
Frank Underwood, de gehate politicus in House of Cards, is een moordenaar. En toch is het mogelijk van hem te houden. En niet alleen van hem. In de moderne televisiedramaserie lééft de antiheld of antischurk. Wie naar Underwood (Kevin Spacey) kijkt, ziet ook de menseneter en psycholoog Hannibal Lecter (Mads Mikkelsen) in Hannibal. De truc van deze hero-villains is dat ze je medeplichtig maken aan wat ze doen en wie ze zijn, zodat je als toeschouwer hun identiteit aanneemt. De barokke intellectueel Lecter vormt een verlokkelijk figuur: artistiek, belezen, aantrekkelijk, succesvol. Dat geldt ook voor Underwood: hoogst intelligent, charmant en iemand die het ondanks zijn lage afkomst schopt tot machtigste man van de wereld. Het zijn mannen die we zelf zouden willen zijn, ook al is dat nog zo onbewust. Ze kunnen ons veranderen.
Als ik aan Underwood en Lecter denk, dan zie ik onwillekeurig massa’s mensen voor me over de hele wereld die maskers van beide mannen opzetten, bijna zoals de demonstranten van Anonymous met die kartonnen gezichten van hun icoon Guy Fawkes. Ze meten zich zijn identiteit aan, omdat hij een uitdrukking is van iets wat ze willen voelen, maar wat ze in het dagelijks leven niet zouden mogen of kunnen voelen. Iets illegaals. Zo ook in het geval van Underwood en Lecter. Het is niet toegestaan van een kannibaal te houden, noch is het geaccepteerd een politicus aan te hangen die mensen vermoordt. En toch, allebei hebben ze mijn hart gestolen en daarmee hebben ze misschien ook wel mijn identiteit een heel klein beetje overgenomen.
Hoe Underwood en Lecter ons bewustzijn binnendringen heeft te maken met het creëren van een band tussen toeschouwer en kunstwerk. En die is van alle tijden, getuige de grote inspiratie voor House of Cards, namelijk Richard III van William Shakespeare. Underwood is de reïncarnatie van Shakespeare’s machtsbeluste Richard III, telg uit de dynastie van Plantagenet aan wiens koningschap in 1485 een einde kwam toen hij sneuvelde in de strijd tegen Henry Tudor bij Bosworth in Midden-Engeland. Overeenkomsten tussen Frank (laten we hem gewoon ‘Frank’ noemen) en Richard zijn evident: een ambitieuze, mentaal instabiele politicus gaat over lijken om aan de macht te komen. Afgezien daarvan is er ook het detail dat Kevin Spacey vlak na elkaar zowel de rol van Frank in Washington anno nu heeft vertolkt als die van de hertog van Gloucester in het Engeland van de late Middeleeuwen, respectievelijk op televisie en in de Old Vic waar hij artistiek directeur was. Zo zijn Frank en Richard over elkaar heen gesuperponeerd. Frank: house majority whip die in seizoen 1 aan de kant wordt gezet zoals Iago in Othello, en daarna in seizoen 3 president wordt dankzij zijn echtgenote Claire (Robin Wright), zijn Lady Macbeth. Wanneer Frank door de corridors van het Witte Huis waart is het nét alsof hij een beetje gebrekkig loopt, alsof hij iets van een gebogen rug heeft zoals de mismaakte Engelse koning van de geschiedenis en van Shakespeare.
De belangrijkste overeenkomst tussen Frank en Richard, in ieder geval de Richard van Shakespeare, zit ’m in de tekst zelf, in het gebruik van een stijlfiguur: de terzijde. Dat wil zeggen het moment in een theaterstuk wanneer het personage de vierde wand doorbreekt en niet zijn medespelers aanspreekt of zelfs een innerlijke monoloog houdt, maar zich direct tot de toeschouwer richt. Vanaf de eerste scène is de terzijde de belangrijkste stijlfiguur in Richard III. Juist in deze ‘fair well-spoken days’ zal Richard laten zien wie hij werkelijk is en hoe hij denkt: ‘I am determined to prove myself a villian,/ And hate the idle pleasures of these days.’ En dit alles terwijl hij naar ons kijkt, wij met onze gemakzuchtige levens. En Frank: aan het begin van het eerste seizoen kijkt hij ons recht aan terwijl hij een aangereden hond met zijn handen doodt en zegt: ‘Moments like this require someone who will act, who will do the unpleasant thing, the necessary thing.’ En in het tweede seizoen wanneer hij aan het einde van de aflevering onze aanwezigheid in zijn verhaal onderkent en zegt: ‘Did you think I’ve forgotten you? Perhaps you hoped I had.’ En later, trots: ‘I used to be on the edge of the frame. Now, I’m only three feet away.’ En nog een keer, voor het geval we aan zijn intenties twijfelen: ‘There are two types of vice presidents, doormats and matadors. Which do you think I intend to be?’

De terzijde. Wat een potent wapen kan dat wel niet zijn voor een politicus, mogelijk zelfs een democratisch instrument om de geijkte kloof tussen politiek en kiezer te overbruggen. Underwood wéét dat. Daarom transformeert hij zijn terzijdes tot televisiespeeches waarin hij tot afschuw van iedereen op Capitol Hill eerlijk en hartstochtelijk spreekt.
Als Frank ons kan veranderen, en ik denk dat hij dat kan, dan moeten er op dit moment politici in de echte wereld zijn die Underwood hierin zouden willen volgen, of dat tenminste overwegen. Of zijn onze politici hier niet slim genoeg voor? De enige gelegenheid wanneer de echte politici zich aan terzijdes wagen komt inderdaad wanneer ze het volk toespreken. Maar dit zijn nep-terzijdes, want ze willen niet echt contact met het publiek, ze willen boodschappen overdragen via communicatie in één richting. De echte terzijde impliceert feedback; de echte terzijde plakt een masker van de spreker op het gezicht van de toehoorder. Voor de gebruiker van deze stijlfiguur kan de beloning groot zijn. Stel nu dat ex-staatssecretaris Fred Teeven (zijn norse baas Ivo Opstelten lijkt op dit punt een verloren zaak) zich tijdens zijn aftreden rechtstreeks tot de camera had gericht en écht zou hebben verteld wat hij precies bedoelde met zijn statement dat hij de Teeven-deal heeft bekonkeld ‘voor volk en vaderland’. Voorspelling: Teeven for president zou in de dagen daarna een reële mogelijkheid worden. De medeplichtige kiezer-kijker zou weerloos staan tegenover de verlokking van een Teeven-terzijde.
De terzijde geeft je direct toegang tot de gedachtewereld van het personage, tot zijn dromen en angsten, hoe hij werkelijk denkt over anderen, wat hem ten diepste drijft. De terzijde onthult geheimen. Hij creëert een emotionele band tussen personage en toeschouwer; hij maakt ons medeplichtig. De grote originaliteit van Richard III, schrijf Harold Bloom in The Invention of the Human (1998), is gelegen in de wijze waarop Shakespeare toeschouwer en hero-villain aan elkaar koppelt. We verkeren op een ontstellend intiem vlak met Richard (en dus ook met Frank). Buckingham, vertrouweling van Richard die later wordt geëxecuteerd, is ons surrogaat. En dat kost ook ons de kop. We verdienen onze onthoofding, zegt Bloom, omdat we machteloos staan tegenover Richards hemeltergende betovering die ons allemaal tot machiavellisten maakt.
We denken zoals Richard denkt en zoals Frank denkt, want ze zijn inwisselbaar door de terzijdes, die besmuikte, slimme, woedende, tedere monologen uitgesproken terwijl ze ons in de ogen kijken. Door de terzijdes is alles bekend over Frank: wat het beleid van de Democraten is inzake een breed scala van onderwerpen, van het onderwijsstelsel tot de pensioengerechtigde leeftijd, wat hij en zijn collega’s allemaal moeten doen om wetsvoorstellen door het Congres te krijgen, welke deals ze moeten sluiten en hoe zo’n deal dan werkt. We weten wat Frank drijft. Hij is eerlijk. Vertederend. Een moordenaar, ja. Maar een moordenaar die misschien een geweten heeft. Dat zou hem erger maken – de vleesgeworden banaliteit van het kwaad, een reflectie van de mensen die zich verzamelen om naar hem te kijken.
Tussen het publiek van Richard en dat van Frank zit weinig licht. Bloom schrijft: telkens als een groep mensen bijeenkomt om naar een werk van de verbeelding te kijken, schept zo’n publiek een sfeer van sadomasochisme. Dat deden mensen in Shakespeare’s tijd. Maar wij kijkers naar televisiedrama kunnen dat nog beter. We proppen ons nachten aaneen vol met afleveringen, omdat we willen worden vermaakt door het lijden van anderen, net zoals de Elizabethanen dat deden. Bloom: ‘Richard lijft ons in, en wij martelen mee. We delen in het verboden plezier, met als bijkomende tinteling de mogelijkheid dat wij zelf ook slachtoffers kunnen worden op het moment dat de gebochelde vermoedt dat we onze medeplichtigheid laten schieten.’
Misschien is Hannibal nog de beste illustratie van hoe dit werkt. In deze serie zijn er geen terzijdes, maar die zijn niet nodig. De medeplichtigheid wordt gecreëerd door onze identificatie met de mogelijke held, de geestelijk gestoorde Will Graham, fbi-agent en patiënt van dr. Lecter. Will kan extreem empathische gevoelens ervaren, wat hem rechtstreeks toegang biedt tot de ziel van moordenaars. Will is een surrogaat, onze link met Lecter, de killer van wie hij is gaan houden. De verlokking van duistere driften, seks, moord, noem maar op, overheerst in al die nachten van eindeloos praten waarin Lecter voor Will en de anderen kookt. En wij consumeren mee.
De hero-villians. Lecter en zijn ‘collega’ Frank lokken ons binnen met hun charme. Eenmaal in hun wereld wordt de vraag wie wij dan zijn continu bijgesteld. Wat ‘goed en kwaad’ inhoudt, wat mogelijk is in het menselijk leven – over deze thema’s verbreden de series ons voorstellingsvermogen.
Op dit moment is Frank in zwaar vaarwater beland. De Democraten willen hem niet als presidentskandidaat, en ik lach hardop als ik dat hoor, want inmiddels denk ik zoals Frank. Met mijn vriendin naast me op de bank verzin ik een terzijde: wat een onnozelen, wat een minkukels, even dom als onze eigen politici. Weten ze niet dat ze Frank hiermee vrij spel geven? Maar wat ik echt denk, beste lezer, is dit, mijn terzijde aan u, mijn voorspelling van hoe het gaat aflopen: Frank Underwood is een moordenaar, maar hij heeft alle goeds van de wereld in zich. Dat is toegegeven niet veel, maar het zal net genoeg zijn voor verlossing.
House of Cards, seizoen 3, is momenteel te zien op Netflix