Technische middelen, in het bijzonder de computer, zijn voor een dergelijke analyse onontbeerlijk. Ergo: de journalistiek (en deze niet alleen overigens) wint met technologische vooruitgang.
Lang geleden al weer bedacht Marshall McLuhan voor deze opvatting de wat verwarrende term ‘media-ecologie’. Hij bedoelde: techniek, in het bijzonder mediatechniek, bepaalt in verregaande mate de wijze waarop wij onszelf en onze omgeving zien. MacLuhan ging zelfs nog een stapje verder en betoogde dat wij niet de techniek uitvinden maar dat het vooral de techniek is die ons uitvindt. Om het te zeggen in de (simplificerende en behoorlijk dramatische) woorden die hij in 1969 tot een journalist van Playboy sprak: ‘Als de stammenmens door het fonetisch alfabet geraakt werd als door een bom, dan is de uitvinding van de boekdrukkunst als een atoombom van honderd megaton.’
Wat is het internet dan wel niet?
Alexander Pleijter houdt het rustig, schetst in zijn rede de invloed van technologische vernieuwingen als de telegraaf en betoogt dat de journalistiek vooral aan efficiëntie en snelheid gewonnen heeft. Zo geeft hij hoog op van computergestuurde journalistiek, nieuwsproductie zonder journalisten oftewel robots die berichten en verhalen schrijven. In de Verenigde Staten wordt er sinds enkele jaren mee geëxperimenteerd en je kunt er vergif op innemen dat het niet lang duurt tot dat ook hier gebeurt.
Opvallender voorlopig is dat het nieuws dankzij moderne technieken bovenal sneller is geworden. Iedereen weet het en Pleijter beklemtoont het, terecht. Nieuws is tegenwoordig nauwelijks nog nieuws: het is steeds meer live-verslaggeving. De lezer, kijker of luisteraar is erbij en de journalist doet weinig anders dan de camera laten lopen, de microfoon openzetten of de gesproken tekst in verkorte vorm (Twitter) overnemen. Een revolutie? Zeker. Maar is het journalistiek? En betekent het een stap vooruit?
Wat betreft die eerste vraag ben ik het met Pleijter eens dat de gebruikelijke omschrijving van journalistiek veel te eng is en dat het wijzer is journalistiek niet op inhoud maar op doelstelling te beoordelen. In dat geval zou je, een beetje slap, met The New York Times kunnen zeggen dat journalistiek alles is wat geschikt is om gedrukt te worden. Maar fraaier is de ook door Pleijter geciteerde omschrijving uit The Elements of Journalism: ‘Het doel van de journalistiek is mensen te voorzien van de informatie die ze nodig hebben voor vrijheid en zelfstandigheid.’ In dat geval is live-verslaggeving journalistiek, ja zelfs goede journalistiek als mensen menen dat ze dat is. Hetzelfde geldt voor verhalen over borstvergroting en voetbal, de weersverwachting of voor tools voor hypotheekberekening, beursbelegging, afvalschema’s. Alle geopenbaarde informatie die nuttig is, kan tot de journalistiek gerekend worden en aangezien technologische vernieuwingen zonder twijfel bijdragen aan de groei van eventueel nuttige informatie, aldus een simpele logica, bevorderen zij de journalistiek. Nadeel van zo’n brede omschrijving is wel dat het begrip hiermee welhaast inhoudsloos wordt. Alles is journalistiek, journalistiek is alles.
Vandaar die tweede vraag: is die journalistieke versnelling c.q. efficiëntie inhoudelijk en/of moreel een stap vooruit? Weten we daardoor meer? Begrijpen we meer? Worden we daardoor vrijere en zelfstandiger burgers?
Journalisten van het iets oudere stempel zullen deze vraag veelal met ‘nee’ beantwoorden. Zo verscheen ongeveer op hetzelfde moment dat Pleijter zijn verhaal hield in de Journalism Mass Communication Quarterly een artikel over de invloed van technologie op het werk van Israëlische journalisten. Het is gebaseerd op uitvoerig onderzoek gedurende een periode van meer dan tien jaar. Wat blijkt: nog altijd is de telefoon, een technologische vernieuwing uit 1876, het belangrijkste journalistieke instrument.
Maar je zou kunnen volhouden dat ook journalisten per definitie conservatief zijn, dat een nieuwe generatie het anders doet en dat wij, moderne burgers, ongetwijfeld met de stroom mee gaan. We weten inderdaad meer, veel meer dan ooit. En we horen het nieuws ook sneller, veel sneller. Verder is het zo – zie die recente uitzending van Tegenlicht – dat een analyse van grote hoeveelheden data tot inzichten kan leiden die tot op heden veelal verborgen bleven.
Maar het tegenovergestelde kan eveneens waar zijn: dat veel informatie al snel te veel wordt en in plaats van tot meer tot minder inzicht leidt. Eenmaal zo ver kun je haast niet anders dan erkennen dat een aloude waarheid nog altijd voorop staat: zonder een goed verhaal is informatie niets dan… informatie. Voor journalistiek heb je een Herodotus nodig.