Ze zei me dat angst verlammend kan werken, en dat als je denkt aan dat waar je bang voor bent, het haast altijd uitkomt. Zo had ze begin die week nog gedacht dat haar oppasklus zou worden afgebeld; ze werd op donderdag geappt en liep voor de zoveelste keer de paar tientjes die ze zwart zou verdienen mis. En op de terugweg van een etentje in Amsterdam had ze nog gedacht dat er daar vast en zeker een controle zou zijn; ze kreeg later een parkeerboete in haar bus.
Ik denk dat dat het moment is geweest waarop ik niet meer bang wilde zijn voor een nieuwe oorlog, een oorlog hier, een oorlog tegen moslims. Al speelt er wel iets anders; elders vechten mensen al jaren, en ze blijven vechten. Ze gooien met stenen, en ze blijven gooien. Die stenen brokkelen af, hun muren liggen inmiddels op de grond, maar hun hoop verliezen ze niet, blijkbaar. Dat is iets wat ik nooit heb begrepen, dat mensen de moed kunnen opbrengen om midden in een oorlog door te leven. God is de enige die ons het leven mag ontnemen, maar tegelijkertijd denk ik: liever jijzelf dan een ander, toch? Maar, ik ben nu eenmaal een angstige jongen en – al zijn mensen sowieso niet zo geschapen om ertegen te kunnen – de oorlog is niets voor mensen vol angsten.
Gisterenmiddag zag ik tijdens mijn pauze in de papieren krant een foto van een vrouw in een zwarte abaya met een aantal groene strepen. Ook droeg ze een groene hoofddoek en om haar rechterschouder een tas en ze stond in een werphouding. Droge grond, achter haar een brand, verderop een grote groep – voornamelijk mannen. Onderschrift: ‘Een vrouw gooit stenen naar het Israëlische leger aan de grens met Gaza’.
Ik besef nu dat die foto de reden is dat ik afgelopen nacht op een tijdstip waarop ik vroeger allang in bed lag, zo graag iets wilde schilderen. Op een van de witte kaartjes uit het bakje met blanco memoblaadjes maakte ik in olieverf bomen met grote lichtgroene toppen en heldere bruine stammen, bomen die reikten tot aan de blauwe lucht. Ik wilde de foto, die langer dan een dag niet uit mijn gedachten was gegaan, vervangen door leven.
De vrouw deed me denken aan de moeder van een goede vriend. Ook zij bindt haar hoofddoek voor haar mond. Zodat ze niet ziek wordt door de vieze lucht, vertelde die vriend een keer.
Nu Bevrijdingsdag eraan komt, denk ik na over oorlog. Ik realiseerde me dat ik tijdens Dodenherdenking nooit stil heb gestaan bij de oorlogsslachtoffers – niet uit protest of zoiets – behalve die ene keer toen ik nog als vakkenvuller werkte in een supermarkt en alles en iedereen plotseling stil was.
Hizir Cengiz (1998) debuteerde vorig jaar met ‘De wereld is een bak vol modder’ in De Groene Amsterdammer. Voor het essay ontving hij de Jan Paul Bresser Prijs