Ik luisterde toch en het ondenkbare geschiedde: mesmerized. De Oekraïense virtuoos Alexander Hrustevich is de Horowitz van de bayan, het knopaccordeon van Rusland.
Hij komt uit Oekraïne en studeerde in Kiev bij een trits trekzakprofessoren met ondoorgrondelijke namen. Zijn virtuele ster rees toen in 2008 een eerder Vivaldi-filmpje op YouTube viraal ging. In Nederland bleef hij een obscure naam, al heeft hij er wel gespeeld. Hrustevich trad in Kiev op met Bobby McFerrin, maar zijn cd’s zijn nergens te krijgen. De bayan is een bedrijfsongeval. Zijn vader, zelf amateur, kocht een instrument voor hem toen hij vijf was. Was het piano of viool geweest, dan had hij inmiddels het Elisabeth- of Tsjaikovski-concours gewonnen. Hier het bewijs dat zonder voetnoot kan: youtube.com/watch?v=SzA8O-aTOTQ.
Dit arrangement is meer dan een showcase, meer ook dan opportunistisch parasitisme van een instrumentalist zonder repertoire. Belangrijker is dat de smartlappenassociaties in rook opgaan en het instrument bijzakelijk wordt, een medium voor iets groters. Zo maakt hij de weg vrij voor een onvoorstelbaar arrangement van de Passacaglia en fuga BWV 582, een van Bachs grootste orgelwerken.
Een serieuze accordeonist van dit kaliber kan niet anders dan bewerken: veel serieuze muziek is voor dit instrument niet geschreven, hoewel bijvoorbeeld Sofia Goebaidoelina zich niet onbetuigd heeft gelaten. Maar deze jongen kan het zo dat alle noten in hun waarde blijven. Hij voelt met de genade van de grootsten waar ze heen willen. Zijn ritmische precisie is weergaloos.
Op YouTube vond ik meer. De finale van Tsjaikovski’s Vioolconcert in het knulligste amateurfilmpje ooit, met het amateurcircusgehalte dat het nog ontroerender maakt en de Russische Schmalz die het kanonnenstuk verbouwt tot helse volksmuziek. Het gros van de muziek is middelmatig, een grabbelton van semi-populaire faits divers. Een Hongaarse dans van Brahms en obligate Piazzolla-achtige dingen, pseudo-Argentijnse edelkitsch, repertoire dat volledig steunt op het gezag van die geweldige artiest.
Als je langer kijkt zie je de frictie tussen spel en speler; de noten schitteren, die jongen zou heel Buenos Aires in tranen brengen, maar de man lijkt dood; een dikke, vlekkerige jongen met een onderkin. Geen zichtbaar charisma, lachen wil niet. De hulpeloze gevangene van een Paganini-demon. In Omaggio ad Astor Piazzolla van ene Zubitsky beklopt hij ritmisch zijn instrument en zingt hij met een merkwaardig hoge stem en grandioos gemak met de muziek mee, terwijl dat uitgebluste slagersjongenshoofd geen sprankje licht uitzendt, alsof de Heilige Geest in de verkeerde levensvorm is gevaren. Maar zijn innerlijke Johnny Meijer drijft je dol in het lied van de oude Moskouse taxichauffeur, een Russische classic die hij vertolkt met de bravoure waarvan de gemiddelde Moskouse straataccordeonist mismoedig kleumend droomde. Voor elk nummer kijkt Hrustevich naar de hemel, waar niks is. In die knaap zit een boek, misschien is dat het.