Toen Lotte van den Berg (1975) studeerde aan de regieopleiding in Amsterdam had ik geen idee dat ze de dochter is van de performer, toneelmaker en poppenspeler Jozef van den Berg (1949). Na afloop van haar afstudeervoorstelling in 2001, een collage van wat ze tijdens haar opleiding had gemaakt en ondernomen, had ik een publiek interview met haar. Tijdens dat gesprek haalde ze opeens ‘mevrouw De Heks’ uit haar tas (het kan ook ‘meneer De Koning’ zijn geweest, of ‘mannetje Pluim’; in ieder geval een pop die als personage een belangrijke rol speelde in vrijwel alle voorstellingen van Jozef van den Berg). Haar vader speelde toen al twaalf jaar niet meer. Met een bewogen toespraak nam hij op 14 september 1989 in De Singel in Antwerpen afscheid van zijn vak en zijn publiek, en trok zich daarna terug als kluizenaar, monnik, asceet.
Lotte van den Bergs nieuwste voorstelling opent met die toespraak: eerst door Jozef zelf, op tape. Daarna door toneelspeler Dirk Roofthooft. De regisseur leidt die toespraak persoonlijk in: met haar vijf toneelspelers/performers en haar scenograaf wil ze in Winterverblijf onderzoeken hoe de lege ruimte die haar vader in 1989 achterliet ingevuld kan worden. Als motto koos Van den Berg een gedicht van Wislawa Szymborska: ‘Leven voor de vuist weg/ Voorstelling zonder repeteren/ Lichaam zonder passen/ Hoofd zonder overleg/ De rol die ik speel ken ik niet/ Ik weet alleen: hij is van mij, mag niet geruild/ Waar het stuk over gaat/ moet ik maar raden op het toneel’.
Beelden uit Winterverblijf exact beschrijven zou een soort verraad zijn. Dirk Roofthooft doet een half uur lang pogingen om bijna op te komen. Als hij er uiteindelijk is, oefent hij (repeteren kun je het niet noemen) verscheidene toonzettingen voor een gedicht van Joseph Brodsky, Nature Morte. Marlies Heuer brengt dienbladen met spullen op die ze telkens uit haar handen laat vallen, waarna ze een van haar kunstvormen – de mime – inroept om de handeling zonder gevaar te klaren. Ze heeft één zin tekst, die ik niet verklap en die aankomt als een mokerslag. De jonge toneelspeelster Marij Verhaevert blijft woordloos zeer aanwezig, hanteert liefdevol meubilair en stoffer & blik. Zangeres Judith Vindevogel zingt onder meer fragmenten uit Cantate BWV 82, Ich habe genug van Bach. En dan is er nog Sainkho Namtchylak, een zogeheten boventoonzangeres uit het grensgebied tussen Siberië en Mongolië, een gebied dat de regisseur bereisde als inspiratiebron voor de voorstelling. Wat deze vrouw aan klanken laat horen, gezeten op een simpel klapstoeltje, grenst aan het ongelooflijke. Van wonderlijk ijl hoog tot zeer diep en heel laag.
Het ontwerp van de toneelruimte is van beeldend kunstenaar, vormgever en toneelmaker Jan Joris Lamers. Op de houten vloer van speciaal voor deze voorstelling geïmporteerd (cipressen)hout staat een coulissendecor bestaande uit twee zestien meter hoge beweegbare panelen. Het is een dubbel beeldcitaat uit de West-Europese en de Nederlandse toneelgeschiedenis: uit het théâtre á l’italienne, waar het speelvlak ooit van voor naar achter werd opgedeeld in zogeheten plannen: ‘speelbanen’ evenwijdig aan het voetlicht. En uit de voorstellingen van Lamers’ theatergezelschap Maatschappij Discordia, nu ‘uitvergroot’ voor de schouwburgen.
Dit is de eerste voorstelling van Lotte van den Berg voor de grote zalen. Ik kwam er stil, aangedaan en geraakt uit. Een beetje zoals dat jochie uit Eduardo Galeano’s Het boek der omhelzingen die voor het eerst de zee ziet en tegen zijn vader stamelt: help mij kijken!
Winterverblijf toert t/m 1 februari langs Nederlandse theaters; inlichtingen: www.toneelhuis.be