
‘De eerste Arabische drukletters zijn in 1513 door Italianen gemaakt. De boekdrukkunst was net uitgevonden. Het was de Verlichting, dus de bijbel werd in grote oplages gedrukt. Europese missionarissen hoopten met een Arabische vertaling moslims te bekeren. De digitale letters die we nu gebruiken zijn gebaseerd op het principe van de loden letter: een vorm met een afgemeten witruimte eromheen en een vaste afstand tot de erop volgende letter.
Maar Arabisch is beweeglijk. Veel letters veranderen van vorm, afhankelijk van de context in het woord. Er zijn aanééngesloten letters, en letters die, wooaah!, alle kanten op vliegen. Niet alles staat op een vaste basislijn en de hoogtes variëren. Om de westerse vooruitgang te kunnen bijbenen zijn Arabische letters telkens in een Europese mal gegoten en daardoor steeds meer gesimplificeerd.
Gedrukte tekst is overal om ons heen. In elk Arabisch land staan teksten in Latijnse en Arabische fonts dagelijks samen op een pagina. Zulke pagina’s zijn typografisch niet evenwichtig te krijgen, merkte ik toen ik in Beiroet mijn studie grafisch ontwerpen begon. Ik wilde geen verwesterde letters zien, maar authenticiteit. Ik zag het als mijn taak om het typisch Arabische schrift te vertalen in een hedendaagse computerletter.
Er is maar een handjevol letterontwerpers op de wereld en ik hoorde al snel over de Nederlandse ontwerper Thomas Milo. Die heeft in mijn geboortejaar 1984, met zijn bureau DecoType, baanbrekende technologie gemaakt voor Arabische tekst. Naast letters kunnen hierdoor ook de losse verbindingselementen worden aangestuurd. Ik zocht Milo en zijn compagnons Mirjam en Peter Somers op in Nederland en we werden een beetje familie. We bediscussieerden hun besturingssysteem en werkten soms samen. Ik ontdekte dat ik bij het Stimuleringsfonds een beurs kon aanvragen om te experimenteren met mijn alfabet. En ik mocht twee jaar in Nederland aan de slag. Fijn, omdat we thuis in Beiroet vooral bezig zijn met praktische zaken zoals veiligheid op straat en stroomuitval. Je vergeet er daardoor wel eens wat kunst is.
De beurs is op. Ik geef lezingen, typografieles en ik heb ontwerpopdrachten. Daardoor kan ik langer blijven, ik moet de vette en cursieve lettervarianten nog ontwerpen.
Ik ben geen traditionalist, maar je moet wel je geschiedenis kennen voordat je moderniseert. Van Perzië tot Pakistan tot Marokko, er zijn zóveel verschillende Arabische identiteiten. In de islamitische cultuur is taal, dus ook het schrift, immens belangrijk omdat God niet mag worden afgebeeld. Alle culturele energie is in dat schrijven gaan zitten. Mensen dachten telkens weer: hoe maken we de allermooiste letters die je maar kunt bedenken? En dat zie je. Deze letters zijn supergeladen met een eeuwenlange geschiedenis.
Er is nog niet veel typografisch onderzoek gedaan naar het schrift. Maar er zijn voorbeelden in overvloed waarin je de ontwikkelingen, variaties en veranderingen ziet. Op markten en in winkels en bibliotheken barst het van de oude boeken en geschriften. Ik heb hier de meest prachtige voorbeelden. Ik bestudeer veel kalligrafie. Hoe deden ze dit? Waarom namen ze de beslissing voor dat boogje? Hoe bereikten ze de harmonie tussen de witte en de zwarte vormen?
Ik programmeer én ontwerp. Ik hou ervan dat mijn brein esthetisch én technisch opereert. Beweging is een belangrijk element. In het Latijnse schrift hou je de pen vast in één hoek en je beweegt. Arabisch schrift heeft penrotatie. Het contrast dat daaruit volgt, en het feit dat er vanuit verschillende hoeken wordt geschreven, implementeer ik in mijn letterontwerp. Fragiele en sterke vormen, de repeterende beweging. Al die fenomenen neem ik mee en abstraheer ik.
Ik ben dankbaar dat ik in deze tijd leef. Dat ik kan reizen en een diverse wereld leer kennen. Dat computers geavanceerd zijn. Maar ook dat er in de Arabische wereld een ontwaken is van: wie zijn wij?’