
Rafaël was circa 1519 aan het werk aan dat schilderij dat later Trasfigurazione is gaan heten, verheerlijking. In de levensbeschrijving van de meester vertelt Giorgio Vasari dat het onder kunstenaars algemeen wordt beoordeeld als het fraaiste, meest glorieuze en het goddelijkste dat Rafaël ooit heeft gemaakt: la più celebrata, la più bella e la più divina. Ik geef de Italiaanse woorden die toen door kunstenaars zijn gesproken. Op heldere wijze getuigen ze ervan hoe de collega’s toen het schilderij bewonderden. Het tafereel (olieverf op paneel) is een opbouw in twee delen. Bovenin zien we Christus in geheimzinnig licht zweven. Hij was met drie leerlingen een hoge berg op gegaan waar ze alleen waren. Aldus Mattheüs, vers 17. Dan verandert Jezus van gedaante: zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren waren wit als het licht. Naast hem zien de leerlingen ook een verschijning van de profeten Mozes en Elia. Die hadden, geloof ik, de Messias al aangekondigd. Er glijdt een schaduw van een stralende wolk over hen heen en een stem van boven zegt: dit is mijn geliefde zoon (…) luister naar hem. Dat doet hen schrikken. Het was dit wonderbaarlijke bovenste gedeelte eigenlijk waarvoor Vasari het woord divina gebruikt. Als je wilt weten hoe je, vederlicht als een hemelvaart, de verheerlijking van Jezus moet uitbeelden, moet je bij Rafaël terecht – een wonder van glanzende helderheid, chiarezza di splendore, en Jezus in een kleed wit als sneeuw.
Het onderste deel van het schilderij ligt in de schaduw van de berg. Daar in dat halfdonker zitten de overige leerlingen. Voor een compacte en toch ook lenige mise-en-scène was het nodig dat de berg laag leek, zodat, voor de toeschouwer, de twee plekken van handeling in elkaars buurt in het zicht bleven. Terwijl Jezus boven is, komt een groep mensen bij de leerlingen met een spastisch bewegend jongetje dat door een boze geest bezeten is. Om daarvan het dramatische te verbeelden is die scène dicht met figuren gevuld. Ook zit de groepering vol heftige en abrupte bewegingen en verstrakte gelaatstrekken. Onder in beeld is het zo woest en onrustig als het boven helder doorzichtig is.
Behalve de regie van de bewegingen is het ook de feilloze belichting waardoor dit schilderij zo spannend van opwinding is. In een verwrongen houding, schreeuwend en met rollende ogen, strekt deze jongeling zich uit, en hoe zwaar zijn lijden is, ziet men aan zijn lichaam, zijn aderen en polsen, aangetast als ze zijn door de boze geest, en doodsbleek maakt hij een onbeheerst en angstig gebaar. Dit is hoe Vasari, vanuit dat incident, de opwinding ziet ontstaan die de hele enscenering beheerst. Die choreografie, in het schilderij, van korte en strakke en lange en gebogen bewegingen die overal dwars op elkaar stoten – maar met daarboven de stille hemelse Christus – was uiterst nieuw. Kennelijk voelden de tijdgenoten dat ook zo. Het was ook Rafaëls laatste schilderij. Toen het klaar was, zegt Vasari dan plechtig, werd hij verrast door de dood.

Dat was april 1520. Rafaël had zijn werk gemaakt in opdracht van Giulio de’ Medici. Tezelfdertijd had die kardinaal (later paus Clemens VII) ook bij de schilder Sebastiano del Piombo nog een altaarstuk besteld. Die Opwekking van Lazarus was even groot als het schilderij van Rafaël en ze waren bestemd voor de kathedraal van Narbonne waar Giulio ook bisschop was. Dat liep later anders. Vasari schrijft in de biografie van Sebastiano Veniziano (zoals hij daar heet) dat de Lazarus in wedijver (concorrenza) met de Trasfigurazione gemaakt werd. Er was toen in Rome ook sprake van dat Sebastiano uit Venetië bij zijn ontwerp geholpen was door Michelangelo, die in artistiek opzicht een concurrent was van Rafaël. Die twee lagen mekaar niet. Ook Vasari heeft het daarover: er waren twee kampen. Inderdaad is de Lazarus zwaarder in opzet, logger zelfs. Het schilderij zit vol handige symmetrieën. Het is vooral gedegen, mooi gedragen en atmosferisch in kleur.
PS. De Nederlandse vertaling van een keuze uit Giorgio Vasari’s Le Vite verscheen onlangs opnieuw: De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten, bezorgd door Henk van Veen, vertaald door Anthonie Kee, Atlas/Contact. Een onmisbaar en vermakelijk boek