Uit de tijd dat ik parlementair redacteur was voor de toenmalige Brabant Pers, herinner ik me nog hoe neerbuigend werd gedaan over Kamerleden die uit Brabant kwamen en in Den Haag dan ook nog eens opkwamen voor onderwerpen die in hun eigen kiesdistrict of provincie speelden. Stel je voor, een Brabants Kamerlid dat pleit voor het omleggen van de Zuid-Willemsvaart, zodat het autoverkeer minder last heeft van bruggen die open moeten om de vrachtschepen door te laten! Hoe provinciaals!
Geworteld zijn in de eigen regio en oog hebben voor de daar spelende problemen, groot of klein, werden in de jaren daarna steeds minder een vereiste voor een kandidaat-Kamerlid. Inmiddels zijn we ruim drie decennia verder en zitten we met een ‘democratisch’ probleem: veel kiezers kennen de politici in Den Haag niet, voelen zich door hen niet vertegenwoordigd, hebben geen binding met hen, herkennen zich niet in hen. Dat verzin ik niet zelf, het zijn de bewoordingen uit een brief van d66-minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer, een brief met daarin het standpunt van het kabinet over het advies van de staatscommissie parlementair stelsel.
Tja, heb ik aanvankelijk zin om te denken, dat krijg je als je in Den Haag neerbuigend doet over politici die wél herkenbaar willen zijn voor een regionale achterban. Dat is het resultaat als je het over Brabant, maar ook over Friesland of Zeeland, hebt als ‘de regio’. In het aardbevingsgebied in Groningen weten ze daar alles van. Alsof Den Haag en Amsterdam niet ook regio’s zijn. In die regio’s zullen ook vast kiezers wonen die zich niet herkennen in en zich vertegenwoordigd weten door Kamerleden.
Gelukkig is het probleem nu dus onderkend, mijmer ik verder. Minister Ollongren gaat proberen de band tussen kiezer en gekozene te vergroten door het huidige kiesstelsel aan te passen. Hoe ze dat precies wil gaan doen, is echter nog niet beslist, zo schrijft ze. En dan ontwaak ik uit die herinneringen aan de jaren tachtig. Want dat is opmerkelijk; in het lijvige rapport van de staatscommissie parlementair stelsel staat wel een specifieke voorkeur voor hoe het kiesstelsel te vernieuwen is. Dat het kabinet nu toch nog aarzelt, kan eigenlijk maar één oorzaak hebben: de coalitiepartijen zijn het onderling niet eens geworden.
Een van de opties die de minister toch nader wil onderzoeken is het Deense kiesstelsel. Vertaald naar Nederland zou dat betekenen dat een groot deel van het parlement, zeg honderd, bestaat uit leden afkomstig uit én gekozen in de regio’s waarin Nederland wordt verdeeld. Dat zijn leden van politieke partijen die allemaal op eigen kracht de kiesdrempel hebben gehaald. De overige vijftig Kamerzetels worden evenredig verdeeld over de partijen, waarbij het totaal aantal uitgebrachte stemmen op een partij het zetelaantal bepaalt.
Kiest het kabinet voor deze optie dan kan dat in het nadeel zijn van politieke partijen die minder geworteld zijn in – bepaalde – regio’s of die sowieso weinig persoonlijke binding hebben met kiezers. Politieke partijen die het vooral van hun lijsttrekker moeten hebben, kunnen het dan helemaal schudden. Het zal niet verbazen dat het cda, met zijn basis vooral buiten de Randstad, voorstander is van dit Deense model. Het cda zou er voordeel van hebben. Voormalig partijleider Sybrand van Haersma Buma pleitte er al voor.
Neerbuigend doen tegen een Gronings Kamerlid dat opkomt voor de inwoners van het aardbevingsgebied in zijn provincie, zal niemand in de Kamer gelukkig meer in zijn hoofd halen. Daar zijn de gevolgen van de aardbevingen te ernstig voor. Maar dat wil nog niet zeggen dat het herstellen van de binding met de kiezer louter en alleen langs regionale lijnen zou moeten lopen. Misschien voel ik wel binding met een specifieke kandidaat omdat ik me herken in haar opvattingen over de aanpak van het klimaatprobleem en woont zij helemaal niet in mijn regio waardoor ik niet op haar zou kunnen stemmen.
De staatscommissie adviseerde het kabinet een ander model, het kiesstelsel dat het Burgerforum in 2006 al voorstelde. De kiezer kan in dat stelsel met de ene stem die hij mag uitbrengen of op één bepaalde kandidaat van een kandidatenlijst stemmen of op een kandidatenlijst in zijn geheel. Jezelf herkennen in de kandidaat-van-keuze kán dan regionaal bepaald zijn, maar de regio is niet het enige bindmiddel.
Het Burgerforum was destijds ingesteld door Alexander Pechtold, toen d66-minister van Binnenlandse Zaken en later d66-leider. Het zal dan ook niet verbazen dat d66 meer baat zou hebben bij dit Burgerforum-voorstel. Pechtold vertrok eerder uit Den Haag dan Van Haersma Buma, maar beiden waren betrokken bij de totstandkoming van het huidige kabinet. Daarom, en uiteraard vanwege het advies van de staatscommissie, ligt dit voorstel – weer – op tafel. Destijds werd het kiesstelsel van het Burgerforum niet overgenomen. Dat oordeel werd in 2008 geveld door het kabinet-Balkenende IV. Let op: d66 zat toen niet meer in het kabinet, het cda wel.
Het laat in een notendop zien hoe de keuze voor een bepaald soort kiesstelsel een politieke partij in de kaart kan spelen of juist kan dwarsbomen. Achter mooie woorden over kiezers die zich moeten herkennen in een politicus, hoe noodzakelijk ook, speelt ook altijd een strijd om de macht. Heel herkenbaar.