
Zuid-Afrika anno 1993, een jaar voor de eerste democratische verkiezingen: beangstigend gewelddadig, zelfs naar Zuid-Afrikaanse maatstaven. We hebben in april de moord op communistenleider Chris Hani meegemaakt, doodgeschoten door een Poolse immigrant die op die manier hoopte een burgeroorlog te ontketenen. Hij lijkt daarin te slagen. In de oostelijke provincie KwaZulu-Natal is de strijd tussen het anc van Nelson Mandela en de Zulu-nationalisten van de Inkatha Freedom Party (ifp) verhevigd. Volgens hardnekkige berichten wordt de ifp gesteund door onderdelen van de witte veiligheidsdiensten, de schimmige ‘derde macht’. Het geweld heeft zich inmiddels ook uitgebreid naar de zwarte wijken rond Johannesburg, waar vrijwel dagelijks slachtoffers vallen. In de grote townships maken de zogenoemde comtsotsi’s de dienst uit, jonge gewapende mannen voor wie het onderscheid tussen activist (comrade) en crimineel (tsotsi) flinterdun is.
Intussen maken extremistische witten zich op voor de gewapende strijd voor een Afrikaner thuisland. De zwarte bevrijdingspartijen laten zich evenmin onbetuigd. Er zijn aanslagen gepleegd waarbij onschuldige slachtoffers vielen; vermeende verraders kregen een met benzine gevulde autoband om de nek en werden in brand gestoken; anc’ers vermoordden ifp-sympathisanten en omgekeerd. En in de anc-trainingskampen in Tanzania en Angola vonden ernstige mensenrechtenschendingen plaats. Dit alles tegen een achtergrond van ruim veertig jaar apartheid, die gepaard ging met moord, marteling en verdwijningen.
Dit is, heel summier, de context waarin op 27 april 1994 de verkiezingen zullen plaatsvinden. Verkiezingen die het anc als ‘bevrijdingspartij’ ongetwijfeld gaat winnen. Maar omdat de decennialange strijd die hieraan vooraf is gegaan onbeslist eindigde zijn compromissen onvermijdelijk. Een belangrijke vraag: hoe ga je om met het verleden? Wie moet worden gestraft en wie komt in aanmerking voor amnestie? Hoe voorkom je een heksenjacht, en hoe vermijd je wraak en rassenhaat? Bestaat er zoiets als collectieve schuld? Hoe ga je om met de generaals, de politici, de guerrillastrijders, de huurmoordenaars die betogen dat ze hun misdrijven uit politieke overtuiging pleegden? Wat geldt in zo’n situatie überhaupt als een misdrijf?
De Zuid-Afrikaanse onderhandelaars die sinds 1991 werken aan een overgangsregeling komen met een oplossing: een waarheidscommissie. Middels een clausule in de interim-grondwet van 1993 wordt vastgelegd dat er in het kader van ‘verzoening en wederopbouw’ een amnestieregeling zal komen voor hen die politieke misdrijven hebben gepleegd. Dit is vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat het Afrikaner establishment, dat de politiek, het leger, de politiemacht en de geheime dienst beheerst, zal instemmen met een vreedzame machtsoverdracht en verkiezingen. ‘Het was een manier om te zeggen: jullie hoeven niet bang te zijn voor de verkiezingen en wat er daarna komt, want we gaan jullie niet vervolgen’, zegt Antjie Krog, auteur van het bekroonde en verfilmde boek Country of My Skull uit 1998, waarin ze het moeizame, slopende en uiteindelijk utopische pad naar waarheid en verzoening beschrijft.
Het begon hoopvol. Niet lang na de inhuldiging in mei 1994 van Nelson Mandela als eerste zwarte president van Zuid-Afrika werd de Truth and Reconciliation Commission (trc) opgezet, de beoogde waarheidscommissie die ging kijken naar politieke misdaden die in Zuid-Afrika waren gepleegd tussen 1960, toen bij Sharpeville zwarte demonstranten werden afgeslacht, en de verkiezingen van 27 april 1994. Het idee was om openbare hoorzittingen te houden, waarbij zowel slachtoffers als daders hun verhaal mochten vertellen. Idealiter konden de slachtoffers rekenen op een vorm van herstelbetalingen. De daders hadden op hun beurt – mits zij, voorzover kon worden nagegaan, de volle waarheid spraken – een behoorlijke kans op amnestie. Er werden zeventien commissarissen aangewezen, met aartsbisschop Desmond Tutu als voorzitter. Er kwamen drie comités. Een voor mensenrechtenschendingen, een voor slachtoffers, schadeloosstelling en herstel, en een voor amnestieaanvragen.
De eerste hoorzittingen vonden plaats in april 1996 in de Oostkaap-provincie. Vrijwel meteen werd duidelijk dat het hier om meer ging dan een tactische zet om de Nationale Partij en haar Afrikaner achterban gerust te stellen. Desmond Tutu en zijn team mikten veel hoger. Zij hoopten dat de Waarheidscommissie zou uitgroeien tot een instrument voor een nieuwe moraliteit in een zwaar gehavend land, met berouw en vergiffenis als centrale begrippen. Zij hoopten dat het ongekende spektakel van slachtoffers en daders, van pijn en spijt, de basis zou leggen voor een non-raciale maatschappij, die Tutu ‘regenboognatie’ had gedoopt.
Het klonk ongehoord idealistisch, maar nadat ene Nomonde Calata in die eerste week voor de commissie in de Oostkaap was verschenen leek het inderdaad alsof er iets bijzonders op til was. Nomonde was de echtgenote van de activist Fort Calata, die op 27 juni 1985 op gruwelijke wijze door apartheidsagenten was vermoord. Tijdens haar getuigenis slaakte de vrouw een kreet die uit het diepst van haar ziel leek te komen, een kreet waarin decennia van onmacht, wanhoop, droefenis en woede lagen opgesloten. Tutu noemde die kreet ‘het bepalende geluid van de trc’.
Zuid-Afrika zat daarna aan de televisie en radio gekluisterd. Ook daders kwamen aan het woord. Bijvoorbeeld de gevreesde politieman Jeffrey Benzien, die er prat op ging dat hij iedere arrestant binnen vijftien minuten aan het praten kreeg. Hoe? Hij deed het voor. Voor een volle zaal ging hij boven op de rug van een zwarte ‘arrestant’ zitten om daarna een blauwe plastic zak over diens hoofd te trekken om een bekentenis af te dwingen. Anderen vertelden toonloos hoe zij als politieagenten altijd te horen kregen dat zij ‘terroristen’ en ‘communisten’ bestreden. En nu heetten die ineens ‘vrijheidsstrijders’, terwijl zij zelf, zij die gewoon hun vaderlandse plicht dachten te vervullen, plotseling ‘criminelen’ waren die om vergiffenis moesten smeken. Nieuwe identiteiten werden geboren. De trc leek slachtoffers en daders dichter bij elkaar te brengen. Het waren emotionele, louterende confrontaties. ‘Alles, mijn hersenen, mijn denken, alles is erdoor veranderd. Pas later begrijp je hoe ontzettend krachtig datgene was waarmee je werd geconfronteerd’, zegt Krog terugblikkend.
Hoe leg je die verandering uit? Het had te maken met een nieuwe taal en een andere filosofie, een land dat in een andere gedaante oprees uit een stinkend moeras. De getuigenissen leken door de stugge bovenlaag van wit onbegrip, onwil en arrogantie te boren, die zich in de loop der eeuwen in Zuid-Afrika had gevormd; de gedachte dat Europa in alle opzichten superieur was aan Afrika en dat je je daarom niet in de zwarte Afrikaan hoefde te verdiepen en niet naar ze hoefde te luisteren. En toen kwam die kreet van Nomonde, de kreet van de township, de kreet van de onbekende, die zei: hier ben ik, een mens. Nu werd er voor het eerst geluisterd.
‘Samen met Nelson Mandela werd de Waarheidscommissie de stem van rechtvaardigheid’, zegt Krog. ‘En dat ging gepaard met een toon en vocabulaire in het publieke domein waaraan wij niet gewend waren.’ Ze pakt haar boek erbij en bladert, op zoek naar haar favoriete citaat. Ze vindt het op pagina 109 in het hoofdstuk Reconciliation: The Lesser of Two Evils. Krog voert daar Cynthia Ngewu op, moeder van een jonge man die Christopher Piet heet en die zich samen met wat kameraden in Kaapstad heeft aangesloten bij de gewapende vleugel van het anc. Ze worden door infiltranten verlinkt en in 1986 door de politie doodgeschoten. Christopher Piet wordt met twaalf kogels in zijn hoofd gevonden. Krog wijst op het citaat van Piets moeder, tijdens een hoorzitting van de trc: ‘Dit ding dat verzoening wordt genoemd… als ik het goed begrijp… als het betekent dat de dader, de man die Christopher Piet heeft doodgeschoten, als het betekent dat die weer mens wordt, deze man, zodat ik, en wij allemaal, onze menselijkheid terugkrijgen… dan stem ik in, dan steun ik het.’
Dat citaat, zegt Krog, vormt de essentie van een Afrikaanse filosofie, waarin het mens-zijn centraal staat en niet, zoals bij ons westerlingen, het individualisme. ‘Het idee was: laat de schuldigen, als ze inzien dat ze iets slechts hebben gedaan, zeggen dat ze spijt hebben. Dan kunnen wij hen vergeven, en dan zullen zij dankbaar zijn en zullen ze veranderen, en dan bouwen we gezamenlijk een nieuw land op.’
Alleen, dat gebeurde niet. Waarom niet? ‘Omdat witte mensen zo niet denken’, zegt Krog.
Antjie Krog haalt haar eigen mensen erbij, de Afrikaners met hun Nederlandse, Duitse en Franse wortels. De ziel van de Afrikaners, zegt ze, is gesmeed tijdens de Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) toen hun commando’s een Engelse militaire overmacht bestreden. De Engelsen hadden grote moeite met hun tegenstander en gebruikten uiteindelijk tactieken als verschroeide aarde en concentratiekampen om die Afrikaners, die Boeren, eronder te krijgen. De strijd liet diepe wonden achter in de Afrikaner ziel. ‘Ze vielen in die oorlog terug op kleine, mobiele eenheden. De voornaamste principes waren: wendbaar zijn en overleven.’
Dat zou de levensfilosofie blijven: wendbaar zijn en overleven. Dus toen het anc in 1994 aan de macht kwam en de Waarheidscommissie werd ingesteld viel het gros van de Afrikaners na aanvankelijke goede wil al weer snel terug op die oude, beproefde mechanismen van wendbaarheid en overlevingskunst. ‘En hoe gaan ze overleven’, vraagt Krog retorisch. ‘Door schuld te bekennen? Door te geven?’
Nee dus. Iedereen behield wat hij had. En het Afrikaner establishment, de generaals, de politiecommissarissen, de politici, de mannen van de inlichtingendienst, hielden zich vooral van de domme. Als ze wat zeiden, dan was het dat de Waarheidscommissie was ontaard in een heksenjacht, vooral bedoeld om de Afrikaner als boeman af te schilderen en hem zijn bezit af te nemen waar hij zo hard voor had gewerkt. In zijn autobiografie uit 1998, The Last Trek: A New Beginning, schrijft ex-president F.W. de Klerk: ‘Veel witten, met name Afrikaners, voelden schaamte en verwarring over wat ze zagen. Het feit dat alles (op radio en tv) werd uitgezonden creëerde een ongezond zelfbeeld bij veel witten, vooral de Afrikaners. Onder veel zwarten leidde het, vermoed ik, tot woede en riep het wraakgevoelens op. Niet echt de emoties die bijdragen tot nationale verzoening.’
Maar ook de ‘bevrijders’ waren uiteindelijk niet blij met de Waarheidscommissie. Thabo Mbeki, die Mandela in 1999 opvolgde als president, probeerde als leider van het anc de publicatie van het vijfdelige eindrapport te verhinderen omdat hij meende dat de misdaden die het anc in de trainingskampen in Angola en Tanzania had gepleegd op één lijn werden gesteld met die van het apartheidsregime – iets wat de commissie ten stelligste ontkende.

Het afhaken van de Afrikaners en het tandengeknars van het anc betekenden dat de lovenswaardige idealen en aanbevelingen voor maatregelen die tot structurele veranderingen moesten leiden vooral ter kennisgeving werden aangenomen. De trc als wassen neus, als plek om af te reageren, als veilige ruimte, als schandpaal, meer niet. ‘De Waarheidscommissie had uitdrukkelijk gewaarschuwd dat zonder economische rechtvaardigheid het hele idee van verzoening snel zou verdorren. Ondanks de steun van Mandela volgde de meerderheid van het kabinet Mbeki’s lijn, en daardoor kregen de aanbevelingen die de commissie maakte niet de prioriteit die ze verdienden’, schrijft de vicevoorzitter van de Waarheidscommissie Alex Boraine in zijn boek What’s Gone Wrong? On the Brink of a Failed State uit 2014.
Krog is eenzelfde mening toegedaan. Zij ziet de gebrekkige compensatie voor de slachtoffers (sommigen kregen uiteindelijk een geldbedrag van een paar duizend euro) als een aanfluiting en een gemiste kans om iets aan de gigantische ongelijkheid te doen. ‘1998 was het juiste moment daarvoor, want wit was kwetsbaar’, zegt ze. ‘Maar Mbeki zette alles weer op z’n kop door terug te vallen op rassenpolitiek. Hij had het over een “zwarte Afrikaanse renaissance” waarbij geen witten nodig waren.’ Zo keerde Zuid-Afrika onder Mbeki’s presidentschap terug naar de oude, bekende verhoudingen, waarin raciale tegenstellingen een hoofdrol speelden en de sociale en economische ongelijkheid verder konden groeien. Inmiddels zit ruim 37 procent van de beroepsbevolking zonder werk.
Toen de Waarheidscommissie na twee jaar haar hoorzittingen stopzette was het aanvankelijke enthousiasme aanmerkelijk bekoeld. Waarheid? Compensatie? Amnestie? Er was heel veel blijven liggen. Zo waren 849 van de 7115 amnestieverzoeken goedgekeurd. Maar van strafrechtelijke opvolging van de afgewezen zaken was nauwelijks sprake, wat impliceert dat er nog veel moordenaars en folteraars vrij rondlopen.
Ook het begrip waarheid bleek relatief. Dat ondervond bijvoorbeeld de 48-jarige schrijfster en columniste Palesa Morudu. Zij was zestien toen haar drie jaar oudere broer Moss in 1986 verdween. Moss had zich aangesloten bij MK, de gewapende vleugel van het anc. In eerste instantie dacht de familie dat hij voor guerrillatraining de grens over was gesmokkeld en daarom niets meer van zich liet horen. Maar toen de strijders na een akkoord tussen de Nationale Partij en het anc uit den vreemde terugkwamen zat Moss daar niet bij.
Uiteindelijk verschenen er drie zwarte politiemannen voor de Waarheidscommissie die opbiechtten dat zij Moss hadden opgepakt en hem hadden overgedragen aan de Special Branch in Pretoria. Nee, aan wie precies konden ze zich echt niet meer herinneren. Het drietal kreeg amnestie en de familie Morudu mocht verder tobben over de vele onopgeloste vragen en een onvolledige waarheid. ‘De Waarheidscommissie deed gebrekkig speurwerk. Wij waren onbeduidende mensen. Er waren heel veel onbeduidende mensen net als wij, en ik denk dat hun gevallen niet goed werden behandeld’, zegt Morudu.
Zij en haar moeder lieten het er niet bij zitten. Zij kregen hulp van de mensenrechtenadvocaat en vriend van Mandela George Bizos en van een ngo die verdwijningen onderzoekt. Uiteindelijk hoorden ze dat Moss door de drie politiemannen naar Vlakplaas was gebracht, een boerderij buiten Pretoria waar een doodseskader onder leiding van Eugene de Kock activisten uit de weg ruimde. Soms werden ze verbrand terwijl de moordenaars lachend genoten van bier en braaivleis. Met Moss bleek iets dergelijks gebeurd. Bij de ondervraging door de Special Branch was de jonge man dusdanig toegetakeld dat hij niet meer tot praten in staat was. Hij werd bij Vlakplaas afgeleverd, waarna hij aan een paal werd gebonden en opgeblazen.
Palesa Morudu zegt inmiddels te weten wie de vermoedelijke moordenaars van haar broer zijn. Ze hoopt dat het OM de zaak weer oppakt, zoals beloofd. ‘Toen we voor de Waarheidscommissie verschenen wilden we vooral weten wat er precies met Moss gebeurd was. Straf was voor ons toen secundair. We wilden verder. Het land ging verder en we hoopten de kwestie af te sluiten, zodat wij ook verder konden. Dat is het probleem met Zuid-Afrika: geen rechtvaardigheid, geen vooruitgang’, zegt ze.
Vergiffenis? Ze blijft een tijdje stil, denkt na, en zegt dan: ‘De zwaarte van de misdaad… en ze hebben je zo veel pijn bezorgd, en dan zeggen dat het hun spijt… Ik zou daar lang over na moeten denken…’ In een opiniestuk voor Daily Maverick schreef ze dat haar morele woede overigens niet zozeer de individuele ‘voetsoldaten’ betreft, als wel de mannen die tijdens apartheid aan de touwtjes trokken en die op een enkele na buiten schot zijn gebleven: de politici, de generaals, de bazen van de geheime dienst.
Twintig jaar zijn er inmiddels verstreken sinds de commissie haar rapport publiceerde. De oude garde die idealen van rechtvaardigheid en verzoening hoog in het vaandel had is uitgedund. Nelson Mandela is al weer vijf jaar dood. Desmond Tutu verblijft meer in het ziekenhuis dan erbuiten. En zijn adjunct Alex Boraine overleed eerder deze maand. Gedurende de negen jaar dat Mbeki’s opvolger Jacob Zuma president was (2009-2018) werden de laatste restjes nobele doelstellingen overboord gekieperd en viel het land ten prooi aan gigantische corruptie die samenging met economische stagnatie en staatsinkapseling door een Indiase zakenfamilie. In de woorden van Antjie Krog: ‘Het was geen stilstand. Nee, het land stortte in.’
‘We hebben negen jaar van compleet wanbestuur meegemaakt’, beaamt Morudu. ‘Als we die jaren niet hadden verspild, en de aanbevelingen van de trc hadden geïmplementeerd, dan zouden we nu in een heel andere fase verkeren. Dan zouden we niet zo teleurgesteld zijn in de trc. Je hebt nu een generatie die het afgelopen decennium volwassen is geworden en die naar de recente geschiedenis kijkt en zich afvraagt of het allemaal de moeite waard was.’
Dat brengt ons bij de verzoening, en alles wat daarmee samenhangt. Verzoening kent verschillende fasen, zegt Krog. De eerste was toen de gezworen vijanden elkaar begin jaren negentig boos de rug toekeerden. Maar ze herdefinieerden zichzelf, ze wilden weg van die oude etiketten van witte onderdrukker en zwarte onderdrukte. Dat werkte een tijdje, met name onder Mandela. Maar daarna kwam Mbeki met zijn zwarte nationalisme. De Afrikaner begon zich weer te vereenzelvigen met de traumatische Anglo-Boerenoorlog, zich lavend aan het idee dat ook hij slachtoffer is van een koloniale grootmacht. Met als gevolg dat de twee partijen zich weer van elkaar verwijderden.
En nu? Krog: ‘Ik denk dat we in de fase verkeren waarin we met een nieuwe definitie van onszelf moeten komen. Maar ik vrees dat die er als volgt uit zal zien. Aan de ene kant: dit is mijn bezit en dat laat ik niet meer los. Aan de andere kant: ik bezit niks, maar ik wil wel van alles hebben en het kan me niet schelen of ik daarvoor moet stelen of moorden.’ Wit en zwart.
Waarschijnlijk legden Tutu en de zijnen de lat veel te hoog. Een verscheurd en gehavend land weer vlottrekken is één ding, verzoening en een nieuwe moraliteit bewerkstelligen is iets heel anders. Er werd te veel van de slachtoffers verwacht, zegt de aan de Universiteit van Kaapstad verbonden filosoof David Benatar, die bekend staat als pessimist.
Als geestelijk leider kon Tutu het niet laten om de nadruk te leggen op onvoorwaardelijke vergiffenis, zegt Benatar. ‘Ik heb sterke opvattingen over wanneer vergeving op zijn plaats is en wanneer niet. En ik meen dat het pas op zijn plaats is als er sprake is van werkelijk berouw en van werkelijke schadeloosstelling. Ik denk niet dat je vooraf kunt vergeven, en dat de rest dan later wel komt. Hoe groter de misdaad, hoe groter de noodzaak dat de daders werkelijk berouw tonen en werkelijk goed doen, voordat je redelijkerwijs kunt verwachten dat het slachtoffer of de familie van het slachtoffer hen vergeeft. Ik geloof niet in een profylactische eenzijdige vergiffenis. Vooral niet als die ook nog eens verbonden is met amnestie. Want dan is de kans op vals berouw nog groter.’
Een ander probleem is de inflatie van het begrip waarheidscommissie en de machteloosheid en straffeloosheid die daaraan gerelateerd zijn. Zo kreeg Benatars eigen Universiteit van Kaapstad dit jaar een Institutional Reconciliation and Truth Commission die moest kijken naar de studentenprotesten van 2015 die gepaard gingen met grootschalige vernielingen, intimidatie en studenten die van de campus werden verbannen. De commissie is bedoeld om de verschillende partijen weer met elkaar te verzoenen en te kijken naar de sancties die de rellende studenten kregen opgelegd. Het laat geweld en wangedrag onbestraft, zeggen critici, die een dergelijke waarheidscommissie een vrijbrief voor bandeloosheid en intimidatie noemen.

Dit jaar maakte Zuid-Afrika tevens kennis met de zogenaamde ‘Zondo-commissie’, een variant op de waarheidscommissie, die hoorzittingen organiseert rond de staatsinkapseling die het land op de rand van de afgrond bracht. ‘Het zorgelijke van de waarheidscommissieformule is dat hoe vaker je hem gebruikt, hoe riskanter het wordt’, zegt Benatar. ‘Een dergelijk instrument moet alleen worden toegepast als de samenleving in transitie verkeert. Het hoofdargument om in dergelijke gevallen af te zien van vervolging is dat je een duidelijke breuk met het verleden nodig hebt om vooruit te komen en een werkbare maatschappij te creëren. Maar als je vervolgens keer op keer procedures gebruikt die zijn gebaseerd op zo’n waarheidscommissie, dan tast je het weefsel van de samenleving en van de rechtsstaat aan. We zijn nu een democratie en we moeten mensen ter verantwoording kunnen roepen en daarbij de reguliere maatstaf gebruiken. Staatsinkapseling is een ernstige misdaad en moet als zodanig worden behandeld. Als je het niet serieus aanpakt, zal het mensen er niet van weerhouden om het opnieuw te doen.’
Dat brengt ons bij het laatste punt: de hoop dat de Waarheidscommissie voor een nieuwe morele orde zou zorgen. Gegeven de angstwekkende criminaliteit, corruptie en de rassenkaart die politici steeds vaker spelen lijkt die hoop vervlogen. ‘Waarschijnlijk hadden we te hoge verwachtingen’, zegt Benatar. ‘Maar wat is een nieuwe moraliteit? Als je het ziet als een transitie van een onvrije staat naar een vrije democratie die mensenrechten respecteert kun je zeggen dat die nieuwe moraliteit er is gekomen. Imperfect, maar toch. Hoe lang dat zo zal blijven is een andere vraag. Dus als je morele transitie met grove streken zou schetsen, kun je stellen dat dat gebeurd is. Maar als je het hebt over hoogstaande, zeer principiële politieke leiders was het van meet af aan gedoemd te mislukken. Geen enkele samenleving heeft die. Dus ik zou de Waarheidscommissie daar niet aan af willen meten.’
Twintig jaar zijn verstreken sinds de laatste hoorzitting. Zo’n 21.000 mensen hebben een getuigenis afgelegd, van wie er tweeduizend in het openbaar zijn gehoord. Er zijn lijvige rapporten verschenen. ‘Waarheidscommissie’ heeft zich in het Zuid-Afrikaanse vocabulaire genesteld. Kunnen we al spreken over succes of falen? ‘Ken je die grap over de effecten van de Franse Revolutie?’ zegt Benatar. ‘Te vroeg om daar iets over te zeggen.’ Hij lacht. ‘Mensen hier hebben het vaak over onze vreedzame transitie, dat een bloedbad werd voorkomen. Mijn respons is dan: “Nog wel.” Maar ik sta nu eenmaal te boek als pessimist.’