Mag ik eerst even terugkomen op mijn vorige column? Zoals die dingen gaan, let ik sindsdien nóg scherper op teksten op nos.nl. Onlangs weer eens een die ik echt niet kan laten lopen. Er was een verhaal over een redding met een helikopter ergens in Amerika. Gezin – vader, vriendin, zoon – komt tijdens een wandeltocht voor een onoverkomelijk probleem te staan: een metershoge waterval! Ze kunnen niet verder. Paniek! ‘Mobiele telefoons hadden geen bereik en teruggaan was geen optie.’ De vader besluit iets te ondernemen. ‘Whitson probeerde eerst nog “We hebben hulp nodig” in een stok te kerven, maar de stok bleef steken in het kolkende water.’ Vervolgens schrijft hij een briefje en stopt dat in een waterflesje: ‘We zitten vast hier @ de waterval. Zoek hulp alsjeblieft.’ Ze hadden alles gedaan wat ze konden. Wachten was het enige wat restte. Vreselijk, midden in de ongerepte wildernis, mijlenver van alles verwijderd. De dood zat ze op de hielen. Nou ja, ze kropen dan maar in hun slaapzakken. ‘Die nacht al werden ze gewekt door een luidspreker uit een helikopter. Het was te donker voor een reddingsoperatie, dus werd hun verteld rustig te wachten tot de ochtend.’
Wat was er gebeurd? ‘Whitson was verbijsterd dat zijn noodkreet zo snel effect had. Achteraf bleek dat twee wandelaars de fles enkele uren na het verzenden al uit de rivier hadden gevist, zo'n halve kilometer verderop. Zij sloegen alarm bij een camping.’ Een halve kilometer verderop. Camping. Wat?! De helikopterpiloot was ook helemaal van de kook: ‘De 51-jarige helikopterpiloot had dit zijn hele carrière nog niet meegemaakt. Tegen de krant zei hij: “Een heleboel puzzelstukjes vielen op z'n plek.”’ Ik geloof dat ik ook van de kook zou zijn als ik wist dat ik een totaal nutteloze, geldverslindende reddingsoperatie had uitgevoerd terwijl de geredden een stukje verderop gewoon op de camping hadden kunnen overnachten.
Bij mij deed zich de afgelopen tijd ook verbijstering voor. Dat woord mag ik best gebruiken, als Curtis Whitson het mag gebruiken voor zijn spectaculaire redding. Hengelo. Om verschillende redenen zat ik de afgelopen tijd vaak in een auto die over de Amsterdamse ring reed. Voornamelijk de Ring Noord en Oost. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet weet hoe het zit op de Ring Zuid en West. Hengelo. Waar je ook gaat, waar je ook kijkt: je wordt naar Hengelo gestuurd op de ring van Amsterdam. Misschien is het ook zo in Rotterdam en Utrecht, dat weet ik niet. Als je het eenmaal ziet, net als die koddige berichten op nos.nl, blíjf je het zien. Je gaat je afvragen wat daar is, in Hengelo. En: wélk Hengelo? Er zijn namelijk twee Hengelo’s, een in Overijssel, tussen Almelo en Enschede, en een in Gelderland, deel van de gemeente Bronckhorst. Beide zijn geen provinciehoofdsteden, Hengelo had op al die borden op de Ring van Amsterdam net zo goed Holten of Eibergen of Ootmarsum of Enschede kunnen zijn. Er is – ik zocht het even op – niet heel veel speciaals te zien of te doen in Hengelo, Overijssel. Ik ken de stad vooral van de Fanny Blankers-Koen Games, er zal dus een goed geoutilleerde atletiekbaan zijn. Machinefabriek Stork is er ontstaan, maar Charles Theodorus Stork was zijn hele leven een Oldenzaler. Schilder Theo Wolvecamp is er geboren. Of worden alle automobilisten op de ring toch naar het Gelderse Hengelo gestuurd? Daar wonen ongeveer 6500 mensen, een ervan is Hendrik Jan Lovink, zanger en gitarist van Jovink en de Voederbietels en op de derde zondag in april vindt er het Hengels dweilfestival plaats.
Volstrekt duister, dit. Waarom? Waarom moet iedereen naar welk Hengelo dan ook? En voor de goede orde: ik verzin dit niet, en uit deze tekst spreekt geen hoofdstedelijke arrogantie. Ik weet hoe dat werkt, mensen uit Hengelo (Ov/Gld) lezen dit en voelen zich meteen aangesproken in hun minderwaardigheidsgevoelens en gaan ingezonden brieven schrijven met daarin de mededeling dat Amsterdam of de Randstad niet het middelpunt van de aarde is. Nou, nu we het er toch over hebben: soms is Amsterdam dat wel, in elk geval het middelpunt van Nederland, simpel en alleen omdat het de hoofdstad is. Zou de provincie soms eens trots kunnen zijn op hun hoofdstad? Alleen al het feit dat op tientallen borden boven en langs de ring Hengelo vermeld staat, zou de Hengeloërs met dat gevoel kunnen vervullen.
Het enige wat ik kan verzinnen is dat Hengelo meebetaald heeft aan de ring van Amsterdam. Anders kan ik het niet verklaren, anders is het mij volstrekt duister. Het leidt wel tot vrolijkheid in de auto. ‘Ja! Hengelo!’ roepen de bestuurder (altijd dezelfde) en ik wanneer de plaatsnaam opduikt. Het wachten is op het moment dat de bewegwijzering zó dwingend gaat werken, dat de bestuurder een onbedwingbaar verlangen niet langer kan negeren en we inderdaad, eindelijk, richting Hengelo gaan. En dat we, bij aankomst, allerlei puzzelstukjes op hun plek zien vallen, en we als de 51-jarige helikopterpiloot in Amerika kunnen verzuchten dat we zoiets ons hele leven nog niet hebben meegemaakt.