
‘Mijn zoontje van negen heeft op zijn Montessorischool net een spreekbeurt gehouden over naastenliefde.’ pvda-Kamerlid Roos Vermeij vindt het een grappig toeval. Waaraan denkt haar kind bij naastenliefde? Ze begint te glimlachen: ‘Voor hem is het dat hij iedereen het fijne leven gunt dat hij zelf heeft.’
Dat was op de wandelgang in de Tweede Kamer toen Vermeij instemde met een gesprek over naastenliefde. Als dat gesprek daadwerkelijk plaatsvindt ligt er op haar tafel, en dat is geen toeval, een exemplaar van Straatnieuws met paus Franciscus op de cover. De paus als symbool van naastenliefde, de man die tijd uittrekt voor een gesprek met een Nederlandse dakloze. Gert-Jan Segers, zelf protestant, zal de paus later ook als voorbeeld stellen. ‘Zijn keuze voor eenvoud en oog hebben voor de armen onder ons resoneert in de samenleving. We zien dat dat goed leven is.’
Vermeij blijkt uit een katholiek nest te komen. Op sleeptouw genomen door haar vader heeft ze door heel Europa vele kerken van binnen gezien, maar ze is al lang niet kerkelijk meer. ‘Ik herken het begrip naastenliefde wel vanuit die katholieke achtergrond, maar ik vind het een algemeen begrip dat niet is voorbehouden aan gelovigen. Voor mij heeft naastenliefde heel erg met rechtvaardigheid te maken. Je wilt strijden tegen onrecht, of dat nu groot of klein is.’
vvd-Kamerlid Pieter Duisenberg hield in september in de Haagse Kloosterkerk op de avond voor Prinsjesdag, als daar wordt gebeden voor een nieuw parlementair jaar, een persoonlijk verhaal waarin naastenliefde een belangrijke rol vervulde. ‘Ik liep een keer met een goede vriendin, die inmiddels overleden is, op het strand. We waren alle twee actief in de buurtorganisatie. Ze vroeg aan mij: “Piet, wat wil je bereiken in de wereld?” Ik kwam met een of ander vaag antwoord, iets met duurzaamheid. Zij zei: “Wat denk je van goede dingen doen voor de mensen om je heen?” Ze had gelijk. Dat kan een rimpeling veroorzaken. Aan de wereldvrede lijk je niets te kunnen doen, dat is ver weg. Maar met naastenliefde kun je vandaag al beginnen. Daarmee komt ook die wereldvrede dichterbij. Zoals ik toen in de kerk zei: als God naast jou loopt, naast wie loop jij dan? Dat maakt de opdracht tot naastenliefde heel concreet.’
Een vvd’er die gelovig is, voor een buitenstaander is dat misschien opmerkelijk, maar Duisenberg is niet de enige in zijn fractie. Tijdens vergaderingen zal hij zijn geloof echter nooit te berde brengen. ‘Wij zijn tenslotte seculier, maar politiek en geloof zijn niet helemaal te scheiden. Het geloof zit in hoe je redeneert.’
Naastenliefde vindt Duisenberg een ‘vvd-principe bij uitstek’. ‘Wij vinden dat mensen verantwoordelijkheid voor zichzelf moeten nemen en moeten omzien naar een ander. Ik weet dat dit laatste ons niet wordt toegedicht, maar het is een van de uitgangspunten van onze partij en voor mij is het ook echt een drijfveer. Maar wel met de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid.’
Voor Gert-Jan Segers begint naastenliefde met eigenliefde. Gezonde eigenliefde, welteverstaan. ‘Je moet tevreden zijn met jezelf.’ Het leven is schraal en armoedig als naastenliefde er geen deel van uitmaakt. ‘Voor mij persoonlijk is het begrip sterk verbonden met het geloof, het luisteren naar Jezus. Maar ik zie in Nederland ook bij niet-gelovigen veel naastenliefde. Daarin zie ik de bevestiging dat wij mensen iemand worden in relatie tot de ander. Als je alleen aan jezelf denkt, gaat er iets in je kapot. Dat geven van naastenliefde moet je overigens wel in stilte doen, je moet het niet van de daken schreeuwen, anders dien je ook vooral jezelf.’
Segers woonde zeven jaar in Caïro, als zendeling. Daar zag hij dat het belangeloos liefhebben minder voorkomt dan hier. ‘Ik denk dat het evangelie met zijn liefhebben-om-niet zijn uitwerking heeft gehad in Europa. Hier wordt dat ook gedragen door de sociaal-democraten, zeker bij de eerste generatie kerkverlaters. Socialisme is een geseculariseerde vorm van naastenliefde.’
Dat belangeloos liefhebben was volgens Segers ooit de basis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Geld doneren voor een schooltje in Afrika, zonder dat je daar iets voor terugkreeg. ‘Maar ontwikkelingssamenwerking wordt steeds meer gefundeerd op eigenbelang. Ook nu in de vluchtelingencrisis zie je dat: we moeten aan ontwikkelingssamenwerking doen, omdat ze anders onze kant uit komen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik niet voor de combinatie met handel ben, voor het helpen opbouwen van een eigen economie in die landen. Zelf je broek kunnen ophouden zorgt voor eigenwaarde. Het is heel vernederend als je afhankelijk bent van naastenliefde. Ontvangen is moeilijker dan geven.’
De Nederlandse verzorgingsstaat ziet Segers eveneens als een uiting van naastenliefde. Maar wel als een gebureaucratiseerde vorm daarvan, waar in zijn ogen de oorspronkelijke geest van naastenliefde uit is verdwenen. ‘Dan zie je dat mensen het niet meer als geschenk ervaren dat we elkaar via de belastingen geven. Daardoor ontaardt het; mensen gaan frauderen met bijvoorbeeld de bijstand.’
Dat is geen pleidooi voor een terugkeer naar de bedeling van vroeger. ‘Ik wil ermee zeggen dat verzorging door de staat nooit een vervanging kan zijn van persoonlijk contact. Naastenliefde en verzorgingsstaat zijn in mijn ogen complementair.’ De actuele discussie over de participatiesamenleving en zorgen voor elkaar is volgens Segers begonnen toen de verzorgingsstaat ‘door zijn hoeven begon te zakken’, niet alleen vanwege de kosten, maar ook omdat de naastenliefde in die verzorgingsstaat naar de achtergrond was verdwenen.
Vermeij heeft dan al gezegd dat toen de koning het begrip participatiesamenleving in de mond nam dat verkeerd viel, omdat de context niet de goede was. ‘Aan het begin van deze regeerperiode kondigde dit kabinet van vvd en pvda grote bezuinigingen aan. Volgens de mensen zei het kabinet toen ook nog eens dat je het zorgen voor je naasten maar zelf moest gaan doen. Maar er is niks mis met de term participatiesamenleving. Mensen hebben echt meer behoefte aan grip op hun eigen leven. Als ik naar mijn eigen ouders kijk: die willen tot het eind van hun leven in hun eigen huis blijven wonen. Ze hoeven nu nog geen beroep te doen op ons, maar mijn vader vindt het een fijne gedachte dat hij op onze hulp kan rekenen als het nodig is.’
Maar hoe moet dat met mensen die geen eigen netwerk hebben? Volgens directeur Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau hebben vooral laagopgeleiden die steun zouden kunnen gebruiken geen netwerken waarop ze kunnen terugvallen.
‘Ik zag laatst een documentaire waarin een jongen 250 keer solliciteert naar een stageplek’, vertelt Vermeij. ‘Zonder stage kan hij zijn opleiding niet afmaken. Het is een jongen die met hosselen op straat meer kan verdienen dan met eerlijk werk. Een jongen ook zonder een netwerk dat hem op weg kan helpen in de buitenwereld. Als ik dat zie, dan vind ik dat wij als politiek iets moeten doen. Dan moeten we iets verzinnen, ook al kunnen we werkgevers niet dwingen stageplekken aan te bieden.’ Volgens Vermeij hebben politiek en onderwijs een taak ten aanzien van mensen die een netwerk ontberen.
Ook Duisenberg komt dan bij het onderwijs uit. ‘Om verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor jezelf en om te kunnen zien naar anderen is het belangrijk dat je het beste uit jezelf haalt. De politiek kan daaraan bijdragen door goed onderwijs na te streven. Bijvoorbeeld door kinderen niet te snel een schoolniveau te laten kiezen. Ook het aanleren van empathie vindt de vvd een taak van het onderwijs. Volgens mij heeft empathie een connectie met naastenliefde. Je kunt empathie aanleren door over nationaliteiten en culturen heen te kijken. Het onderwijs kan daaraan bijdragen door kinderen of studenten samen projecten te laten uitvoeren, door internationale uitwisseling, door debatwedstrijden. Daar leer je van hoe anders anderen tegen de wereld aan kunnen kijken.’
Op de vraag of er ook grenzen zijn aan naastenliefde zegt Duisenberg met een lach: ‘Dat vind ik een echte Gert-Jan Segers-vraag.’ Die begint zijn antwoord met zijn ervaringen in Caïro. ‘De armoede is daar zo groot dat ik mijn hele salaris in het wilde weg zou hebben kunnen uitdelen aan de bedelaars. Dan had ik in ieder geval mijn schuldgevoel afgekocht. Mijn vrouw en ik hebben ervoor gekozen heel persoonsgericht en voor een specifiek doel maandelijks wat te geven. Dat geeft enige rust. Wat je ervan leert, is dat barmhartigheid begrensd is. Naastenliefde die jou uitput, is niet bestendig. Dan ben je er gauw klaar mee.’
Segers trekt die opvatting door naar het huidige migrantenvraagstuk. ‘Ja, die grens aan naastenliefde geldt ook voor een land. Ook een land moet voor zichzelf kunnen blijven zorgen, wil de naastenliefde bestendig zijn. Nu zeggen: gooi alle grenzen voor iedereen maar open, dan is onze barmhartigheid snel voorbij.’ Wel vindt hij dat je jezelf dan moet blijven bevragen. ‘Trek je de grens uit eigenbelang of met het oog op de lange termijn? Ik denk dat onder degenen die kritisch staan tegenover de komst van de asielzoekers er velen zijn die zich echt bezorgd afvragen: is dit vol te houden?’
Ook Duisenberg denkt dat velen in Nederland bereid zijn ‘in te schikken’. Hij ziet een grens daar waar de komst van vluchtelingen en migranten botst met de rechtvaardigheid ten opzichte van hen die al in Nederland wonen. ‘Denk aan de wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Ik denk dat aan naastenliefde randvoorwaarden zitten. Als je haar te ver doorvoert, kan het onrechtvaardig worden tegenover derden.’
Vermeij vertelt dat ze onlangs in Den Haag langs het voormalige ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reed. In dat gebouw worden nu vluchtelingen opgevangen. Ze zag door verlichte ramen mensen naar buiten hangen. ‘Ik vroeg me bezorgd af of ze wel gordijnen hadden, of ze zo wel zouden kunnen slapen.’ Ze vond het zelf een wat bizarre gedachte, maar volgens haar zijn er veel Nederlanders die op dit soort kleinschalig niveau meeleven met de vluchtelingen. Die naastenliefde hoeft volgens haar niet te betekenen dat je ook mensen in je eigen huis opneemt. ‘Ik heb mezelf die vraag gesteld. Maar ik weet niet of dat verstandig is. Bovendien wordt het zo’n statement als een politicus dat doet.’
De rol van de politiek in het vluchtelingendebat is volgens haar om uit te dragen dat een samenleving heel veel aankan. En dat de komst van buitenlanders ook kansen biedt. ‘Maar het begint wel met begrip voor de angsten en onzekerheden van veel mensen die hier al zijn. Vooral aan de onderkant van de samenleving is er veel bestaansonzekerheid. Ik heb me kunnen emanciperen, maar het is voor een nieuwe generatie echt moeilijker geworden om hogerop te komen. Het zou mij een lief ding waard zijn als dat ook die generatie gegeven is.’ Daarnaar streven is volgens haar een vorm van naastenliefde.