasewalk. De inwoners stellen zich in op de komst van de buren. Poolse adviesbureaus, restaurants en bouwbedrijven: ze zijn er allemaal al.
Een van de nieuwe bewoners van Pasewalk is Jaroslaw Wieczorek, een veertigjarige ondernemer uit Poznan. Wieczorek is het prototype van ‘de nieuwe Pool’ – vlot gekleed, hij spreekt zijn talen, en vooral: hij is flexibel. ‘Daar ontbreekt het de Oost-Duitsers nogal aan’, zegt hij in zijn compleet gerenoveerde kantoor op een bedrijvencomplex aan de noordkant van Pasewalk. Achter de productiehallen van zijn bedrijf Romag staan lege hallen van opgedoekte Oost-Duitse bedrijven te verpieteren. Dat zal Wieczorak niet gebeuren. De fabrikant van auto-onderdelen begon nog geen half jaar geleden zijn productie in Pasewalk. Inmiddels heeft hij al negentien Oost-Duitsers in dienst. Jaroslaw Wieczorek: ‘In Poznan zijn geen geschikte werknemers meer te vinden.’
Dat heeft ertoe geleid dat de loonkosten voor geschoold personeel zoals cnc-bedieners en lassers in Poznan inmiddels zo ver zijn gestegen dat ze vergelijkbaar zijn met die in Oost-Duitsland. Wieczorek: ‘In het algemeen zijn Polen flexibeler. Ze trekken achter het werk aan. Natuurlijk zijn er ook veel Oost-Duitsers naar het westen vertrokken, maar vooral de wat oudere mannen zijn als het maar even kon in hun geboortestreek gebleven, waar ze hun gezin hebben. Die mensen neem ik nu in dienst.’
Wieczorek kan het zelf nog nauwelijks geloven dat hij een deel van zijn bedrijf in Duitsland heeft opgezet. In Poznan heeft hij een stuk of zestig mensen in dienst die speciale onderdelen voor autofabrikanten produceren. Zijn klanten zijn vooral internationale bedrijven als Volkswagen en Bridgestone, die grote fabrieken bij Poznan hebben.
Wieczorek kwam naar Pasewalk nadat de burgemeester van dat stadje op reclametournee naar Polen was gegaan. Wieczorek: ‘Toen hij in Poznan vertelde welke mogelijkheden er in Pasewalk zijn om subsidiegeld te ontvangen voor investeringen en hoe laag de loonkosten liggen, kon ik mijn oren niet geloven. Daarna ben ik hier op bezoek gegaan en kon ik nog steeds niet geloven wat de mensen me hier vertelden. Toen ben ik gaan rekenen. Nu zit ik hier.’ Inmiddels heeft hij al anderhalf miljoen euro geïnvesteerd in zijn vestiging in Pasewalk. Ongeveer veertig procent van dat bedrag bestaat uit Duitse en Europese subsidies.
Volgens Wieczorek is het voor zijn bedrijf ideaal om vestigingen in twee landen te hebben: ‘In Pasewalk maken we precies dezelfde producten als in Poznan, maar ik kan er nu het labeltje Made in Germany opplakken. Dat telt.’
Hij pendelt elke week tussen Pasewalk en Poznan; vier dagen in Duitsland en het weekend in Polen. Aan verhuizen naar Duitsland denkt hij niet: ‘Ik heb twee kinderen, die willen hier niet naartoe. Poznan is een universiteitsstad, daar is leven in de brouwerij. In Pasewalk gebeurt niets. De avonden zijn hier donker. En heel lang.’