Hoe verder ik doorlas in deze roman, hoe meer het me duidelijk werd dat Tomas Lieske alle ingrediënten van het onbekommerde avonturenboek in een grote, dampende kookpan mikte, die daarna voorzag van de nodige opwekkende kruiden en vervolgens onder het prevelen van allang vergeten, maar doeltreffende toverspreuken aan de slag ging.

We hebben hier een treffend voorbeeld van de potboiler in handen. Een roman die zich in allerlei landen afspeelt, die bol staat van de verrassende ontwikkelingen, waarin de identiteit van de helden niet vaststaat, waarin zij zich uit de meest benarde omstandigheden moeten zien te redden, waarin de held en de heldin elkaar hartstochtelijk beminnen en waarin familierelaties uiteindelijk alle ontwikkelingen sturen. Een roman dus ook met seks, geweld en bedrog en waarin iedereen een geheim met zich meedraagt, en dat allemaal tegen de achtergrond van het Europa van vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog.

Gran Café Boulevard is een eigentijdse variant van dit type avonturenroman die je verder niet snel in de huidige Nederlandse literatuur zult tegenkomen. Lieske beheerst het genre goed en hij laat merken dat hij er grenzeloos van houdt. Hij laat ons eerst, alsof het geen moeite kost, via enkele treffende jeugdscènes kennis maken met de verschillende personages. Razendsnel neemt hij ons mee langs allerlei, als je het goed bekijkt tamelijk bizarre verwikkelingen en voordat we het weten geloven we alles ook nog.

Waarom zou de Zuid-Hollandse jongen Taco Albronda niet van Groninger afkomst zijn en zich later ontpoppen tot de meester oplichter Alexander Rothweill? In Parijs krijgt deze held een gedegen opleiding tot fotograaf en werkt hij zich langzamerhand de hogere kringen binnen in Spanje, waar hij vlak voor en in de Tweede Wereldoorlog onder andere aan de kost komt met de vervaardiging van valse paspoorten voor rijke vluchtelingen.

Toeval bestaat in deze Lieske-wereld niet, of in ieder geval is het geen probleem, en dus spreekt het bijna vanzelf dat hij kennis maakt met Pili Enguren, dochter van een tijdens het Franco-regime in Spanje omgebrachte familie. Ze is bij nonnen opgevoed en ook hiervan geeft Lieske een beeld waardoor je ervan overtuigd raakt dat hij er zelf bij is geweest. Geen beschouwingen, maar beelden en belevenissen, dat zijn de ingrediënten waarmee hij werkt. Beide helden vluchten uiteindelijk naar Nederland waar ze Taco’s broer Fedde opzoeken, die op het Zuid-Hollandse platteland een vleermuizenkolonie onderhoudt en daar…

Ik geloof dat ik moet ophouden alle verwikkelingen op een rijtje te zetten. Lieske tovert de vreemdste figuren uit zijn hoge hoed, deinst niet terug voor allerlei meer dan toevallige gebeurtenissen en neemt en passant ook nog even de ontwikkeling mee van het Zuid-Hollandse platteland tot wat het nu is. Zo hoort dat allemaal bij dit genre.

Misschien wordt het tegen het einde allemaal wat te veel in deze verregaand uit zijn voegen barstende roman. Een wonderbaarlijke redding of een verloren gewaande fotograafcollega minder had wel gekund. Maar dit doet niet af aan het geheel omdat Lieske zich nu eenmaal weinig aantrekt van het realisme van zijn verhaal, maar het vooral zoekt in pakkende en beeldende scènes. Het gaat hem er niet om ons een realistisch beeld voor te toveren van wat zich ooit in Spanje tijdens het Franco-bewind afspeelde, hij wil dat we er een beeld van krijgen dat langer bij ons blijft dan welke gedegen studie dan ook. Bij Lieske geen sociologisch gebabbel over de plattelands be volking van Zuid-Holland in de jaren twintig en dertig maar beelden en nog eens beelden. Opdat we eraan worden herinnerd.

Juist in details roept hij mensen uit het verleden bij ons op, zodat we tijdelijk de illusie mogen koesteren ook nu nog een kijkje in die tijd te mogen nemen. Uitvoerig beschrijft hij modes, parfums, schoenmerken, automerken uit het verleden. Zo staat hij bijvoorbeeld uitgebreid stil bij de kleding van oplichter Alexander Rothweill waarmee hij tegelijkertijd ook diens verregaande ijdelheid haarscherp in beeld brengt: «Zijn kasjmier of scheerwollen pakken (knopen van buffelhoorn) kocht hij al jaren bij Caraceni in Rome. Hij droeg zelfs in de zomer driedelig. Aan zijn dasspeld prijkte een glasparel. Zijn manchetknopen bevatten een blauwe topaas (baguette geslepen). Aan zijn vingers schitterde nooit een ring.»

Geen moeite is hem te veel ons te herinneren aan vergeten interieurs, vergeten Zuid-Hollandse landschappen of vergeten koopwaar van een rondtrekkende marskramer. «Glacé dameshandschoenen, zelfbinders, herenarmbandhorloges, wafeldoeken, standaardkousen, koffiesurrogaat, haring-in-tomatensaus, Riedel-prik, Castella-handzeep met een vrouwenkopje, Lodaline-flessen met stukjes legpuzzelplastic erin, Brillo. Erdal-schoensmeer, zeep van De Driehoekjes, Hunter — en North State- en Turmac 4-sigaretten.»

Het is geweldig om zulke opsommingen te mogen lezen. Tomas Lieske schreef niet alleen een voortdenderende, avontuurlijke geschiedenis over mensen die in het reine moeten zien te komen met hun voorgeschiedenis. Zijn boek kan ook dienst doen als een herinneringsmachine, die ons met fraaie beelden de illusie voortovert dat we alsnog deelgenoot kunnen zijn van het verleden.