
Ter ere van haar man, de schuinsmarcheerder kapitein Alving, wil zijn weduwe een tehuis voor ouderloze trollenkinderen bouwen, nabij de locatie waar Alving zijn syfilis als erfstuk naliet aan zijn enige legale spruit, Osvald. Die Osvald is de uit het mondaine Parijs overgekomen jonge kunstenaar, die seks wil met zijn als zodanig nog niet geïdentificeerde halfzus Regine. Het weeshuis vliegt onverzekerd in de fik. Osvald sterft.
Om kort te gaan: veel ellende in Henrik Ibsens Spoken uit 1881. Een stoofpot van melodrama en schooltoneel. Onder de noemer Crashtest Ibsen is dit de derde poging van de toneelfirma Moeremans & Sons tot een meta-theatrale herlezing van de oerstof: de personages beklagen zich bij hun verwekker over de psychosomatische afwijkingen waarmee ze 136 jaar geleden het oerwoud van de wereldliteratuur in zijn gestuurd. Eigenlijk willen ze niet meer. Maar ze moeten wel. Ze branden eeuwig in de hel van het toneelrepertoire. De eerste twintig minuten werkt dit concept nogal vermoeiend, gewild grappig, kermistoneel aan de rand van een postmodern ravijn.
De vorige twee afleveringen van Crashtest Ibsen gingen soepeler van start, omdat het oermateriaal (een milieuschandaal in Volksvijand en een prille echtelijke crisis in Nora) een langere houdbaarheidstijd bleek te hebben. Spoken is als (melo)drama een stuk taaier. Zeker wanneer de protagonisten hun niet geringe noodlot (verlatingsangst, seksuele handicaps, godsdienstfanatisme) ook nog eens luidop gaan bekreunen. Wanneer echter de grimmige ondertoon van groeiende gekte in Crashtest Ibsen: Ik zie spoken eenmaal is gevonden, komt iedereen los, spelers en spoken beginnen te vliegen en het maffe decor gaat zelfs werken – het ziet eruit alsof er een vliegende slijptol heeft huisgehouden in een bourgeoissalon. Het vuur is hier de alles vernietigende kracht: de geslachtsziekte natuurlijk, een aangestoken fik en de dominee met een brandend kruis in zijn broek. Het vuur is dus ook allegorisch aanwezig, in de persoon van een verleidelijke dame. Die op het moment suprême een evergreen aanheft, Baby baby, light my fire. Op papier lijkt zo’n ingreep een ernstig af te raden catastrofe, hier wordt het zowaar schaamteloze toneelpoëzie.
Het slot van deze versie van Spoken rebelleert tegen de eigen plot: de door syfilis gebroken zoon wordt geacht in de finale op te lossen als een door morfine aangedreven Osvald in the sky with diamonds. Immers, het arme joch sterft in de armen van zijn moeder, zo schrijft Ibsen voor, aan een overdosis. Hier moet hij blijven leven. Auteur/bewerker Joachim Robbrecht houdt hem aan de warme kant van de tijd. En laat het rustig aan Osvald-vertolker Matthijs IJgosse over om zich zijn tragisch einde niet zomaar te laten ontfutselen. Deze derhalve hectische apotheose ontlokt de protagonisten een regelmatig vanuit hun tenen aangeroepen Herre-gjüte, sowieso hét stopwoord van de avond. Op naar de volgende Crashtest. Waarin een vroege toneeltekst van Ibsen, Pilaren van de maatschappij (1877), over economie, politiek en menslievendheid, onder schot komt te liggen.
Crashtest Ibsen: Ik zie spoken is binnenkort te zien in Almere, Leiden, Utrecht (Theater Kikker, 22 t/m 24 maart). En in Toneelschuur Haarlem (24 en 25 mei); moeremansandsons.com